1.4.Omdat de werkneemster geen toestemming heeft gegeven om medische stukken aan eiseres toe te zenden, heeft de rechtbank medische stukken naar de door eiseres ingeschakelde gemachtigde gestuurd.Om te voorkomen dat medische gegevens via deze uitspraak alsnog bekend worden, zal de rechtbank de motivering van haar oordeel voor zover nodig en mogelijk beperken.
2. Partijen zijn het er over eens dat de werkneemster tot 21 mei 2021 geen re-integratie-inspanningen heeft verricht. Partijen verschillen van mening over de vraag of de bedrijfsarts vanaf december 2020 een juiste inschatting heeft gemaakt van de belastbaarheid van de werkneemster, en of er vanaf dat moment re-integratiemogelijkheden waren.
In het geval de bedrijfsarts van een onjuiste belastbaarheid is uitgegaan (als subsidiair standpunt zo begrijpt de rechtbank), vindt eiseres dat zij in redelijkheid op de adviezen van de bedrijfsarts mocht afgaan.
3. Voor werknemers die na twee jaar ziekte een aanvraag indienen voor een WIAuitkering wordt door het Uwv voorafgaand aan de beoordeling van het recht op uitkering eerst de zogenoemde Poortwachterstoetsuitgevoerd.
4. Artikel 25 van de Wet WIA gaat over de re-integratieverplichtingen van de werkgever. In het negende lid van deze bepaling is, kort samengevat, bepaald dat het Uwv het tijdvak waarover de werkgever het loon van de werknemer moet doorbetalen gedurende ten hoogste 52 weken verlengt, als de werkgever zonder deugdelijke grond onvoldoende reintegratie-inspanningen heeft verricht. Artikel 65 van de Wet WIA bepaalt dat het Uwv beoordeelt of de werkgever en de verzekerde in redelijkheid hebben kunnen komen tot de re-integratie-inspanningen die zijn verricht.
5. De uitgangspunten voor de beoordeling door het Uwv van de re-integratie-inspanningen die van de werknemer en de werkgever worden verwacht zijn neergelegd in de ‘Beleidsregels beoordelingskader poortwachter’ (de Beleidsregels). Verder hanteert het Uwv als vaste gedragslijn een werkwijzer voor arbeidsdeskundigen en verzekeringsartsen van het Uwv, de Werkwijzer Poortwachter. Bij de beoordeling van de inspanningen staat het bereikte resultaat voorop.
6. Als geen bevredigend resultaat is bereikt, zal overeenkomstig de Beleidsregels bij de beoordeling worden ingezoomd op datgene wat door de werkgever en de werknemer daadwerkelijk ondernomen is. Als het Uwv de inspanningen van de werkgever op basis van het beoordelingskader voldoende acht, wordt geen loonsanctie opgelegd. Van de werkgever en de werknemer worden geen re-integratie-inspanningen meer verlangd wanneer de werknemer geen mogelijkheden meer heeft tot het verrichten van arbeid in het eigen bedrijf of bij een andere werkgever. Het gaat bij de arbeidskundige aspecten van de re-integratieom het bezien van de mogelijkheden om weer aan het werk te gaan. De werkgever en de werknemer moeten bij de start van de re-integratie, vaak op grond van de probleemanalyse, nagaan welke (tijdelijke of blijvende) mogelijkheden er zijn of gecreëerd kunnen worden door aanpassing van de eigen functie of de eigen werkplek, de werkorganisatie en dergelijke of dat hervat kan worden in een andere passende functie binnen het eigen bedrijf. Ook moet worden nagegaan of een andere functie passend kan worden gemaakt. Als inschakeling in het eigen bedrijf niet of onvoldoende mogelijk is, moet worden gekeken naar mogelijkheden bij een andere werkgever.
Beoordeling van de beroepsgronden
7. Naar het oordeel van de rechtbank is het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
Heeft de bedrijfsarts de belastbaarheid van de werkneemster juist ingeschat?
