ECLI:NL:RBMNE:2024:5757

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 oktober 2024
Publicatiedatum
8 oktober 2024
Zaaknummer
16.138892.24, 16.332009.23 en 16.334545.23 (gev. ttz) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis van de meervoudige kamer in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte wegens openlijke geweldpleging en overvallen

Op 8 oktober 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Lelystad, een vonnis gewezen in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2008, die wordt beschuldigd van openlijke geweldpleging en meerdere overvallen. De zaak betreft drie parketnummers: 16.138892.24, 16.332009.23 en 16.334545.23. De rechtbank heeft het vonnis uitgesproken na een onderzoek ter terechtzitting op 27 augustus 2024 en 8 oktober 2024, waarbij de verdachte aanwezig was, evenals zijn raadsman, mr. A.C. Vingerling, en de officier van justitie, mr. M.M. Rademaker.

De tenlastelegging omvat onder andere openlijke geweldpleging op 13 september 2023 tegen een slachtoffer op Station Almere Parkwijk, waarbij de verdachte samen met anderen geweld heeft gepleegd. Daarnaast wordt de verdachte verweten op 2 december 2023 een overval te hebben gepleegd op een snackbar, waarbij hij met geweld en bedreiging een geldbedrag heeft geëist. Ook wordt hem verweten op 13 december 2023 betrokken te zijn geweest bij een gewapende overval op een juwelier in De Bilt, waarbij sieraden zijn gestolen.

De rechtbank heeft de verdachte gedeeltelijk vrijgesproken van het schoppen tegen het hoofd van het slachtoffer, maar heeft de overige feiten bewezen verklaard. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte strafbaar is en heeft een jeugddetentie van 240 dagen opgelegd, waarvan 185 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is een taakstraf van 80 uren opgelegd. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoon van de verdachte, die eerder niet met justitie in aanraking is gekomen. De rechtbank heeft ook de vorderingen van benadeelde partijen behandeld en een schadevergoeding toegewezen voor immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16.138892.24, 16.332009.23 en 16.334545.23 (gev. ttz) (P)

Vonnis van de meervoudige kamer van 8 oktober 2024

in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 2008 te [geboorteplaats] (Verenigd Koninkrijk),/
wonende aan de [adres] , [postcode] te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [verdachte] of verdachte.

ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen met gesloten deuren van 27 augustus 2024 en 8 oktober 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M.M. Rademaker en van hetgeen [verdachte] en zijn raadsman, mr. A.C. Vingerling, advocaat te Utrecht, alsmede hetgeen mevrouw [slachtofferhulp] van Slachtofferhulp Nederland namens benadeelde partijen [aangever 1] , [aangever 2] , [aangever 3] en [aangever 4] naar voren hebben gebracht.

TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat [verdachte] :
Parketnummer 16.334545.23
Feit 1
primair: op 13 september 2023 op Station Almere Parkwijk in Almere openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] door hem bij de kraag te pakken en tegen de grond te gooien en meermalen tegen het lichaam en/of hoofd te schoppen/slaan;
subsidiair:tenlastegelegd als een poging zware mishandeling;
meer subsidiair: tenlastegelegd als mishandeling met voorbedachten rade;
Feit 2
op 13 september 2023 in Almere de bril van [slachtoffer] heeft vernield.
Parketnummer 16.138892.24
op 2 december 2023 in Almere, samen met een (of meer) ander(en), door geweld en/of bedreiging met geweld [aangever 4] heeft gedwongen tot afgifte van een geldbedrag dat aan die [aangever 4] en/of [horecagelegenheid] en/of een derde toebehoorde;
Parketnummer 16.332009.23
op 13 december 2023 in Bilthoven, samen met een (of meer) ander(en), sieraden van [aangever 1] heeft gestolen met geweld en/of bedreiging met geweld tegen een of meerdere medewerkers van [aangever 1] ;
De rechtbank nummert de bij de dagvaardingen met de parketnummers 16.334545.23, 16.138892.24 en 16.332009.23 tenlastegelegde feiten respectievelijk als feiten 1 en 2, feit 3 en feit 4.

VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van [verdachte] en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

WAARDERING VAN HET BEWIJS

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht het onder 1 primair, met uitzondering van het schoppen tegen het hoofd, en het onder 2, 3 en 4 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft ten aanzien van feit 1 primair aangevoerd dat dit feit kan worden bewezen, met uitzondering van het schoppen tegen het hoofd. De raadsman refereert zich ten aanzien van de feiten 2 en 3 aan het oordeel van de rechtbank. De raadsman heeft ten aanzien van feit 4 bepleit dat [verdachte] dient te worden vrijgesproken van het gedachtestreepje dat ziet op het tonen van het mes. Er was geen mes meegenomen naar de juwelier en het lag niet de lijn der verwachting dat een van de medeverdachten een mes zou pakken. [verdachte] heeft ook niet gezien dat zijn medeverdachte een mes vast had en kon zich dus hier niet van distantiëren. De raadsman verzoekt de rechtbank dan ook om [verdachte] hiervan vrij te spreken.

