Beoordeling door de rechtbank
3. De rechtbank stelt voorop dat het Uwv zijn besluiten over arbeidsongeschiktheid in principe mag baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de conclusies moeten logisch voortvloeien uit de rapporten. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat de rapporten die over hem zijn opgesteld niet aan deze vereisten voldoen. Voor het aannemelijk maken dat de gegeven medische beoordeling onjuist is, is in principe een rapport van een arts nodig. Dit brengt mee dat de manier waarop eiser zelf zijn gezondheidsklachten ervaart, hiervoor onvoldoende is.
Zorgvuldigheid van het onderzoek
4. Eiser voert aan dat sprake is van onzorgvuldig onderzoek, omdat het rapport van de verzekeringsarts tegenstrijdigheden bevat en/of onvoldoende begrijpelijk is. Eiser heeft naast mentale klachten ook lichamelijke klachten, vermoeidheidsklachten. Die lichamelijke klachten zijn als somatisch aangemerkt, dat is onzorgvuldig. Er heeft ten onrechte geen lichamelijk onderzoek plaatsgevonden.
5. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek voldoende zorgvuldig is geweest. De rechtbank merkt allereerst op dat het feit dat door de verzekeringsartsen geen lichamelijk onderzoek is verricht op zichzelf niet betekent dat het medisch onderzoek onvoldoende zorgvuldig is.De verzekeringsartsen hebben daarnaast in hun rapporten toegelicht waarom zij geen lichamelijk onderzoek hebben verricht. De primaire verzekeringsarts heeft in het rapport van 23 juni 2023 aangegeven dat een lichamelijk onderzoek niet is verricht omdat er geen specifieke lichamelijke klachten zijn. Eiser is door de huisarts voor zijn lichamelijke klachten naar het ziekenhuis verwezen, maar de internist heeft geen oorzaak voor de lichamelijke klachten gevonden. Uit het rapport van 18 januari 2024 volgt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep dossierstudie heeft verricht, zij bij de hoorzitting aanwezig is geweest en eiser op het fysieke spreekuur van 9 januari 2024 heeft gezien. In de bezwaarfase heeft eiser geen aanvullende informatie van de behandelend sector overgelegd. Daarnaast heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep uitgelegd dat zij heeft afgezien van een lichamelijk onderzoek omdat de psychische problematiek van eiser op de voorgrond stond. Een lichamelijk onderzoek had, gezien de aard van de klachten, geen meerwaarde. Dit standpunt kan de rechtbank volgen.
De medische beoordeling
6. Eiser voert aan dat de medische beoordeling onjuist is omdat zijn beperkingen zijn onderschat. Volgens hem is er geen rekening gehouden met zijn medicijngebruik, zijn de mentale en lichamelijke klachten onvoldoende meegenomen en had er een lagere urenbeperking per week en een urenbeperking per dag moeten worden aangenomen. Op de zitting heeft eiser toegelicht dat de mentale klachten slaan op zijn spierspanning, daarnaast is sprake van vermoeidheid, hierdoor hadden preventief beperkingen moeten worden aangenomen in de rubrieken 4 en 5. Ook zijn geen beperkingen voor veelvuldige storingen en onderbrekingen (1.8.3) of voorspelbare werksituaties (1.8.2) aangenomen, terwijl eiser depressieklachten heeft en er wel een beperking is aangenomen voor structuur en regelmaat. Dat botst met elkaar, zo voert eiser aan. Daarnaast is geen beperking voor afleiding door anderen (1.8.1) aangenomen, terwijl de tinnitus en hyperacusis eiser veel energie kost. Daardoor kan eiser niet naar concerten, restaurants, etc. Ook is geen beperking voor autorijden aangenomen vanwege zijn medicijngebruik en had dat ook moeten leiden tot een beperking voor werk zonder verhoogd persoonlijk risico (1.8.6). Tot slot heeft eiser op de zitting verzocht om een verzekeringsarts als deskundige te benoemen.
