ECLI:NL:HR:2007:AZ5713
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- A.J.A. van Dorst
- J.W. Ilsink
- J. de Hullu
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Opzet bij medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 april 2007 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van medeplegen van opzettelijke wederrechtelijke vrijheidsberoving van twee slachtoffers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], in de periode van 17 tot en met 22 november 1998. Het Hof had vastgesteld dat de verdachte als bestuurder van een busje betrokken was bij het wederrechtelijk van de vrijheid beroven van de slachtoffers, die in het busje waren gekneveld en vastgebonden. De Hoge Raad oordeelde dat het niet noodzakelijk was dat de verdachte op de hoogte was van de precieze gedragingen van zijn mededaders om tot een bewezenverklaring te komen. De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte, omdat het Hof voldoende bewijs had gevonden voor de betrokkenheid van de verdachte bij de vrijheidsberoving. De uitspraak van het Hof werd bevestigd, en de verdachte werd veroordeeld tot achttien maanden gevangenisstraf, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Dit arrest benadrukt de rol van de verdachte als medepleger en de implicaties van zijn positie als bestuurder van het voertuig waarin de slachtoffers werden vervoerd.