Het oordeel van de rechtbank

Partiële vrijspraak feit 1 primair

Onder feit 1 primair is onder andere aan [verdachte] tenlastegelegd dat hij [slachtoffer] tegen het hoofd heeft geschopt. De rechtbank zal [verdachte] van dit onderdeel vrijspreken nu hiervoor geen wettig en overtuigend bewijs is.

Bewezenverklaring feit 1 primair en feit 2

De feiten zijn door [verdachte] begaan. [verdachte] heeft de onder 1 primair en onder 2 tenlastegelegde feiten bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor deze feiten bepleit, met uitzondering van het schoppen tegen het hoofd zoals onder 1 primair ten laste is gelegd en waarvoor [verdachte] partieel wordt vrijgesproken. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen [1] :
  • de bekennende verklaring van [verdachte] ter terechtzitting van 27 augustus 2024;
  • de aangifte van [slachtoffer] .

Bewezenverklaring feit 3

Het feit is door [verdachte] begaan. [verdachte] heeft het onder 3 tenlastegelegde feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van [verdachte] ter terechtzitting van 27 augustus 2024;
  • de aangifte van [aangever 4] ;
- een proces-verbaal van bevindingen camerabeelden. [4]

Bewezenverklaring feit 4

Het feit is door [verdachte] begaan. [verdachte] heeft het onder 4 tenlastegelegde feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit, met uitzondering van het gedachtestreepje dat ziet op het zwaaien/houden van een mes in de richting van aangeefsters, waar de rechtbank hierna verder op in zal gaan. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van [verdachte] ter terechtzitting van 27 augustus 2024;
  • de aangifte van [aangever 2] ;
- de aangifte van [aangever 3] ; [6]
- een proces-verbaal van bevindingen camerabeelden. [7]
Bewijsoverweging feit 4
Op grond van bestendige jurisprudentie van de Hoge Raad dient het opzet van de [verdachte] als medepleger tevens gericht te zijn op het bewezenverklaarde, door de medeverdachte uitgevoerde, geweld of de bedreiging met geweld (vgl. HR 20 november 2012, ECLI:NL:HR:2012:BY0267; HR 4 november 2014, ECLI:NL:HR:2014:3099 en HR 14 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:951). De omstandigheid dat de [verdachte] niet op de hoogte was van de precieze gedragingen van zijn mededader(s), valt in beginsel niet buiten het opzet van [verdachte] (vgl. HR 10 april 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ5713). Het opzet van de [verdachte] kan bestaan in de zin van voorwaardelijk opzet, waarbij de [verdachte] in dezen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de diefstal zou kunnen worden voorafgegaan, vergezeld of gevolgd van geweld of bedreiging met geweld.
[verdachte] stelt dat hij niet heeft gezien dat zijn medeverdachte een mes tijdens de overval heeft gepakt en dat het gebruik van een mes ook niet voorzienbaar was. De rechtbank verwerpt dit verweer. Uit het dossier volgt dat [verdachte] met twee medeverdachten op klaarlichte dag helemaal in het zwart gekleed en met gezichtsbedekking de juwelier zijn binnen gegaan om de juwelier te overvallen, waarna één van de verdachten met een moker de vitrines begon in te slaan. Bij deze stand van zaken hebben [verdachte] en zijn medeverdachten rekening moeten houden met de mogelijkheid van verzet bij de medewerkers van de juwelier, waardoor (bedreiging met) geweld zoals het pakken van een daar al aanwezig mes door een medeverdachte wel degelijk voorzienbaar was. Deze omstandigheden tezamen maken naar het oordeel van de rechtbank dat [verdachte] bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de diefstal zou kunnen worden voorafgegaan en vergezeld van deze vorm van geweld of bedreiging met geweld. De rechtbank acht daarom ook dit deze handeling wettig en overtuigend bewezen ten aanzien van deze verdachte.

BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] :
Feit 1 primair
op 13 september 2023 te Almere openlijk, te weten, op het Station Almere Parkwijk, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [slachtoffer] door hem bij de kraag te pakken en tegen de grond te gooien en meermalen tegen het lichaam schoppen/trappen en te stompen/slaan;
Feit 2
Op 13 september 2023 te Almere opzettelijk en wederrechtelijk een bril, die geheel
aan [slachtoffer] toebehoorde, heeft vernield.
Feit 3
op 2 december 2023 te Almere tezamen en in vereniging met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld
[aangever 4] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van (ongeveer) 300 Euro, dat geheel aan [horecagelegenheid] en/of die [aangever 4] toebehoorde door
terwijl zij hun gelaat/hoofd hadden bedekt met een mondkapje en/of een capuchon
- met versnelde pas de snackbar in te lopen naar die [aangever 4] toe met een (op een)
vuurwapen (gelijkend voorwerp) in de hand en
- tegen die [aangever 4] te roepen dat het een overval was en dat zij, die [aangever 4] , geld moest pakken en (nadat die [aangever 4] geld uit de kassa in een rugtas had gedaan) dat zij, die [aangever 4] , meer geld moest pakken en te roepen om de kluis en
- die [aangever 4] naar de personeelsruimte achter de toonbank te dwingen;
Feit 4
op 13 december 2023 te De Bilt, tezamen en in vereniging met anderen, meerdere sieraden, die geheel of ten dele aan [aangever 3] en/of [aangever 2] en/of [aangever 1] , toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [aangever 3] en [aangever 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, door
- met bivakmutsen, in elk geval gezichtsbedekking, en handschoenen naar [aangever 1]
[aangever 1] te gaan en
- die [aangever 3] tegen het lichaam te duwen en richting het atelier te duwen en
- met een hamer tegen de glazen vitrines te slaan en
- de woorden toe te voegen: 'geld, geld' en 'steentjes, steentjes' en
- een mes in de richting van die [aangever 3] te zwaaien en/of te houden en/of te tonen en
- (vervolgens)(nogmaals) te vragen naar steentjes en
- met een mes tegen een glazen stolp te slaan en
- de uit de vitrine gehaalde sieraden in een tas te stoppen.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. [verdachte] is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 primair, 2, 3 en 4 meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. [verdachte] wordt hiervan vrijgesproken.

STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1 primair
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
Feit 2
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
Feiten 3 en 4:
telkens, diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld/bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van [verdachte] uitsluit. [verdachte] is dan ook strafbaar.

OPLEGGING VAN STRAF

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd [verdachte] ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot:
- een jeugddetentie van 120 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 65 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met daarbij door de Raad voor de Kinderbescherming en SAVE geadviseerde bijzondere voorwaarden;
- een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 200 uren.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft aangevoerd dat [verdachte] ten tijde van het plegen van de feiten slecht in zijn vel zat. Hij werd door anderen bedreigd en gepest. [verdachte] is erg geschrokken van zijn tijd in detentie. Hij heeft veel spijt van het leed van wat hij de slachtoffers en zijn ouders heeft aangedaan. [verdachte] wil hard aan zijn toekomst werken. Hij heeft inmiddels zijn diploma gehaald en is doorgestroomd naar het MBO. De raadsman verzoekt de rechtbank om aan [verdachte] een onvoorwaardelijk jeugddetentie op te leggen gelijk aan de tijd die [verdachte] al een voorarrest heeft gezeten. De raadsman verzoekt de rechtbank daarnaast om de door de officier van justitie gevorderde taakstraf te matigen en in de plaats daarvan een hogere voorwaardelijke jeugddetentie aan [verdachte] op te leggen.

