ECLI:NL:RBMNE:2024:5067

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 augustus 2024
Publicatiedatum
22 augustus 2024
Zaaknummer
UTR 22/2620-T en UTR 22/2574-T
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake verzoek om verstrekking van persoonsgegevens door een politieambtenaar

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiser, een politieambtenaar, behandeld. Eiser heeft op 18 januari 2021 verzocht om verstrekking van persoonsgegevens die de korpschef over hem heeft verwerkt in de periode van 1 januari 2017 tot de datum van het verzoek. De korpschef heeft dit verzoek deels afgewezen en slechts een beperkt aantal documenten verstrekt, waarbij enkele passages zijn weggelakt. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt en beroep ingesteld. De rechtbank heeft op 27 juni 2024 de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigden van de korpschef.

De rechtbank oordeelt dat de korpschef de weigeringsgrond 'bescherming van rechten en vrijheden van anderen' te ruim heeft geïnterpreteerd en dat de motivering van de bestreden besluiten gebrekkig is. De rechtbank stelt vast dat de korpschef niet voldoende heeft gemotiveerd waarom bepaalde persoonsgegevens niet zijn verstrekt en dat er geen adequate belangenafweging heeft plaatsgevonden. De rechtbank geeft de korpschef de gelegenheid om het motiveringsgebrek te herstellen binnen acht weken na verzending van de tussenuitspraak. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak, waarin ook de proceskosten en eventuele schadevergoeding aan de orde komen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 22/2620-T en UTR 22/2574-T

tussenuitspraak van de meervoudige kamer van 22 augustus 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. P.W.M. Huisman)
en

de korpschef van politie, verweerder

(gemachtigden: mr. T. Gillhaus en mr. M.J.A. Hanhart).

Inleiding

Eiser heeft op 18 januari 2021 verzocht om verstrekking van persoonsgegevens in brede zin die de korpschef over hem heeft verwerkt in de periode van 1 januari 2017 tot aan de datum van het verzoek. Op 3 februari 2021 heeft eiser verzocht om verstrekking van alle naar hem herleidbare persoonsgegevens die de korpschef over hem heeft verwerkt en die betrekking hebben op het verzoek tot het doen van een strafrechtelijk onderzoek naar zijn woning in [land] , de communicatie met het openbaar ministerie en de […] politie hierover. Eiser heeft deze verzoeken gedaan op grond van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG).
Met twee afzonderlijke besluiten van 29 juni 2021 (de primaire besluiten) heeft de korpschef de beide verzoeken deels afgewezen. De korpschef heeft aan eiser afschriften van documenten verstrekt, waarbij passages zijn weggelakt. De korpschef heeft de verstrekking van persoonsgegevens ten aanzien van het eerste verzoek beperkt tot de verwerking van persoonsgegevens die hebben geleid tot zijn strafontslag en tot zijn personeelsdossier. De verstrekking van persoonsgegevens ten aanzien van het tweede verzoek heeft de korpschef beperkt tot de periode van 18 januari 2021 tot en met 4 februari 2021, omdat dit verzoek overlapt met het eerdere verzoek. De korpschef heeft eiser geen documenten met betrekking tot zijn strafontslag verstrekt, omdat eiser die documenten al in zijn bezit heeft. De korpschef heeft een inventarislijst overgelegd waarin per document is aangegeven om welke reden onderdelen van het document zijn weggelakt.
Met twee afzonderlijke besluiten van 29 april 2022 (de bestreden besluiten) heeft de korpschef de bezwaren van eiser tegen de primaire besluiten deels gegrond verklaard. De korpschef is daarbij grotendeels bij de primaire besluiten gebleven, met uitzondering van een paar stukken ten aanzien waarvan de korpschef alsnog passages heeft verstrekt.
Eiser heeft tegen de beide bestreden besluiten beroepen ingesteld en de korpschef heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift en een aanvullend verweerschrift. Eiser heeft hierop gereageerd.
De korpschef heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd. Op verzoek van de korpschef heeft de rechtbank bepaald dat alleen zij kennis mag nemen van de ongeanonimiseerde versie van die stukken.
De rechtbank heeft het beroep op 27 juni 2024 op zitting behandeld. Eiser was aanwezig, samen met zijn gemachtigde. De korpschef heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Beoordeling door de rechtbank