7. De rechtbank overweegt dat het aan eiser is om aan te voeren en zo nodig aannemelijk te maken dat de medische beoordeling niet klopt. Voor het aannemelijk maken dat de medische beoordeling onjuist is, is in principe een rapport van een arts of medisch behandelaar noodzakelijk. Dit brengt mee dat de manier waarop eiser zelf zijn gezondheidsklachten ervaart, niet voldoende is om aan te nemen dat de medische beoordeling onjuist is. De rechtbank gaat hierna in op de afzonderlijke medische gronden.
Geen afleiding door activiteiten van anderen (1.8.1)
8. Voor het beoordelingspunt ‘geen afleiding door activiteiten door anderen’ geeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep aan dat dit beoordelingspunt niet bedoeld is voor normale geluiden in een productieomgeving. Daarvoor zou eiser eventueel geluidsbescherming kunnen dragen. Om van afleiding door anderen te spreken moet deze mogelijkheid tot afleiding substantieel aanwezig zijn op een werkplek. Daarvoor is eiser niet beperkt volgens de verzekeringsarts. Daarnaast zijn ten aanzien van geluid beperkingen opgenomen voor ‘werkomgeving zonder hinderlijk omgevingsgeluid (2.12.6)’ en ‘de client kan niet worden blootgesteld aan lawaai >80 dB(A) (3.6.1)’. Op die manier is al rekening gehouden met de tinnitus en hyperacusis.
De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep hiermee inzichtelijk heeft gemotiveerd dat geen extra beperking op dit punt hoeft te worden aangenomen.
Voorspelbare werksituatie (1.8.2)
9. Het interpretatiekader van dit beoordelingspunt gaat over een vast dagprogramma. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft aangegeven dat het hierbij moet gaan om dusdanig ernstige psychische stoornissen, zoals een verstandelijke beperking en/of een autismespectrumstoornis, die een aanvullende beperking rechtvaardigt. Daarvan is bij eiser geen sprake. Bovendien zijn er in dit kader al beperkingen aangenomen. Onder beoordelingspunt1.8.7 is al vastgelegd dat er sprake moet zijn van enige structuur en regelmaat. De verzekeringsarts heeft geen reden gezien om óók op 1.8.2 een beperking aan te nemen.
De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep hiermee inzichtelijk heeft gemotiveerd dat geen extra beperking op dit punt hoeft te worden aangenomen.
Werksituatie zonder veelvuldige storingen en onderbrekingen (1.8.3)
10. In het Claimbeoordelings- en borgingssysteem (CBBS) wordt bij het interpretatiekader vermeldt dat sprake kan zijn van dit beoordelingspunt als men zich functioneel op een andere deeltaak van het werk moet richten in plaats van het werk waar men mee bezig was. De storingen en onderbrekingen komen voort uit de eisen die de functie stelt. In het CBBS worden voorbeelden van ziektebeelden gegeven die gepaard kunnen gaan met een verminderde concentratie. Een depressieve stoornis is één van de genoemde ziektebeelden. Of deze beperking wel of niet wordt aangenomen is ter beoordeling aan de verzekeringsarts. De verzekeringsarts bezwaar en beroep is van oordeel dat extra beperkingen op persoonlijk functioneren niet passen bij de ernst van de psychische klachten van eiser. Eiser doet vrijwilligerswerk, heeft een dagverhaal waarin hij contacten met zijn zonen heeft en kan zijn huishouden doen.
De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep hiermee inzichtelijk heeft gemotiveerd dat geen extra beperking op dit punt hoeft te worden aangenomen.
Autogebruik (2.10/2.11) en verhoogd persoonlijk risico (1.8.6)
11. Voor de depressieve klachten van eiser gebruikt hij een hoge dosering Citalopram, wat invloed heeft op zijn alertheid. Daarnaast heeft eiser last van bijwerkingen (slaperigheid en aandachtproblemen). Op de zitting heeft eiser toegelicht dat de huisarts hem heeft afgeraden om auto te rijden. Daarnaast wordt door eiser om dezelfde reden aangevoerd dat er ook een beperking voor werk zonder verhoogd persoonlijk risico (1.8.6) zou moeten worden aangenomen.