Het oordeel van de rechtbank

De aard en de ernst van de feiten
[verdachte] heeft samen met een ander [horecagelegenheid] in Almere overvallen, waarbij [verdachte] met een tas naar binnenliep en de medeverdachte met een vuurwapen de eigenaresse dwong om het geld van de kassa in de tas te doen. De achtjarige dochter van de eigenaresse was hier getuige van. Enige tijd later heeft [verdachte] zich wederom, samen met anderen, schuldig gemaakt aan de zorgvuldig geplande overval op een juwelier. [verdachte] is samen met twee medeverdachten naar binnengegaan, waarbij een medeverdachte een moker tevoorschijn heeft gehaald en daarmee verschillende vitrines heeft ingeslagen en vervolgens de juwelen in een tas heeft gestopt. [verdachte] zelf stond bij de deur, hield deze open en stond op de uitkijk. Een andere medeverdachte duwde bij binnenkomst in de juwelier een van de eigenaressen richting het atelier waarna hij een mes pakte dat daar lag en ermee begon te zwaaien, terwijl hij schreeuwde dat de eigenaressen geld en steentjes moesten geven. Nadat een groot deel van de juwelen in de tas zat, zijn de verdachten weggegaan. [verdachte] was door de opdrachtgever een geldbedrag in het vooruitzicht gesteld voor zijn deelname aan de overval.
[verdachte] heeft met zijn handelen een belangrijke bijdrage geleverd aan een tweetal overvallen. Hij heeft zich hierbij niet bekommerd om de gevolgen voor anderen en heeft zijn eigen belang om ‘snel geld te verdienen’ voorop gezet. Dit rekent de rechtbank [verdachte] zwaar aan.
Een overval is een ernstig en kwalijk feit dat voor angst en gevoelens van onveiligheid leidt, niet alleen bij de medewerkers en de eigenaren van de verschillende winkels. Zo volgt uit de indrukwekkende slachtofferverklaringen van de eigenaressen van de juwelier dat de overval veel impact heeft op hen en op hun bedrijf. Maar ook bij degenen die hiervan getuige zijn geweest, de andere ondernemers in de buurt en meer in het algemeen in de samenleving.
[verdachte] heeft zich verder nog, samen met een ander, schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging. [verdachte] heeft het slachtoffer opgewacht bij het station, heeft hem vervolgens tegen de grond gegooid en hem diverse keren geschopt en geslagen. Door hun handelen hebben [verdachte] en zijn medeverdachte een ontoelaatbare inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en zijn gevoel van veiligheid. [verdachte] vond het daarnaast ook nog nodig om de bril van het slachtoffer te vernielen door een van de glazen eruit de drukken, waarmee [verdachte] geen blijk heeft gegeven respect te hebben voor de eigendommen van een ander.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 16 augustus 2024 betreffende verdachte. Daaruit volgt dat [verdachte] niet eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld.
Bij haar beslissing houdt de rechtbank wat betreft de persoon van [verdachte] rekening met de volgende rapporten:
- een advies uitgebreid onderzoek van de Raad van de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 26 juli 2024, opgesteld door [A] , raadsonderzoeker;
- de rapportage van Samen Veilig Midden-Nederland (SAVE) van 22 augustus 2024, opgesteld door [B] , medewerker SAVE.
Daarnaast heeft de rechtbank kennis genomen van hetgeen [B] , medewerker bij SAVE, als beëdigd deskundige op zitting heeft verklaard en toegelicht.
Uit het
advies van de Raadvolgt dat het Algemeen Recidive Risico (ARR) uit komt op midden. Het Dynamisch Risico Profiel (DRP) komt uit op laag. Ten aanzien van de twee overvallen is de Raad van mening dat deze delicten vragen om een afdoening die recht doet aan de impact van de overvallen. De Raad ziet risico’s op recidive op het gebied van relaties, schoolgang, agressie en financiën, al heeft [verdachte] hierin de afgelopen tijd grote positieve stappen gemaakt. De Raad acht het van belang dat het ITB Harde Kern traject nog een periode doorloopt, voorafgaand aan een regulier jeugdreclasseringstraject, zodat [verdachte] langzaam kan gaan werken aan meer vrijheden en zo geleidelijk leert om steeds meer zelf (goede) keuzes te maken.
De Raad adviseert een deels voorwaardelijke jeugddetentie, waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan het voorarrest. Het voorwaardelijke deel dient als stok achter de deur zodat [verdachte] niet terugvalt in oud gedrag. De Raad adviseert om aan [verdachte] een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, onder de algemene voorwaarde dat [verdachte] zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de [verdachte] :
  • meewerkt aan de ITB Harde Kern maatregel; zolang de jeugdreclasseerder dit nodig acht (max. 6 maanden);
  • een positieve daginvulling heeft in de vorm van school (of stage/werk/vrije tijd);
  • verboden wordt contact te leggen of te laten leggen met de
waarbij aan de gecertificeerde instelling te weten SAVE te Almere opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en [verdachte] ten behoeve daarvan te begeleiden.
Uit de
SAVE rapportagevolgt dat de Raad haar strafadvies ten aanzien van de openlijke geweldpleging deels heeft gewijzigd (16-334545-23). De Raad is van mening dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf op zijn plek is omdat [verdachte] de consequenties van zijn delictgedrag moet ervaren.
Uit de SAVE rapportage volgt dat zij het zorgelijk acht dat [verdachte] op jonge leeftijd en in een korte periode met politie en justitie in aanraking is gekomen in verband met het plegen van zware delicten. Het motief voor [verdachte] om de overvallen te plegen was geld. Dit is door SAVE moeilijk te plaatsen nu [verdachte] uit een gezin komt waar er geen zorgen zijn over de financiën. Daarnaast acht SAVE het zorgelijk dat [verdachte] voor de makkelijke manier koos om geld te verdienen. De invloed van het netwerk van [verdachte] lijkt hierin groter te zijn dan de positieve invloed van zijn opvoeding. [verdachte] heeft echter de afgelopen periode laten zien dat hij goed kan omgaan met regels en duidelijkheid van ITB Harde Kern en elektronische monitoring. [verdachte] heeft zijn diploma behaald en zal beginnen met een vervolgopleiding.
Gezien de ernst van de feiten acht SAVE een deels voorwaardelijke jeugddetentie passend, waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan het voorarrest. [verdachte] heeft aangegeven nooit meer terug te willen naar de JJI nu dit een van de ergste periodes uit zijn leven was. SAVE is van mening dat dit ook een effectief middel is om de kans op recidive te voorkomen. De voorwaarden zijn bedoeld om [verdachte] zijn gedrag, houding en keuzes te blijven begrenzen en te sturen en hiermee de kans op recidive te verkleinen en het liefst te voorkomen. Tijdens de schorsingsmaatregel is gezien dat [verdachte] zich goed kan houden aan de voorwaarden: hij is niet meer in aanraking gekomen met de politie. Nu [verdachte] zijn vrijheden goed aan het opbouwen en hij goed aan het communiceren is, is er volgens SAVE geen enkelband meer nodig.
SAVE heeft geadviseerd om, conform het advies van de Raad, aan [verdachte] een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, met daarbij dezelfde bijzondere voorwaarden als die door de Raad zijn geadviseerd. Daarnaast adviseert SAVE onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van werkstraf op te leggen voor parketnummer 16-334545-23.
De op te leggen straf
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (hierna: LOVS) gaan voor een overval op een winkel uit van een jeugddetentie vanaf vier maanden. Strafverzwarende factoren zoals het feit dat dat [verdachte] de overvallen samen met anderen heeft begaan, het georganiseerd karakter van de groep en de plaats van het delict zijn daarin nog niet meegenomen. De LOVS gaat bij een openlijke geweldpleging tegen personen uit van een taakstraf vanaf 40 uren; hierbij zijn evenmin de aanwezige strafverzwarende factoren meegenomen.
In de strafoplegging zal de rechtbank er rekening mee houden dat [verdachte] tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis gedurende langere tijd een enkelband heeft gehad, wat de nodige beperkingen in de vrijheid van [verdachte] met zich heeft gebracht. Daarnaast zal de rechtbank rekening houden met de proceshouding van verdachte. Zo heeft [verdachte] ter terechtzitting een open houding gehad en alle aan hem tenlastegelegde feiten bekend. Daarnaast heeft hij spijt betuigd en inzicht getoond in de gevolgen van zijn handelen.
Alles afwegende zal de rechtbank [verdachte] veroordelen tot een jeugddetentie voor de duur van 240 dagen, met aftrek van het voorarrest. Een gedeelte van 185 dagen zal voorwaardelijk worden opgelegd, met een proeftijd van twee jaren. Dit betekent dat [verdachte] niet terug hoeft naar de jeugdgevangenis. Met deze straf beoogt de rechtbank [verdachte] ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te begaan. Bovendien vindt de rechtbank het belangrijk dat [verdachte] de hulp en begeleiding krijgt, zoals deze in de vorm van bijzondere voorwaarden door de Raad zijn geadviseerd.
Om [verdachte] de consequenties van zijn strafbare gedrag te laten voelen, zal de rechtbank daarnaast ook een taakstraf in de vorm van een werkstraf van 80 uren opleggen. De rechtbank vindt een hogere werkstraf niet passend, omdat de verwachting is dat [verdachte] al veel tijd kwijt zal zijn aan school en de bijzondere voorwaarden, waarbij het belangrijk is dat [verdachte] niet wordt overvraagd.
Voorlopige hechtenis
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de geschorste bevelen tot voorlopige hechtenis inzake de parketnummers 16.138892.24 en 16.332009.23 opheffen.