8. Volgens eiseres heeft de bedrijfsarts de werkneemster uitstekend begeleid. Door de lichamelijke en geestelijke klachten van werkneemster heeft zij rust nodig. Haar belastbaarheid is sterk wisselend van dag tot dag en in de loop van de dag. Het onderzoek dat eiseres door Heliomare heeft laten uitvoeren toont aan dat de werkneemster sinds haar ziekmelding slechts marginaal belastbaar is geweest. Daardoor is de loonsanctie voor eiseres punitief. Er waren immers geen re-integratiemogelijkheden die gerepareerd konden worden.
9. De verzekeringsarts bezwaar en beroep vindt dat de bedrijfsarts een (te) afwachtende houding heeft aangenomen en het grootste deel van de wachttijd voor de WIA geen volledig juist beeld had van de aard en ernst van de medische problematiek en de daaruit voortvloeiende beperkingen van de werkneemster. Zo heeft de bedrijfsarts pas in maart 2020 een Functionele mogelijkheden lijst (FML) opgesteld. Hierin is opgenomen dat werkneemster zeer beperkte benutbare mogelijkheden heeft, zij kan gemiddeld ongeveer 2 uur per dag werken, opgeknipt in stukjes van maximaal 15 minuten, waarna een hersteltijd nodig is van minimaal een uur. Bij de beoordeling van de aanvraag IVA verkorte wachttijd heeft de verzekeringsarts in augustus 2020 al zijn twijfels geuit over de zeer beperkte belastbaarheid zoals opgesteld door de bedrijfsarts. Ook heeft de bedrijfsarts geen nader onderzoek ter onderbouwing van die belastbaarheid verricht. De eerste onderzoeken naar de psychische toestand van eiseres vinden pas in december 2020 plaats. Hieruit volgt een andere belastbaarheid van werkneemster. De bedrijfsarts ziet deze resultaten pas in maart 2021. In plaats van het vervolgens direct opstarten van de re-integratie heeft de bedrijfsarts gewacht op een volgende expertise. De re-integratie is dus pas na 17 mei 2021 opgestart. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is hiermee sprake van inadequate sociaal medische begeleiding door de bedrijfsarts en is in ieder geval vanaf 11 december 2020 sprake van een onjuist opgestelde belastbaarheid en een onterecht uitblijven van de inzet van re-integratie.
10. De rechtbank ziet geen reden om aan de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep te twijfelen en oordeelt dat het Uwv aannemelijk heeft gemaakt dat eiseres onvoldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht. De bedrijfsarts is te lang uitgegaan van een te beperkte belastbaarheid en heeft onvoldoende adequaat gehandeld naar aanleiding van de informatie waaruit bleek dat re-integratie mogelijk was. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat zelfs als de lagere belastbaarheid die Heliomare voorstaat zou zijn aangenomen, er tijdens de wachttijd mogelijkheden waren om re-integratie-activiteiten te ontplooien, terwijl dat niet is gebeurd. Er zijn tot aan mei 2021 in het geheel geen re-integratie-inspanningen verricht. De loonsanctie is dus terecht opgelegd. Volgens vaste rechtspraak is een loonsanctie een herstelsanctie. Aangezien er re-integratie mogelijkheden bestonden, is de rechtbank het niet met eiseres eens dat deze loonsanctie punitief is voor eiseres.
Mocht eiseres vertrouwen op de adviezen van de bedrijfsarts?