11.1.De rechtbank stelt voorop dat het standpunt van eiser over beoordelingspunt 1.8.6 een aanname is die niet door hem wordt onderbouwd met medische gegevens. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft daarover toegelicht dat het medicijn geen effect heeft op het reactievermogen en dat een beperking op werk zonder verhoogd persoonlijk risico dus niet nodig is. De rechtbank kan dit volgen.
11.2.Over het autogebruik overweegt de rechtbank dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft toegelicht dat het gebruik van Citalopram op zich geen reden is om niet te mogen rijden en dat dit slechts anders is als slaperigheid en aandachtsproblemen optreden als bijwerking. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is het niet aannemelijk dat deze bijwerkingen bij eiser optraden, aangezien de dosering recent nog verhoogd is. Bij bijwerkingen zou een ander medicijn zijn voorgeschreven. Naar het oordeel van de rechtbank is dit een niet nader onderbouwde aanname. Zonder nadere toelichting valt niet in te zien dat dit in het geval van eiser ook zo is. Daarbij weegt de rechtbank ook mee dat dit juist de bijwerkingen zijn waar eiser over klaagt en die ook door de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn waargenomen bij het psychisch onderzoek.
11.3.De rechtbank is daarom van oordeel dat het Uwv onvoldoende heeft gemotiveerd of door het medicijngebruik een beperking voor autorijden kan worden aangenomen. De rechtbank kan aan dit gebrek voorbijgaan met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht, als niet aannemelijk is dat eiser door schending van dit motiveringsgebrek is benadeeld.
11.4.Het Uwv heeft op de zitting toegelicht dat zelfs als deze beperking wordt aangenomen, dezelfde functies nog steeds geduid kunnen worden. Autorijden is immers geen kenmerkende functiebelasting voor de geduide functies. De rechtbank kan dit standpunt van het Uwv volgen en vraagt de verzekeringsarts bezwaar en beroep dan ook niet om een nadere toelichting. De rechtbank overweegt op grond van het voorgaande dat het niet aannemelijk is dat eiser is benadeeld door het motiveringsgebrek. Ook als wél een beperking aangenomen zou zijn voor autogebruik, zouden de functies geduid kunnen worden. De rechtbank passeert daarom het gebrek. Wel is het gebrek voor de rechtbank aanleiding om het college te veroordelen tot het vergoeden van de proceskosten van eiser. Ook moet het college het griffierecht aan eiser vergoeden.
Urenbeperking (6.2 en 6.3)
12. De verzekeringsarts bezwaar en beroep ziet geen reden om aanvullend een urenbeperking per dag aan te nemen, naast de al vastgestelde beperkingen. Zij is van oordeel dat in voldoende mate rekening is gehouden met de belastbaarheid van eiser. Dat de bedrijfsarts eiser beperkt acht voor 15 uur per week, moet gezien worden in het kader van de re-integratie, het gaat hier om een medische urenbeperking voor passend werk. In de brief van de huisarts wordt vermeld dat eiser een paar uur per dag wat kan doen. Dat zegt alleen niets over wat eiser aan passend werk kan doen. Bovendien behoort het vaststellen van de belastbaarheid van eiser tot de specifieke deskundigheid van de verzekeringsarts en niet tot de deskundigheid van een huisarts.De rechtbank ziet in wat eiser aanvoert geen reden om aan te nemen dat de verzekeringsarts ten onrechte geen verdergaande urenbeperking heeft aangenomen.
12.1.Het standpunt van eiser dat een urenbeperking per week moet worden uitgesmeerd over de week en zo ook een urenbeperking per dag moet worden aangenomen wordt niet door eiser onderbouwd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft een urenbeperking per week op energetische en preventieve gronden aangenomen. Hieruit volgt niet per se dat ook een urenbeperking per dag aangenomen moet worden. Eiser heeft er in dit kader nog op gewezen dat hij is aangewezen op regelmatige werktijden en structuur en regelmaat, maar ook daar volgt niet automatisch uit dat eiser maar een beperkt aantal uur per dag kan werken. Ook met een volledige werkdag kun je regelmatige werktijden en structuur hebben. De rechtbank is van oordeel dat het Uwv voldoende heeft gemotiveerd waarom alleen een urenbeperking per week is aangenomen en niet (ook) per dag.