BESLAG

Parketnummer 16.058304.24
Dit dossier bevat een beslaglijst met daarop het volgende voorwerp:
 1 STK Telefoontoestel
(Omschrijving: PL0900-2023380315-G3266483 met sticker achterop, zwart, merk: Apple)
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de telefoon aan [verdachte] kan worden geretourneerd.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen standpunt ingenomen met betrekking tot het inbeslaggenomen goed.
9.3
Het oordeel van de rechtbank

Teruggave aan [verdachte]

De rechtbank zal teruggave gelasten aan [verdachte] van het in beslag genomen voorwerp, te weten een telefoontoestel (goednummer: G3266483).

BENADEELDE PARTIJEN

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 37.500,00. Dit bedrag bestaat uit € 20.000,00 immateriële schade en € 17.500,00 affectieschade ten gevolge van het aan [verdachte] onder 1 primair tenlastegelegde feit.
[aangever 4] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 2.550,00. Dit bedrag bestaat uit € 250,00 materiële schade en € 2.300,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan [verdachte] onder 3 tenlastegelegde feit.
[aangever 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.500,00. Dit bedrag bestaat in zijn geheel uit materiële schade, ten gevolge van het onder 4 tenlastegelegde feit, namelijk het eigen risico van de verzekering waarmee de overvalschade is gedekt.
[aangever 2] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 7.571,50. Dit bedrag bestaat uit € 1.571,50 materiële schade (beveiligingsmaatregelen) en € 6.000,00 immateriële schade, ten gevolge van het onder 4 tenlastegelegde feit.
[aangever 3] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 7.571,50. Dit bedrag bestaat uit € 1.571,50 materiële schade (beveiligingsmaatregelen) en € 6.000,00 immateriële schade, ten gevolge van het onder 4 tenlastegelegde feit.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van [aangever 4] , [aangever 1] , [aangever 2] en [aangever 3] in zijn geheel kunnen worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie refereert zich ten aanzien van de vorderingen van [aangever 1] , [aangever 2] en [aangever 3] aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de toepassing van de hoofdelijkheidsclausule dan wel het toe te wijzen bedrag gelijkelijk te verdelen over de medeverdachten.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer] stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat de gevorderde immateriële schade dient te worden gematigd naar het bedrag van € 1.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering is voor het overige onvoldoende onderbouwd en dient derhalve te worden afgewezen.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft bepleit dat de vordering van [aangever 4] in zijn geheel kan worden toegewezen. Dit geldt ook voor de vordering van [aangever 1] . De gevorderde materiële schade door [aangever 2] en [aangever 3] kan worden toegewezen. De raadsman acht de door [aangever 2] en [aangever 3] gevorderde immateriële schade van € 6.000,00 per persoon aan de hoge kant, mede in het licht van de gevorderde immateriële schade van € 2.300,00 door [aangever 4] voor een vergelijkbaar feit. Daarnaast wordt in de vordering verwezen naar jurisprudentie waar bij de slachtoffers psychisch letsel is vastgesteld, daar is in de onderhavige zaak geen sprake van. De raadsman verzoekt de gevorderde immateriële schade dan ook te matigen naar € 2.000,00. De gevorderde immateriële schade van [slachtoffer] dient, gezien hetgeen hem is overkomen, te worden gematigd naar een bedrag dat ligt tussen de € 250,00 en € 500,00. De andere schadeposten zijn onvoldoende onderbouwd en [slachtoffer] dient daarom voor het overige niet- ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
De raadsman verzoekt de rechtbank om ten aanzien van alle vorderingen af te wijken van de hoofdregel en de hoofdelijkheidsclausule niet toe te passen, maar het toegewezen bedrag telkens te verdelen over het aantal betrokken personen, in het bijzonder in de zaak van de juwelier.

