ECLI:NL:RBMNE:2024:6177
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op ziekengeld na eerstejaarsziektewetbeoordeling
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 8 november 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die ziekengeld ontving op basis van de Ziektewet, en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Eiser, die eerder werkzaam was als productiemedewerker, had zich op 7 februari 2022 ziek gemeld en ontving sindsdien ziekengeld. Het Uwv besloot echter op 10 juli 2023 dat eiser geen recht meer had op ziekengeld, omdat hij in staat werd geacht meer dan 65% van zijn laatstverdiende loon te verdienen. Dit besluit was gebaseerd op de eerstejaarsziektewetbeoordeling (EZWB) die op 6 februari 2023 had plaatsgevonden.
Eiser maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het Uwv handhaafde zijn beslissing. Hierop heeft eiser beroep ingesteld bij de rechtbank. Tijdens de zitting op 26 augustus 2024 zijn de gemachtigden van beide partijen aanwezig geweest. De rechtbank heeft in haar beoordeling de medische en arbeidsdeskundige rapporten van het Uwv onder de loep genomen. Eiser betwistte de zorgvuldigheid van deze rapporten en stelde dat er onvoldoende rekening was gehouden met zijn medische situatie, waaronder de gevolgen van een geweldsincident.
De rechtbank oordeelde dat het Uwv terecht had geoordeeld dat eiser in staat was om meer dan 65% van zijn laatstverdiende loon te verdienen. De rechtbank concludeerde dat de rapporten van de verzekeringsartsen zorgvuldig waren opgesteld en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de medische beoordeling. Eiser had geen medisch rapport overgelegd dat zijn stellingen onderbouwde. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waardoor het besluit van het Uwv om de betaling van het ziekengeld te beëindigen in stand bleef. Eiser kreeg geen vergoeding van proceskosten en het griffierecht werd niet teruggegeven.