7. In artikel 15 van de AVG is het recht van inzage van de betrokkene geregeld in de persoonsgegevens die hem betreffen. Het doel daarvan is dat de betrokkene zich van de verwerking van zijn persoonsgegevens op de hoogte kan stellen en de rechtmatigheid daarvan kan controleren. Persoonsgegevens in een dossier zijn alle informatie over een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon. Allereerst zijn dit gegevens met betrekking tot naam, adres en woonplaats. Maar ook alle overige (in combinatie met andere gegevens) tot een persoon herleidbare gegevens kunnen persoonsgegevens zijn.
De omvang van het geschil
8. In de aanvullende verweerschriften van 22 juni 2023 heeft de korpschef geschreven dat hij voor een groot aantal documenten de weigeringsgrond ‘intern beraad’ heeft gebruikt, terwijl een andere weigeringsgrond had moeten worden gebruikt. De toegepaste weigeringsgrond ‘intern beraad’ had moeten luiden:
  • ‘bevat geen informatie als bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de AVG’,
  • ‘weigering ten behoeve van de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen als bedoeld in artikel 15, vierde lid, van de AVG’ en
  • ‘weigering ter bescherming van het vertrouwelijke karakter van de correspondentie tussen de korpschef en de landsadvocaat’.
9. De rechtbank beoordeelt de bestreden besluiten van de korpschef om gedeeltelijk inzage te geven in de persoonsgegevens die de korpschef over eiser heeft verwerkt. Eiser heeft op de zitting bevestigd dat hij zijn beroepsgronden beperkt tot de gronden die hij in reactie op de aanvullende verweerschriften heeft ingediend. De rechtbank toetst daarom de beroepsgronden van eiser aan de standpunten van de korpschef als verwoord in de aanvullende verweerschriften. De rechtbank stelt op basis hiervan vast dat tussen partijen niet in geschil is dat correspondentie tussen de korpschef en de landsadvocaat vanwege het vertrouwelijke karakter daarvan buiten de reikwijdte van het inzagerecht valt en inzage op die grond kan worden geweigerd. De rechtbank stelt ook vast dat de in het verweerschrift voor het eerst opgeworpen weigeringsgrond ‘misbruik van recht’ niet langer door de korpschef wordt tegengeworpen. Deze grond behoeft daarom geen bespreking evenals het doel van eisers verzoek.
Is de zoekslag volledig geweest?
10. Eiser voert aan dat de korpschef niet alle over hem aanwezige persoonsgegevens heeft verstrekt. Zo heeft de korpschef geen inzage gegeven in documenten waarin zijn persoonsgegevens zijn verwerkt over de periode van 1 januari 2017 tot en met 18 januari 2018, het opstarten van een overplaatsingsprocedure en het onderzoek bij zijn huis in [land] . Onder verwijzing naar de brede definitie van het begrip persoonsgegeven uit de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie, stelt eiser dat het niet zo kan zijn dat er over die periode en onderwerpen geen stukken zijn met verwerkte persoonsgegevens. In dit verband noemt eiser ook dat de zoekslag onzorgvuldig is, omdat de korpschef medewerkers van de politie heeft gevraagd om zelf in hun e-mailboxen naar e-mails over eiser te zoeken.
11. De rechtbank overweegt het volgende over de bewijslast bij deze beroepsgrond. Als een bestuursorgaan stelt dat na onderzoek is gebleken dat een bepaald document niet of niet meer onder hem berust en een dergelijke mededeling niet ongeloofwaardig voorkomt, dan is het in beginsel aan degene die om informatie verzoekt om aannemelijk te maken dat, in tegenstelling tot de uitkomsten van het onderzoek door het bestuursorgaan, een bepaald document toch onder dat bestuursorgaan berust. De rechtbank volgt hier de vaste rechtspraak. [1]
12. De korpschef heeft toegelicht dat aan alle door eiser genoemde personen, diensten en afdelingen is verzocht om alle herleidbare informatie over eiser vanaf 1 januari 2017 te leveren. Alle door eiser genoemde betrokkenen hebben hierop hun e-mails, berichtenverkeer en documenten doorzocht op persoonsgegevens van eiser. De korpschef stelt bij de zoekslag uitgegaan te zijn van een persoonsgegevensbegrip dat in overeenstemming is met de Europese rechtspraak en is ervan uitgegaan dat persoonsgegevens ook subjectieve gegevens betreffen. Op de zitting heeft de korpschef de zoekslag nog verder toegelicht. Dat er geen documenten zijn gevonden over de periode 2017 tot en met januari 2018 vindt zij te verklaren, omdat pas in april 2018 opdracht is gegeven voor een oriënterend onderzoek naar eiser. Het overplaatsingsbesluit is niet in het personeelsdossier opgenomen en de reden daarvan kan niet meer achterhaald worden, omdat de toenmalig leidinggevende niet meer bij de politie werkt.
13. De rechtbank oordeelt dat de korpschef op deze manier niet ongeloofwaardig heeft toegelicht dat de documenten die eiser stelt te missen niet (meer) onder haar berusten. Het is immers niet onmogelijk dat politieambtenaren e-mails hebben opgeschoond. De rechtbank betrekt hierbij dat de korpschef bij het uitzetten van de zoekslag mag uitgaan van de integriteit van de eigen politiemedewerkers. Eiser is er niet in geslaagd om aannemelijk te maken dat bepaalde documenten toch onder de korpschef berusten. Deze beroepsgrond slaagt niet.
De korpschef erkent gebrek in besluitvorming
14. Eiser voert aan dat de korpschef de weigeringsgrond ‘bescherming van rechten en vrijheden van anderen’ te ruim heeft uitgelegd en dat de korpschef de belangen van derden ten onrechte niet kenbaar heeft afgewogen tegen de belangen van eiser.