Het oordeel van de rechtbank

Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer]
De gevorderde affectieschade
Een verzoek tot vergoeding van affectieschade dient te worden ingediend en ondertekend door de naasten van het slachtoffer, in dit geval door de ouders van benadeelde partij. De rechtbank leidt uit het verzoek tot schadevergoeding af dat benadeelde partij zelf om vergoeding van affectieschade vraagt nu het formulier door hemzelf is ondertekend. Op grond van het voorgaande zal de rechtbank benadeelde partij ten aanzien van de schadepost affectieschade niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. Ten overvloede merkt de rechtbank nog op dat alleen naasten van een slachtoffer dat ernstig en blijvend letsel heeft opgelopen een beroep op vergoeding van affectieschade(artikel 6:107 lid 1van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW)). Uit het dossier volgt niet dat hiervan sprake is.
De gevorderde immateriële schade
Ten gevolge van het onder 1 primair bewezen verklaarde feit is bij de benadeelde partij lichamelijk letsel ontstaan, zodat er op grond van artikel 6:106 BW een wettelijke grondslag is voor het toekennen van een vergoeding voor immateriële schade. Gelet op de aard van het bewezen verklaarde feit, de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd en de schadevergoedingen die doorgaans voor soortgelijke feiten worden toegewezen, acht de rechtbank een vergoeding van € 500,00 voor de geleden immateriële schade billijk. De rechtbank zal de vordering derhalve toewijzen tot het bedrag van € 500,00 en voor het overige afwijzen.
De gevorderde advocaatkosten
Benadeelde partij heeft als laatste advocaatkosten van zo’n € 5.000,00 gevorderd. De rechtbank zal de benadeelde partij ten aanzien van deze kostenpost niet-ontvankelijk verklaren nu deze niet is onderbouwd.
Ten aanzien van de vordering [aangever 4]
De gevorderde materiele schade
Uit de bijlagen bij het verzoek tot schadevergoeding volgt dat de verzekeringspolis op naam van de [horecagelegenheid] staat. Echter is de brief van de verzekeraar met betrekking tot de uitkering van de schade gericht aan mevrouw [C] en niet aan mevrouw [aangever 4] . Op grond van het voorgaande zal de rechtbank benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering nu onvoldoende duidelijk is aan wie het schadedrag is uitgekeerd en wie verantwoordelijk is voor de betaling van het eigen risico van € 250,00.
De gevorderde immateriële schade
Op basis van de door de benadeelde partij gegeven onderbouwing en gelet op voornoemde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de nadelige gevolgen van het onder 3 bewezen verklaarde feit zodanig duidelijk zijn dat aantasting in haar persoon in de zin van artikel 6:106 lid 1 sub b BW kan worden aangenomen. De rechtbank stelt dan ook vast dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 3 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden.
Gelet op de schadevergoedingen die doorgaans voor soortgelijke feiten worden toegewezen, acht de rechtbank een vergoeding van € 2.000,00 voor de geleden immateriële schade billijk. Daarbij heeft rechtbank in aanmerking genomen dat het een overval betreft waarbij gedreigd is met een vuurwapen en benadeelde partij onder bedreiging geld uit de kassa heeft moeten halen en haar achtjarige dochter hiervan getuige is geweest. De rechtbank zal de vordering voor het overige afwijzen.
Ten aanzien van de vordering [aangever 1]
De materiële schade voor het eigen risico van de verzekering komt voor vergoeding in aanmerking. De vordering van de vennootschap onder firma [aangever 1] is ingediend door [aangever 2] . De rechtbank stelt vast dat uit het door de benadeelde partij overgelegde uittreksel van de Kamer van Koophandel volgt dat [aangever 2] tekeningsbevoegd is namens [aangever 1] tot het bedrag van € 1.000,00. De rechtbank zal daarom een bedrag van € 1.000,00 toewijzen. Een nader onderzoek naar de vertegenwoordigingsbevoegdheid van [aangever 2] zal naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafproces opleveren. De rechtbank zal de benadeelde partij dan ook voor het overige deel van de vordering, te weten € 500,00, niet-ontvankelijk verklaren.