Conclusie over de medische beoordeling
13. Eiser heeft verder geen medische informatie ingebracht en ook niet op een andere wijze aannemelijk gemaakt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep een onjuist beeld heeft gehad van zijn gezondheidstoestand. Evenmin heeft eiser twijfel doen rijzen aan de juistheid van de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep over zijn gezondheidstoestand en zijn belastbaarheid voor arbeid. Hoewel de rechtbank zeker begrip heeft voor de beleving door eiser van al zijn klachten, betekent het hebben van klachten nog niet dat er ook (ernstigere) beperkingen voor arbeid moeten worden aangenomen in de FML.
13. Op de zitting heeft eiser er nog op gewezen dat niet altijd een diagnose nodig is om beperkingen aan te nemen en dat verweerder daar dus geen reden in kon zien om geen (aanvullende) beperkingen aan te nemen. Volgens vaste rechtspraak is slechts sprake van arbeidsongeschiktheid als een verzekerde op medische gronden naar objectieve maatstaven gemeten de in aanmerking komende arbeid niet kan of niet mag verrichten. In bijzondere gevallen kan worden aangenomen dat aan die eis is voldaan, ook als niet geheel duidelijk is aan welke ziekte of gebrek het onvermogen om arbeid te verrichten valt toe te schrijven. Daarbij geldt de (minimum)eis dat bij de medisch deskundigen een vrijwel eenduidige, consistente en naar behoren medisch gemotiveerde en verantwoorde opvatting bestaat, dat iemand als gevolg van ziekte of gebrek niet in staat is de betreffende arbeid te verrichten.Uit het dossier blijkt niet dat hier in het geval van eiser sprake van is.
15. Uit wat hiervoor is overwogen volgt dat de rechtbank er niet aan twijfelt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de beperkingen van eiser juist heeft vastgesteld. Om die reden is de rechtbank van oordeel dat er geen aanleiding bestaat voor het benoemen van een onafhankelijk deskundige. Het verzoek hiertoe van eiser wordt dan ook afgewezen.
Arbeidskundige beoordeling
16. Eiser voert aan dat de geduide functies zijn belastbaarheid overschrijden omdat hij niet meer dan zes uur per dag kan werken. De voorbeeldfuncties, waarin meer dan zes uur per dag moet worden gewerkt, zijn ongeschikt.
16. De rechtbank overweegt dat eiser tegen de arbeidskundige beoordeling heeft aangevoerd dat hij de functies om medische redenen niet kan verrichten. Uit wat hiervoor bij de medische beoordeling is overwogen volgt dat ervan uit moet worden gegaan dat de beperkingen van eiser zoals opgenomen in de FML van 18 januari 2024 juist zijn. Er bestaat daarom geen aanleiding voor het oordeel dat eiser de werkzaamheden die horen bij de functies die zijn geduid op grond van de FML niet zou kunnen verrichten. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat een urenbeperking per week is aangenomen en ook met de geluidbelasting rekening is gehouden. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in het rapport van 12 februari 2024 en gelet op de Resultaat functiebeoordeling van 21 juli 2023 van de primaire verzekeringsarts bij alle drie de functies voldoende gemotiveerd dat de functies passen bij de vastgestelde belastbaarheid van eiser. Aan de hand van die functies, heeft de arbeidsdeskundige vervolgens de verdiencapaciteit van eiser bepaald. Uit het arbeidskundig onderzoek blijkt dat eiser ondanks zijn beperkingen op het beoordelingsmoment met de geduide functies in staat was meer dan 65% van zijn maatmanloon te verdienen. Daardoor voldoet hij niet aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een WIA-uitkering.