ECLI:NL:RBMNE:2024:6181

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 oktober 2024
Publicatiedatum
11 november 2024
Zaaknummer
UTR 24/4194
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de aanvraag om Wajong-uitkering en de duurzaamheid van arbeidsvermogen

In deze zaak gaat het om de aanvraag van eiser voor een Wajong-uitkering, die is afgewezen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Eiser, die op 18-jarige leeftijd een aanvraag indiende, betwist de afwijzing en stelt dat het medisch onderzoek onvoldoende zorgvuldig is uitgevoerd. De rechtbank heeft de zaak op 11 september 2024 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde, vader en bewindvoerder, en de gemachtigde van het Uwv aanwezig was. De rechtbank oordeelt dat om in aanmerking te komen voor een Wajong-uitkering, moet worden vastgesteld dat eiser op zijn achttiende verjaardag duurzaam geen arbeidsvermogen heeft. De rechtbank concludeert dat, hoewel eiser op dat moment geen arbeidsvermogen had, dit niet duurzaam was. De verzekeringsartsen hebben vastgesteld dat er mogelijkheden zijn voor ontwikkeling van zijn arbeidsvermogen, wat betekent dat de afwijzing van de aanvraag door het Uwv terecht was. Eiser heeft onvoldoende bewijs geleverd dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was. De rechtbank wijst het verzoek om een onafhankelijke deskundige te benoemen af, omdat er geen twijfel is over de zorgvuldigheid van het onderzoek. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de beslissing van het Uwv om geen Wajong-uitkering toe te kennen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/4194

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 oktober 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. S. Maachi),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het Uwv
(gemachtigde: mr. S.N. Westmaas).

Inleiding

1. Deze zaak gaat over aanvraag om een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong).
1.1.
Eiser is op [geboortedag] 2023 18 jaar geworden. Hij heeft op 16 maart 2023 een Wajong-uitkering aangevraagd.
1.2.
Om deze aanvraag te beoordelen is verzekeringsgeneeskundig en arbeidsdeskundig onderzoek uitgevoerd. Met het besluit van 13 juli 2023 heeft het Uwv de aanvraag afgewezen.
1.3.
Tegen dit besluit heeft eiser bezwaar gemaakt. In die bezwaarprocedure is opnieuw verzekeringsgeneeskundig en arbeidsdeskundig onderzoek uitgevoerd. Op 21 maart 2024 heeft een hoorzitting plaatsgevonden. Na die hoorzitting heeft eiser, via zijn bewindvoerder, nog twee stukken aan de verzekeringsarts bezwaar en beroep gezonden. In de beslissing op bezwaar blijft het Uwv bij de afwijzing van de aanvraag om een Wajong-uitkering. Tegen die beslissing op bezwaar heeft eiser beroep ingesteld.
1.4.
Voor de zitting van de rechtbank heeft eiser nog een aanvullend stuk ingediend. Dit is een brief van de zorgcoördinator van de dagbesteding waar eiser werkt.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 11 september 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen eiser, vergezeld door zijn gemachtigde, zijn vader en zijn bewindvoerder. Verder was aanwezig de gemachtigde van het Uwv.

Hoe toetst de rechtbank?

2. Om in aanmerking te komen voor een Wajong-uitkering moet vast komen staan dat eiser op zijn achttiende verjaardag duurzaam geen arbeidsvermogen heeft. Van het ontbreken van arbeidsvermogen is sprake als eiser:
geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie; of
niet over basale werknemersvaardigheden beschikt; of
niet aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een periode van een uur; of
niet ten minste vier uur per dag belastbaar is, tenzij hij ten minste twee uur per dag belastbaar is en in staat is per uur ten minste een bedrag te verdienen dat gelijk is aan het minimumloon per uur. [1]
Deze criteria worden beoordeeld door een verzekeringsarts. De criteria onder a. en b. worden ook beoordeeld door een arbeidsdeskundige.
2.1.
Dat het ontbreken van arbeidsvermogen duurzaam moet zijn, betekent dat de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich niet kunnen ontwikkelen. [2] Hiervan is sprake als de betrokkenen geen enkel perspectief meer heeft op ontwikkeling en als herstel is uitgesloten. Het Uwv hoeft bij deze beoordeling niet te onderbouwen dat de betrokkene in de toekomst zal beschikken over arbeidsvermogen. Wel moet het Uwv aannemelijk maken dat er mogelijkheden zijn om zich zo te kunnen ontwikkelen dat niet uitgesloten is dat het arbeidsvermogen ontstaat. Het gaat dan om de mogelijkheden tot verbetering van de belastbaarheid, de verdere ontwikkeling en de toename van bekwaamheden. [3] Om de duurzaamheid goed te kunnen beoordelen is een stappenplan ontwikkeld dat de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen bij zo’n beoordeling moeten volgen.
2.2.
Het kan voorkomen dat een iemand op zijn achttiende verjaardag geen arbeidsvermogen heeft, maar dit niet duurzaam is. Als binnen vijf jaar nadat iemand achttien is geworden dezelfde medische oorzaak ertoe leidt dat deze persoon duurzaam geen arbeidsvermogen heeft, kan diegene alsnog een Wajong-uitkering krijgen. Dit wordt dan getoetst aan de hand van de zogenoemde Amber-beoordeling. [4]
2.3.
Ook kan het voorkomen dat iemand op zijn achttiende verjaardag geen arbeidsvermogen heeft, maar dit niet duurzaam is, en de situatie zo tien jaar blijft. Als diegene na tien jaar nog steeds geen arbeidsvermogen heeft, hoeft de duurzaamheid daarvan niet meer te worden beoordeeld en kan diegene alsnog een Wajong-uitkering krijgen. [5]
2.4.
In deze zaak gaat het om de beoordeling van de situatie op de achttiende verjaardag van eiser. De beoordelingen na vijf jaar of tien jaar zijn nog niet aan de orde. De rechtbank moet nu beoordelen of het Uwv de aanvraag terecht heeft afgewezen omdat het arbeidsvermogen wel ontbreekt, maar dit niet duurzaam is.