15. De korpschef handhaaft de weigering om de gelakte passages aan eiser te verstrekken en verwijst daarvoor naar de aanvullende verweerschriften van 22 juni 2023. Op de zitting heeft de korpschef bevestigd dat de daarin opgenomen motivering de motivering bevat van de besluiten, zoals zij die nu voorstaat.
16. De rechtbank overweegt dat de korpschef hiermee de eerdere motivering met als weigeringsgrond ‘intern beraad’ heeft verlaten. Wat het resterende geschil betreft, motiveert de korpschef de weigering nu op grond van de bescherming van rechten en vrijheden van anderen. Hieruit volgt dat de bestreden besluiten onvoldoende zijn gemotiveerd. Deze beroepsgrond slaagt.
17. De rechtbank zal aan de hand van de nadere standpunten beoordelen of dit motiveringsgebrek met de verweerschriften is hersteld en zo ja, welke consequenties hieraan moeten worden verbonden.
Mocht worden geweigerd vanwege de rechten en bescherming van anderen?
18. Op grond van de AVG heeft een betrokkene, kort gezegd, recht op een kopie van de persoonsgegevens die een verwerkingsverantwoordelijke van hem verwerkt, maar doet dit geen afbreuk aan de rechten en vrijheden van anderen. Dat betekent dat overwegingen die verband houden met de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen een beperking van dit inzagerecht rechtvaardigen, voor zover een dergelijke beperking de wezenlijke inhoud van dat recht onverlet laat en een noodzakelijke en evenredige maatregel is ter waarborging van die bescherming. De rechtbank overweegt dat deze kopie alle noodzakelijke kenmerken moet vertonen om de betrokkene in staat te stellen de rechten die hij aan de AVG ontleent daadwerkelijk uit te oefenen. Deze kopie moet deze gegevens dus volledig en getrouw reproduceren. Het recht om een kopie te verkrijgen, mag geen afbreuk doen aan de rechten en vrijheden van anderen. Onder rechten en vrijheden van anderen worden ook de rechten en vrijheden van de verwerkingsverantwoordelijke (de korpschef) zelf begrepen en in het verlengde daarvan ook de rechten en vrijheden van de personen (de verwerkers) die ten behoeve van de verwerkingsverantwoordelijke persoonsgegevens verwerken. In geval van strijdigheid van enerzijds de volledige uitoefening van het recht van inzage en anderzijds de rechten of vrijheden van anderen moeten de betrokken rechten tegen elkaar worden afgewogen. Voor zover mogelijk moet ervoor worden gekozen de persoonsgegevens te verstrekken op een wijze die geen afbreuk doet aan de rechten of vrijheden van anderen. Dit volgt uit de uitleg die het Hof van Justitie van de Europese Unie in het arrest Österreichische Datenschutzbehörde en CRIF heeft gegeven over het inzagerecht van artikel 15 van de AVG en uit de daarop gebaseerde uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State over gegevensverstrekking door de Technische Universiteit Eindhoven en over de Amsterdamse treiteraanpak. [2]
19. In dit geval roept de korpschef de rechten en vrijheden van anderen in om inzage in persoonsgegevens te weigeren. Als het gaat over tactische en strategische informatie ter bepaling van de rechtspositie van de korpschef in lopende procedures is dat gerechtvaardigd, zoals eiser zelf ook heeft erkend. En ook in persoonsgegevens die te maken hebben met een juridische analyse hoeft de korpschef geen inzage te verlenen. Noch in de besluitvorming, noch in de verweerschriften is echter duidelijk gemaakt welke passages op deze grondslagen zijn geweigerd, terwijl ook duidelijk is dat niet alle geweigerde passages vallen onder deze twee categorieën. De korpschef moet bij weigering van inzage in de persoonsgegevens dan ook per passage aangegeven op welke grondslag inzage is geweigerd en welke belangenafweging zij daarbij heeft gemaakt. De korpschef moet de rechten en vrijheden van anderen wegen tegen het belang van eiser en dat heeft zij niet gedaan. Op deze manier kan eiser niet controleren of de persoonsgegevens juist zijn en of zij zijn verwerkt in overeenstemming met de AVG. Het motiveringsgebrek in de bestreden besluiten is in zoverre niet hersteld.
20. Met toestemming van eiser heeft de rechtbank kennis genomen van de ongelakte documenten. In de documenten komen steeds de namen van (andere) politieambtenaren voor. De korpschef heeft ervoor gekozen om niet die namen weg te lakken, maar om de gegevens uit de documenten weg te lakken die volgens de korpschef tot hen zijn te herleiden. De weging van de belangen van eiser en van de andere betrokkenen mag er echter niet toe leiden dat eiser geen inzicht krijgt in passages die over hem gaan, terwijl de rechten en vrijheden van die andere betrokkenen ook op andere wijze beschermd kunnen worden. Door inzage te verlenen in de namen van de betrokkenen zijn subjectieve gegevens immers al snel tot hen herleidbaar. In overeenstemming met de AVG had de korpschef er in dit geval voor moeten kiezen om niet de betreffende passages, maar de namen en persoonsgegevens van de andere betrokkenen weg te lakken. Als dan vervolgens de inhoud van passages in documenten desondanks herleidbaar is tot anderen, kan de korpschef een nadere belangenafweging maken tussen het onthouden en verstrekken daarvan. De wijze waarop de korpschef nu inzage heeft verleend, is in strijd met het beschermingsniveau dat de AVG voorstaat. Eiser wordt wellicht onnodig inzage onthouden in zijn persoonsgegevens. Het motiveringsgebrek in de bestreden besluiten is ook in zoverre niet hersteld.

