Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 juni 2024 in de zaak tussen
[eiser] , uit [woonplaats] , eiser
Inleiding
€ 338.000,-. De waarde is vastgesteld per waardepeildatum 1 januari 2021 en geldt voor het belastingjaar 2022. De WOZ-beschikking is opgenomen in het aanslagbiljet van dezelfde datum. In dit aanslagbiljet heeft de heffingsambtenaar aan eiser als eigenaar van de woning ook een aanslag onroerendezaakbelasting en aanslag watersysteemheffing opgelegd. De WOZ-waarde is daarvoor als heffingsmaatstaf gehanteerd.
Overwegingen
- [straat 2] [nummeraanduiding 3] [.] , verkocht op 3 november 2021 voor € 525.000,-;
- [straat 1] [nummeraanduiding 4] [nummeraanduiding 2] , verkocht op 4 november 2020 voor € 365.000,-;
- [straat 1] [nummeraanduiding 5] [nummeraanduiding 2] , verkocht op 17 mei 2021 voor € 350.000,-.
[straat 2] [nummeraanduiding 3] [.]een zodanige andere ligging volgens eiser, dat deze ook om die reden onvoldoende vergelijkbaar is. Omdat de heffingsambtenaar deze onderbouwingen niet ten grondslag had mogen leggen aan zijn onderbouwing van de vastgestelde WOZ-waarde, is niet aannemelijk gemaakt dat de eindwaarde niet te hoog is vastgesteld.
[straat 2] [nummeraanduiding 3] [.]weliswaar in een andere straat is gelegen, maar dat deze straat uitkomt op de [straat 1] . Volgens de heffingsambtenaar is er met de onderlinge verschillen voldoende rekening gehouden. De heffingsambtenaar stelt zich op het standpunt dat de referentiewoningen voldoende vergelijkbaar zijn voor wat betreft de locatie, grootte en uitstraling en dat zij de vastgestelde WOZ-waarde van de woning onderbouwen.
[straat 2] [nummeraanduiding 3] [.]volgt de rechtbank heffingsambtenaar in zijn standpunt dat het [straat 2] in het verlengde van de [straat 1] ligt en daarmee voldoende vergelijkbaar is. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om immateriële schadevergoeding af.
mr.T. Mennen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 juni 2024.