Ten aanzien van de vorderingen van [aangever 2] en [aangever 3]

De gevorderde materiële schade
In het verzoek tot schadevergoeding staat dat mede op aanraden van de politie extra camera’s bij de juwelier zijn geplaatst, maar het is onvoldoende onderbouwd wat de toegevoegde waarde is van het plaatsen van de extra beveiligingsmaatregelen, naast de al aanwezige camera’s in de juwelier. De overgelegde factuur en opdrachtbevestiging zijn bovendien gericht aan ‘ [aangever 2] & [aangever 1] ’. De rechtbank kan derhalve niet vaststellen dat de kosten voor het camerasysteem door [aangever 2] en [aangever 3] als privépersoon zijn gemaakt. Het is naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het stafproces om deze aspecten op te helderen. Op grond van het voorgaande zal de rechtbank [aangever 2] en [aangever 3] ten aanzien van de gevorderde materiële schade niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
De gevorderde immateriële schade
Op basis van de door de benadeelde partijen gegeven onderbouwing en gelet op voornoemde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de nadelige gevolgen van het bewezen verklaarde feit zodanig duidelijk zijn dat aantasting in de persoon in de zin van artikel 6:106 lid 1 sub b van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan worden aangenomen. De rechtbank stelt dan ook vast dat de benadeelde partijen als gevolg van het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden.
Gelet op de schadevergoedingen die doorgaans voor soortgelijke feiten worden toegewezen, acht de rechtbank een vergoeding van € 2.000,00 voor de geleden immateriële schade billijk. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat het een overval betreft waarbij gebruik is gemaakt van een moker waarmee de vitrines zijn ingeslagen, en in het bijzijn van beide slachtoffers is gezwaaid met een mes. Al deze aspecten hebben bijgedragen aan het gewelddadige karakter van de overval. De omstandigheid dat de benadeelde partijen 8 jaar lang hard hebben gewerkt om hun zaak op te bouwen en dit in één klap teniet is gedaan weegt de rechtbank eveneens mee. Anderzijds zijn de psychische gevolgen niet verder onderbouwd, en schrijven beide benadeelde partijen dat het inmiddels beter met hen gaat. Op grond van het voorgaande zal de rechtbank de vordering tot het bedrag van € 2.000,00 toewijzen en voor het overige afwijzen.
Ten aanzien van alle vorderingen
[verdachte] zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
[verdachte] is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met zijn mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat [verdachte] tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is. De rechtbank ziet geen aanleiding om van deze standaardregel af te wijken.
De toegewezen bedragen zullen worden vermeerderd met de wettelijke rente en ten aanzien van [slachtoffer] , [aangever 4] , [aangever 2] en [aangever 3] met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel zoals nader in het dictum is gespecificeerd. In verband met de toepassing van het jeugdstrafrecht wordt er geen gijzeling opgelegd.

TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 47, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 141, 312, 317 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 primair, 2, 3 en 4 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 primair, 2, 3 en 4 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 primair, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentie van 240 (tweehonderdveertig) dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de jeugddetentie een
gedeelte van 185 (honderdvijfentachtig) dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast;
- als
algemene voorwaardengelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa eerste tot en met het derde lid van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte gedurende de proeftijd:
* meewerkt aan de ITB Harde Kern maatregel, zolang de jeugdreclasseerder dit
nodig acht en maximaal voor de duur van 6 maanden;
* een positieve daginvulling heeft in de vorm van school (of stage/werk/vrijetijd);
* geen direct of indirect contact heeft met de mededaders, te weten: [medeverdachte 1] ( [geboortedatum 2] 2005), [medeverdachte 2] ( [geboortedatum 3] 2004), [medeverdachte 3] ( [geboortedatum 4] 2005), [medeverdachte 4] ( [geboortedatum 5] 2006), [medeverdachte 5] ( [geboortedatum 6] 2007) en ), [aangever 2] ( [geboortedatum 7] 1960) en [aangever 3] ( [geboortedatum 8] 1976)zolang de jeugdreclasseerder dit nodig acht. De politie wordt opdracht gegeven toezicht te houden op dit verbod;
- waarbij de gecertificeerde instelling SAVE Almere opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf in de vorm van een werkstraf van 80 (tachtig) uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 40 dagen hechtenis;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van het volgende voorwerp:
1 STK Telefoontoestel
(Omschrijving: PL0900-2023380315-G3266483 met sticker achterop, zwart, merk: Apple);
Benadeelde partij [slachtoffer]
  • verklaart [slachtoffer] voor wat betreft de affectieschade niet-ontvankelijk in de vordering;
  • wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 500,00 bestaande uit een vergoeding voor immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 september 2023 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • wijst de vordering van [slachtoffer] voor wat betreft de meer gevorderde immateriële schade af;
  • verklaart [slachtoffer] voor wat betreft de gevorderde advocaatkosten niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 500,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 september 2023 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 0 (nul) dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [aangever 4]
  • verklaart [aangever 4] voor wat betreft de materiële schade niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • wijst de vordering van [aangever 4] toe tot een bedrag van € 2.000,00, bestaande uit een vergoeding voor immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [aangever 4] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 december 2023 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • wijst de vordering van [aangever 4] voor wat betreft de meer gevorderde immateriële schade af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [aangever 4] aan de Staat € 2.000,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 december 2023 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 0 (nul) dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [aangever 1]
  • wijst de vordering van [aangever 1] toe tot een bedrag van € 1.000,00, bestaande uit een vergoeding voor materiële schade;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [aangever 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 maart 2024 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • verklaart [aangever 1] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij [aangever 2]
  • verklaart [aangever 2] voor wat betreft de materiële schade niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • wijst de vordering van [aangever 2] toe tot een bedrag van € 2.000,00 bestaande uit een vergoeding voor immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [aangever 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 december 2023 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • wijst de vordering van [aangever 2] voor wat betreft de meer gevorderde immateriële schade af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [aangever 2] aan de Staat € 2.000,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 december 2023 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 0 (nul) dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [aangever 3]
  • verklaart [aangever 3] voor wat betreft de materiële schade niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • wijst de vordering van [aangever 3] toe tot een bedrag van € 2.000,00 bestaande uit een vergoeding voor immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [aangever 3] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 december 2023 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • wijst de vordering van [aangever 3] voor wat betreft de meer gevorderde immateriële schade af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [aangever 3] aan de Staat € 2.000,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 december 2023 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 0 (nul) dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Voorlopige hechtenis
- heft op de geschorste bevelen tot voorlopige hechtenis inzake de parketnummers 16.138892.24 en 16.332009.23.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.C. Kool, voorzitter, tevens kinderrechter, mrs. H. den Haan en H.C. Piet, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.C.M. Hardeman, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 8 oktober 2024.