11. Eiseres voert vervolgens aan dat zij geen aanleiding had om aan de adviezen van de bedrijfsarts te twijfelen. Eiseres verwijst hierbij naar de uitspraak van 11 februari 2022 van de rechtbank Oost-Brabant,waarin de rechtbank, kort gezegd, heeft geoordeeld dat er ruimte behoort te zijn voor de situatie dat van de werkgeefster in redelijkheid niet kan worden gevergd het advies van de bedrijfsarts in twijfel te trekken. Volgens eiseres had het Uwv mee moeten wegen dat de bedrijfsarts de werkneemster, midden in de COVID-periode, moest begeleiden, met alle beperkingen die daaruit voorkwamen. Ook heeft het Uwv volgens eiseres niet deugdelijk gemotiveerd waarom zij niet op de adviezen van de bedrijfsarts mocht vertrouwen en waarom de re-integratie van de werkneemster anders zou zijn gelopen als de bedrijfsarts andere keuzes zou hebben gemaakt.
12. De rechtbank stelt voorop dat zij in de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant geen reden ziet om af te wijken van de vaste lijn van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) dat het mogelijk onjuist handelen van de bedrijfsarts voor rekening en risico van de werkgever komt. Daar komt bij dat de CRvB zelf ook geen aanleiding heeft gezien de ‘voor rekening en risico’-benadering bij loonsancties niet langer te volgen.Deze benadering is gebaseerd op het in de wetsgeschiedenis verwoorde uitgangspunt dat de werkgever verantwoordelijk is en blijft voor de re-integratie en dat dit eveneens verantwoordelijkheid impliceert voor de kwaliteit van de werkzaamheden van de door hem ingeschakelde deskundigen.
13. Op basis van de inhoud van het re-integratieverslag beoordeelt het Uwv of de werkgever in redelijkheid heeft kunnen komen tot de re-integratie-inspanningen die zijn verricht.De verzekeringsarts dient zich bij de toetsing van het re-integratieverslag achteraf een oordeel te vormen, waarbij de destijds aanwezige context in ogenschouw moet worden genomen. De bedrijfsarts dient daarbij een professionele marge te worden gegund. Gelet op het feit dat artikel 65 van de Wet WIA spreekt over het ‘in redelijkheid hebben kunnen komen tot de re-integratie-inspanningen die zijn verricht’ en mede gelet op wat daarover in de Beleidsregels en de Werkwijzer Poortwachter is vermeld, dient de verzekeringsarts van het Uwv te toetsen of de bedrijfsarts op basis van de op dat moment bekende feiten en omstandigheden in redelijkheid tot zijn sociaal medische handelwijze of zijn oordeel over de belastbaarheid van de werknemer heeft kunnen komen. Het enkele feit dat de verzekeringsarts - achteraf oordelend - in sociaal-medisch opzicht zelf anders zou hebben gehandeld of tot een afwijkende inschatting van de belastbaarheid komt, is in dit verband onvoldoende om te kunnen komen tot de conclusie dat de bedrijfsarts de hem toekomende professionele marge heeft overschreden en daarmee sprake is van een tekortkoming in het sociaal medisch handelen van de bedrijfsarts.
14. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep met de hierboven onder 9 weergegeven beoordeling afdoende heeft getoetst of de bedrijfsarts op basis van de op dat moment bekende feiten en omstandigheden in redelijkheid heeft kunnen komen tot haar sociaal medische handelwijze. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft daarbij blijk gegeven van een voldoende terughoudende toets ten opzichte van de bedrijfsarts. De rechtbank overweegt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet concludeert dat de sociaal-medische begeleiding inadequaat is geweest omdat hij het inhoudelijk oneens is met de bedrijfsarts, maar omdat hij de begeleiding van de bedrijfsarts te afwachtend en dus onzorgvuldig vindt. Eiseres had die afwachtende houding ook kunnen constateren, bijvoorbeeld nadat de verzekeringsarts van het Uwv in augustus 2020 zijn twijfels heeft geuit over de zeer beperkte belastbaarheid zoals opgesteld door de bedrijfsarts. De werkgever had dus niet mogen vertrouwen op de adviezen van de bedrijfsarts. Het onjuist handelen van de bedrijfsarts komt voor rekening en risico van eiseres.