Geschil

2.5.
Eiser en het Uwv zijn het erover eens dat eiser geen arbeidsvermogen heeft. Maar eiser kan zich niet vinden in de conclusie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat nog niet is uitgesloten dat hij arbeidsvermogen kan ontwikkelen. Eiser meent dat het medisch onderzoek onvoldoende zorgvuldig is en verzoekt daarom de rechtbank onafhankelijk onderzoek te laten doen.

Wat vindt de rechtbank?

3. De rechtbank vindt dat eiser in deze zaak geen gelijk heeft. Dat betekent dat de rechtbank het eens is met de beslissing van het Uwv om aan eiser geen Wajong-uitkering toe te kennen. De rechtbank legt hieronder uit waarom zij dat vindt. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden.
De zorgvuldigheid van het onderzoek
4. Naar het oordeel van de rechtbank is er geen reden om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van het onderzoek van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De rechtbank neemt als uitgangspunt dat een verzekeringsarts in beginsel mag varen op het eigen medisch oordeel. [6] Vast staat dat de primaire verzekeringsarts informatie heeft opgevraagd en dat eiser in de bezwaarprocedure is uitgenodigd beschikbare informatie te delen. In het verslag van de hoorzitting is beschreven dat stukken waarnaar eiser verwijst mogelijk relevant zijn. Uit dat verslag blijkt dat is afgesproken dat de bewindvoerder van belanghebbende deze stukken aan het Uwv zal mailen. Zij heeft vervolgens na deze hoorzitting twee stukken aan het Uwv gemaild. Eiser en zijn bewindvoerder hadden er ook voor kunnen kiezen meer mogelijk relevante stukken aan het Uwv te zenden, maar hebben dit niet gedaan. De rechtbank vindt daarom dat eiser voldoende in de gelegenheid is gesteld alle relevante informatie te verstrekken aan het Uwv.
4.1.
Na de hoorzitting in bezwaar heeft eiser een evaluatieplan van de school en een diagnostisch onderzoek van de GZ-psycholoog aan het Uwv gezonden. In de beroepsprocedure heeft eiser een brief van de zorgcoördinator overgelegd. Dit zijn geen medische stukken met een beredeneerd ander oordeel dan dat van de verzekeringsarts. Er is daarom geen reden om te concluderen dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is.
De verzekeringsgeneeskundige beoordeling
5. Op de zitting heeft eiser gesteld dat het duurzaam ontbreken van arbeidsmogelijkheden moet worden beoordeeld aan de hand van de ontwikkeling – of het ontbreken daarvan – in de periode van tien jaar vóór de achttiende verjaardag. Dit is niet juist. Zoals hiervoor besproken, vindt de beoordeling plaats naar de datum van de achttiende verjaardag. In die beoordeling wordt ook informatie van vóór die datum betrokken. Daarnaast ontstaat ook recht op een Wajong uitkering als op de achttiende verjaardag het ontbreken van arbeidsmogelijkheden niet duurzaam is, maar dit wel daarna gedurende tien jaar voortduurt. De in de Wajong genoemde tien jaar heeft dus betrekking op de periode vanaf de achttiende verjaardag, niet op de periode vóór de verjaardag.
5.1.
Eiser stelt dat het Uwv onvoldoende heeft gemotiveerd waarom het ontbreken van arbeidsvermogen niet duurzaam is, omdat de onderbouwing te algemeen zou zijn, terwijl deze behoort te worden toegespitst op de situatie van eiser.
5.2.
Naar het oordeel van de rechtbank is het duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen wel voldoende gemotiveerd, met een bespreking van de specifieke omstandigheden van eiser. De verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen van het Uwv hebben dit in hun rapporten toegelicht. In het onderzoek voor het primaire besluit is vastgesteld dat eiser op het moment van beoordeling niet over basale werknemersvaardigheden beschikt, maar dat hij deze vaardigheden nog wel zou kunnen ontwikkelen. In het onderzoek voor de beslissing op bezwaar is hieraan toegevoegd dat eiser niet gedurende tenminste één uur aaneengesloten kan werken. Eiser is daarom ook niet in staat een taak uit te voeren. De verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen hebben bij hun motivering gebruik gemaakt van het stappenplan voor de beoordeling van de duurzaamheid. Daarbij zijn voor de verzekeringsartsen verschillende punten van belang. Allereerst het algemene gegeven dat de hersenen van een jongvolwassene zich nog ontwikkelen tot ongeveer het achtentwintigste levensjaar. Dit zal ook bij eiser het geval zijn. Vervolgens zijn de specifieke omstandigheden van eiser in de beoordeling besproken. Op basis van de beschikbare informatie hebben de verzekeringsartsen vastgesteld dat eiser groei doormaakt, nieuwe vaardigheden leert en zich zo ontwikkelt. In de brief van de zorgcoördinator is onder meer beschreven hoe eiser op de zorgboerderij nieuwe vaardigheden leert en zich ontwikkelt. In reactie op deze brief heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep opgemerkt dat ook de zorgcoördinator mogelijkheden ziet voor ontwikkeling. Dit bevestigt het oordeel van de verzekeringsarts dat de duurzaamheid ontbreekt. De beoordeling is met deze motivering toegespitst op de situatie van eiser en is daarmee voldoende gemotiveerd.
Geen benoeming van een onafhankelijke deskundige
6. Eiser heeft de rechtbank verzocht een onafhankelijke deskundige te benoemen. Daarvoor ziet de rechtbank echter geen aanleiding. Hierboven heeft de rechtbank geoordeeld dat het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep zorgvuldig is opgesteld en inzichtelijk is. Ook heeft eiser voldoende mogelijkheden gehad om bewijs voor zijn stellingen aan te dragen. De rechtbank heeft geoordeeld dat geen twijfel is gerezen over de juistheid van de beoordeling door de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Daarom is er voor de rechtbank ook geen aanleiding een onafhankelijke deskundige te benoemen. [7]
De arbeidsdeskundige beoordeling
7. Eiser stelt dat de beoordeling van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ook onvoldoende is gemotiveerd. Waarom dit het geval is, heeft eiser niet nader toegelicht.
7.1.
De beoordeling van de arbeidsdeskundige bouwt voort op de beoordeling van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Als de beoordeling van die verzekeringsarts de toets der kritiek niet kan doorstaan, geldt dit automatisch ook voor de daarop voortbouwende beoordeling van de arbeidsdeskundige. Hierboven heeft de rechtbank al geoordeeld geen twijfel te hebben over de juistheid van de beoordeling van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Met de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep beoordeeld of geconcludeerd moet worden dat eiser geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie of dat eiser niet over basale werknemersvaardigheden beschikt. De arbeidsdeskundige is tot de conclusie gekomen dat eiser inderdaad niet over basale werknemersvaardigheden beschikt en geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie. Daarbij heeft de arbeidsdeskundige ook geconcludeerd dat niet uitgesloten is dat eiser de werknemersvaardigheden nog ontwikkelt. Het ontbreken van het arbeidsvermogen is daarom niet duurzaam.
8. De beroepsgronden van eiser slagen niet.

