Uitspraak
tussenuitspraak van de meervoudige kamer van 3 oktober 2024 in de zaak tussen
[eiseres] B.V., uit [plaats] , eiseres
Inleiding
- Er heeft geen gesprek met de werkneemster plaatsgevonden over verstoorde arbeidsverhouding, omdat dit niet meer aan de orde zou zijn.
- Het eerste advies van de bedrijfsarts om arbeidsdeskundig onderzoek in te zetten is niet uitgevoerd omdat de ZW zou stoppen na de EZWB, en daarmee ook de verantwoordelijkheid voor de re-integratie.
- Er is wel arbeidsdeskundig onderzoek geïnitieerd nadat begin april 2022 een besluit is ontvangen waarin het bezwaar tegen beëindiging van de ZW-uitkering gegrond is verklaard. Eerst is er een beoordeling door de bedrijfsarts geweest om de actuele belastbaarheid in beeld te brengen. Hierna volgde arbeidsdeskundig onderzoek.
- Op 17 mei 2022 heeft werkneemster de afspraak bij de arbeidsdeskundige gemist. Vervolgens heeft alsnog arbeidsdeskundig onderzoek plaatsgevonden op
- De werkgever is nog in afwachting van het rapport van de arbeidsdeskundige.
- Een eerste start met de inzet van het spoor 2 traject zal pas na de vakantie van de werkneemster worden gemaakt. Dat is na 2 juli 2022.
[casemanager] ( [functie] bij Acture) meegedeeld voornemens te zijn een loonsanctie op te leggen. [casemanager] kon dit volgen en zou verdere rapportages afwachten voordat hij een definitieve reactie zou geven.
re-integratie-inspanningen van de werkgever als onvoldoende beoordeeld om de volgende redenen:
- De werkgever heeft niet inzichtelijk gemaakt of er herplaatsingsmogelijkheden in eigen/ander/aangepast werk in de eigen onderneming zijn (spoor 1). De werkgever zegt dat een arbeidsdeskundig onderzoek gaande is, maar hiervan zijn nog geen stukken overgelegd.
- Er is na heropening van de ZW (het besluit van 2 maart 2022) nog geen spoor 2 traject gestart conform de Werkwijzer Poortwachter. De werkgever zegt dat pas na de vakantie van werkneemster met spoor 2 zal worden gestart.
ZW-uitkering van de werkneemster 52 weken doorbetalen. De werkgever heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
1 februari 2024 ingediend met daarbij een rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 23 januari 2024. Op 3 juni 2024 heeft de werkgever aanvullende gronden ingediend. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft hier op 11 juni 2024 op gereageerd.
Overwegingen
re-integratie-inspanningen heeft verricht dan legt het Uwv een loonsanctie op. [2] Hetzelfde geldt voor werkgevers die eigenrisicodrager zijn voor de ZW (zoals de werkgever in deze zaak), [3] met dien verstande dat de werkgever in dat geval niet het loon maar de ZW-uitkering moet doorbetalen. Dit wordt een ziekengeld-sanctie genoemd. Het is aan het Uwv om aannemelijk te maken dat de werkgever onvoldoende
re-integratie-inspanningen heeft verricht en dat dit zonder deugdelijke grond is gebeurd.
re-integratie-inspanningen onvoldoende zijn, dan mag het Uwv dit meenemen in de toetsing. Het Uwv mag geen negatief oordeel over de re-integratie-inspanningen geven als dit alleen gebaseerd is op wat er ná de indiening van de WIA-aanvraag is nagelaten op het gebied van re-integratie
re-integratie-inspanningen heeft verricht. Volgens de werkgever heeft het Uwv ten onrechte de arbeidsdeskundige rapportage van 8 juni 2022 niet betrokken bij de heroverweging in bezwaar. Als dat wel was gedaan, had het Uwv niet kunnen oordelen dat onvoldoende inzichtelijk is gemaakt of er herplaatsingsmogelijkheden in de eigen organisatie (spoor 1) zijn. Verder stelt de werkgever dat het Uwv ook niet tot de conclusie heeft kunnen komen dat niet aan de re-integratie-inspanningen met betrekking tot werk buiten de eigen organisatie (spoor 2) is voldaan, gelet op de periode waarover de re-integratie-inspanningen van de werkgever moeten worden getoetst.
re-integratie-activiteiten die zijn verricht tot de datum van de primaire beslissing. Aanvullende, of nieuwe informatie over de re-integratieperiode tot de datum van de primaire beslissing wordt slechts betrokken in de bezwaarprocedure als die informatie betrekking heeft op de re-integratieperiode vóór de datum van die beslissing en tijdens de bezwaarprocedure wordt ingebracht. Alle acties die een werkgever na de primaire beslissing heeft ondernomen vallen in het kader van het herstel van het verzuim en worden niet beoordeeld in deze bezwaarprocedure. Het Uwv verwijst daarbij naar de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 4 maart 2021 [5] en
2 augustus 2023 [6] . In dit geval stelt de werkgever dat het rapport van arbeidsdeskundige [arbeidsdeskundige] op 21 juni 2022 was afgerond, maar dat de werkgever heeft verzuimd om het rapport op dat moment aan het Uwv te verstrekken. De werkgever heeft voldoende mogelijkheden gekregen om deze informatie tijdig te verstrekken zodat deze nog in de beoordeling van de re-integratie-inspanningen had kunnen worden betrokken. Nu de werkgever dit heeft nagelaten, beschouwt het Uwv het rapport van 8 juni 2022 als een actie die de werkgever pas na de primaire beslissing van 14 juli 2022 heeft ondernomen.