Conclusie en gevolgen

21. De bestreden besluiten zijn gebrekkig gemotiveerd. De motivering is ook met de verweerschriften niet dragend. De rechtbank zal de korpschef in de gelegenheid stellen om het motiveringsgebrek in de besluitvorming te herstellen. Hiertoe moet de korpschef een nieuwe afweging maken over het weglakken van gegevens uit de documenten en daarbij in acht nemen wat in overwegingen 19 en 20 staat. Dat betekent dat de korpschef bij weigering per passage inzage moet geven in de grondslag daarvan en dat de korpschef de rechten en vrijheden van anderen in eerste instantie moet beschermen door hun persoonsgegevens weg te lakken. De korpschef moet de uitkomst hiervan vervolgens in nieuwe besluiten neerleggen.
22. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen de korpschef het gebrek kan herstellen op acht weken na verzending van deze tussenuitspraak.
23. De korpschef moet zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, meedelen aan de rechtbank of zij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen. Als de korpschef gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiser in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van de korpschef. In beginsel, ook in de situatie dat de korpschef de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
24. Het geding zoals dat na deze tussenuitspraak wordt gevoerd, blijft in beginsel beperkt tot de beroepsgronden zoals die zijn besproken in de tussenuitspraak, omdat het inbrengen van nieuwe geschilpunten over het algemeen in strijd met de goede procesorde wordt geacht.
25. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. In de einduitspraak zal de rechtbank oordelen over de proceskosten en het griffierecht en over de door eiser gevraagde schadevergoeding vanwege de overschrijding van de redelijke termijn van de procedure.

Beslissing

De rechtbank:
  • draagt de korpschef op binnen twee weken de rechtbank mee te delen of zij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek in de bestreden besluiten te herstellen;
  • stelt de korpschef in de gelegenheid om binnen acht weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek in de bestreden besluiten te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
  • houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. de Meulder, voorzitter, en mr. J.J. Catsburg en mr. H.H.L. Krans, leden, in aanwezigheid van mr. L.M. Janssens-Kleijn, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 22 augustus 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.

Voetnoten

1.Bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 13 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1040, overweging 5.
2.Arrest van het Hof van Justitie van 4 mei 2023, ECLI:EU:C:2023:369, overwegingen 35-45 en uitspraken van de Afdeling van 9 augustus 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3067, overweging 6.4 en van 31 januari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:376, overweging 11.1.