Welke gevolgen heeft dit oordeel van de rechtbank?

9. De rechtbank vindt dat het besluit van het Uwv om aan eiser geen Wajong-uitkering te geven klopt. Op basis van de rapporten van zijn verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen heeft het Uwv voldoende onderbouwd dat eiser op zijn achttiende verjaardag geen arbeidsvermogen heeft, maar dat dit niet duurzaam is. Het Uwv heeft daarom terecht beslist dat eiser geen recht heeft op een Wajong-uitkering.
10. Dit betekent dat het beroep dat eiser bij de rechtbank heeft ingesteld ongegrond is. Eiser krijgt daarom zijn griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van de kosten die hij heeft gemaakt in verband met deze procedure bij de rechtbank.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. de Snoo, rechter, in aanwezigheid van mr. N. Khalloufi, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 24 oktober 2024.
De griffier is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Het indienen van een hogerberoepschrift kan hetzij digitaal via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl hetzij door verzending per post aan de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.Artikel 1a van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten.
2.Artikel 1a:1, vierde lid, van de Wajong.
3.Zie onder andere de uitspraak van de CRvB van 15 maart 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:508 en van 6 december 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:2324.
4.Artikel 1a:1, tweede lid, van de Wajong.
5.Artikel 1a:1, derde lid, van de Wajong.
6.Zie bijvoorbeeld Centrale Raad van Beroep 1 juli 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1581.
7.De rechtbank volgt voor deze beoordeling de stappen die de Centrale Raad van Beroep heeft ontleend aan het arrest Korošec. Zie Centrale Raad van Beroep 30 juni 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:2226 en Europees Hof voor de Rechten van de Mens 8 oktober 2015 ECLI:CE:ECHR:2015:1008JUD007721212, (Korošec).