Bijlage: de tenlastelegging

Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Parketnummer 16.334545.23
1
hij op of omstreeks 13 september 2023 te Almere
openlijk, te weten, op het Station Almere Parkwijk, in elk geval op of aan de
openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon en/of een goed te weten [slachtoffer]
door hem bij de kraag te pakken en tegen de grond te gooien/werken en meermalen
tegen het lichaam en/of hoofd te schoppen/trappen en te stompen/slaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 13 september 2023 te Almere
tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader voorgenomen misdrijf
om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
die Dahraoui bij de kraag heeft gepakt en tegen de grond heeft gegooid/gewerkt en
meermalen tegen het lichaam en/of hoofd heeft geschopt/getrapt en
gestompt/geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 13 september 2023 te Almere,
tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen,
met voorbedachten rade [slachtoffer] heeft mishandeld door hem bij de kraag te pakken en tegen de grond te gooien/werken en meermalen tegen het lichaam en/of hoofd te schoppen/trappen en te stompen/slaan;
2.
hij op of omstreeks 13 september 2023 te Almere
opzettelijk en wederrechtelijk een bril, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten
dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield,
beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
Parketnummer 16.138892.24
hij op of omstreeks 2 december 2023 te Almere
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld
[aangever 4] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van (ongeveer) 300 Euro, in
elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [horecagelegenheid] en/of die [aangever 4]
en/of een derde toebehoorde(n) door
(terwijl hij/zij zijn/hun gelaat/hoofd had(den) bedekt met een mondkapje en/of een
capuchon)
- met versnelde pas de snackbar in te lopen naar die [aangever 4] toe met een (op een)
vuurwapen (gelijkend voorwerp) in de hand en/of
- tegen die [aangever 4] te roepen dat het een overval was en dat zij, die [aangever 4] , geld moest
pakken en/of (nadat die [aangever 4] geld uit de kassa in een rugtas had gedaan) dat zij, die
[aangever 4] , meer geld moest pakken en/of te roepen om de kluis, althans woorden van
gelijke (dreigende) aard of strekking en/of
- die [aangever 4] naar de personeelsruimte (achter de toonbank) te dwingen;
Parketnummer 16.332009.23
hij op of omstreeks 13 december 2023 te De Bilt, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meerdere
siera(a)d(en), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangever 3] en/of [aangever 2]
[aangever 2] en/of [aangever 1] , in elk geval aan een
ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft
weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl
deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen die [aangever 3] en/of [aangever 2] , gepleegd met het
oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij
betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij
de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- met bivakmutsen , in elk geval gezichtsbedekking, en handschoenen naar [aangever 1]
[aangever 1] te gaan en/of
- die [aangever 3] tegen het lichaam te duwen en/of richting het atelier te duwen en/of
- met een hamer, althans een hard voorwerp, tegen de glazen vitrines te slaan en/of
- de woorden toe te voegen: 'geld, geld' en/of 'steentjes, steentjes', althans woorden
van gelijke aard en strekking en/of
- een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de richting van die [aangever 3] te
zwaaien en/of te houden en/of te tonen en/of
- (vervolgens)(nogmaals) te vragen naar steentjes, althans woorden van gelijke aard
en strekking en/of
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp tegen een glazen stolp te
slaan en/of
- de uit de vitrine gehaalde siera(a)d(en) in een tas te stoppen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 18 maart 2024 ‘Einddossier Annobon’, genummerd: PL0900-2023306338, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 512 (hierna: ‘PV Annobon’), een proces-verbaal van 14 december 2023, genummerd 2023380314/2023380315 – Voorgeleidingsdossier 3T23Umtata, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 177 (hierna: ‘PV Umtata’) en een proces-verbaal van 26 december 2023, genummerd PL0900-2023281871, opgemaakt door de politie Eenheid Midden- Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 91 (hierna: ‘PV Dahraoui’). Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina’s 56 en 57 (PV Dahraoui)
3.Pagina’s 417 en 418 (PV Annabon)
4.Pagina’s 433 tot en met 436 (PV Annabon)
5.Pagina 14 (PV Umtata)
6.Pagina’s 17 t/m 19 (PV Umtata)
7.Pagina’s 75 t/m 77 (PV Umtata)