8 juli 2022 wist dat het rapport “in de maak” was. Het rapport van 8 juni 2022 is dus geen actie van na de ziekengeldsanctiebeslissing en had dus wel in de heroverweging in bezwaar moeten worden meegenomen, aldus de werkgever.
2 augustus 2023 die het Uwv heeft aangehaald, is telkens sprake van een situatie waarin de arbeidsdeskundige rapporten pas zijn opgesteld nadat de loonsancties waren opgelegd. Die situatie is hier niet aan de orde, aangezien het rapport al is opgesteld voordat het loonsanctiebesluit is genomen.
re-integratie-inspanningen in het spoor 1 traject heeft verricht. Inmiddels heeft de arbeidsdeskundige van het Uwv het rapport van 8 juni 2022 beoordeeld in het kader van het verzoek van eiser tot bekorting van de opgelegde loonsanctie. Op basis van dat rapport heeft de arbeidsdeskundige geconcludeerd dat de werkgever alsnog voldoende adequaat in beeld heeft gebracht dat er geen mogelijkheden zijn binnen de eigen organisatie. Het standpunt van het Uwv, dat de werkgever niet heeft voldaan aan zijn
re-integratieverplichtingen in het kader van spoor 1, kan dan ook geen standhouden.
re-integratieactiviteiten. De tijd tussen de vaststelling dat er belastbaarheid is ontstaan en de start van daadwerkelijke inzet van re-integratieactiviteiten mag dus maximaal acht weken bedragen. Na de beslissing op bezwaar van 2 maart 2022 diende de werkgever de re-integratie inspanningen weer op te pakken en een spoor 2 traject op te starten. Omdat de werkgever heeft gesteld dat hij pas eind maart / begin april 2022 van de beslissing op bezwaar kennis heeft genomen, is de termijn van acht weken voor het opstarten de
re-integratie-activiteiten in spoor 2 volgens het Uwv in ieder geval op 1 april 2022 gaan lopen. Nu het re-integratietraject in spoor 2 niet binnen die termijn van acht weken is ingezet, heeft de werkgever in dit opzicht niet aan zijn re-integratieverplichtingen voldaan, zo stelt het Uwv.
ZW-uitkering. Het Uwv heeft niet goed gemotiveerd dat ook in dit geval voor de beoordeling van de re-integratieactiviteiten van de werkgever van de in paragraaf 4.3.2. van de Werkwijzer Poortwachter genoemde periode van acht weken moet worden uitgegaan.
re-integratie-inspanningen toetst, begint op de eerste ziektedag van de werkneemster en eindigt op de dag dat zij de WIA-aanvraag indient.
5 mei 2022 belastbaarheid bij de werkneemster is vastgesteld. De werkneemster was sinds 27 september 2021 bij de werkgever uit beeld omdat toen de ZW-uitkering (achteraf onrechtmatig) is beëindigd. De actuele belastbaarheid moest eerst worden vastgesteld door de bedrijfsarts voordat er re-integratie-activiteiten konden worden hervat. De bedrijfsarts heeft voor het eerst op 5 mei 2022 de belastbaarheid in een FML vastgelegd.
1 april 2022 belastbaarheid bij de werkneemster is ontstaan, en dat de door het Uwv gehanteerde termijn van acht weken dus vanaf die datum is gaan lopen. De bedrijfsarts heeft immers pas op 5 mei 2022 in een spreekuurrapportage een FML opgesteld en daarin beperkingen opgenomen in diverse rubrieken. In de rapportage wordt vermeld dat de werkneemster op dat moment over benutbare mogelijkheden beschikt. Uitgaande van 5 mei 2022, eindigde de periode van acht weken pas op 30 juni 2022. Dit is ruim na de aanvraag van de WIA-uitkering op 25 mei 2022, zodat de acht weken op dat moment nog niet waren volgemaakt. Zelfs als wel zou worden uitgegaan van het ontstaan van belastbaarheid bij de werkneemster op 1 april 2022, dan eindigde de termijn van acht weken pas op 27 mei 2022 zodat ook in dat geval de termijn niet was volgemaakt op het moment dat de werkneemster haar WIA-aanvraag heeft ingediend.
re-integratie-inspanningen van de werkgever gedurende toetst immers op de dag dat de WIA-uitkering wordt aangevraagd. Zowel indien wordt uitgegaan van het ontstaan van belastbaarheid bij de werkneemster op 1 april 2022 als op 5 mei 2022, eindigde de termijn van acht weken pas na de dag waarop de WIA-aanvraag is ingediend. Ook als wel zou moet worden uitgegaan van de in paragraaf 4.3.2. van de Werkwijzer Poortwachter genoemde termijn van acht weken, heeft het Uwv gelet op het voorgaande dus niet deugdelijk gemotiveerd dat de werkgever onvoldoende
re-integratie-inspanningen in spoor 2 heeft verricht.
- hoe de werkgever in de periode vanaf de vaststelling van de belastbaarheid van de werkneemster tot de datum van indiening van de WIA-aanvraag op 25 mei 2022 tekort is geschoten in zijn re-integratie verplichtingen in het spoor 2 traject; en
- dat de werkgever hiervoor geen deugdelijke grond had.