ECLI:NL:RBMNE:2024:48

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 januari 2024
Publicatiedatum
10 januari 2024
Zaaknummer
C/16/561987 / KL ZA 23-251
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot inzage in bescheiden en opheffing van beslag in kort geding met betrekking tot een controlled auction

In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, hebben eiseressen in conventie, [eiseres sub 1] B.V. en [eiseres sub 2] LLC, een kort geding aangespannen tegen gedaagden in conventie, waaronder [gedaagde sub 3] B.V. en [gedaagde sub 4] B.V., met als doel inzage te verkrijgen in bescheiden die onder beslag zijn gelegd. De eiseressen stellen dat zij een rechtmatig belang hebben bij deze inzage in het kader van een voorgenomen bodemprocedure. De rechtbank heeft vastgesteld dat de rechtsbetrekking waarop de vordering is gebaseerd onvoldoende aannemelijk is gemaakt, waardoor de vorderingen in conventie zijn afgewezen. De rechtbank heeft daarbij benadrukt dat de eiseressen niet hebben aangetoond dat er een bindende overeenkomst tot stand was gekomen met de gedaagden, ondanks de onderhandelingen die hadden plaatsgevonden.

In reconventie hebben de gedaagden gevorderd om het beslag op te heffen. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beslag summierlijk ondeugdelijk is en dat de belangen van de gedaagden zwaarder wegen dan die van de eiseressen. De vorderingen in reconventie zijn toegewezen, en het beslag is opgeheven. De rechtbank heeft ook de proceskosten aan de zijde van de gedaagden toegewezen, terwijl de eiseressen in de proceskosten zijn veroordeeld. Dit vonnis is uitgesproken op 11 januari 2024.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Lelystad
zaaknummer / rolnummer: C/16/561987 / KL ZA 23-251
Vonnis in kort geding van 11 januari 2024
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres sub 1] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
2. rechtspersoon naar buitenlands recht
[eiseres sub 2] LLC,
gevestigd te [vestigingsplaats 2] , Verenigde Staten van Amerika
eiseressen in conventie,
verweersters in reconventie,
advocaten mrs. G. te Winkel, G. Taspinar en N.D. Milheiro Anselmo te Amsterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 1] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 3] ,
2. de coöperatie
[gedaagde sub 2] W.A.,
gevestigd te [vestigingsplaats 3] ,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 3] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 3] ,
gedaagden in conventie,
eiseressen in reconventie,
advocaten mrs. R.F. Abeln, J.C. van Nass, H. Schreur en L. van der Boom te Amsterdam,
en
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 4] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
gedaagde in conventie,
advocaat mr. M.J. Clement te Amsterdam,
en
5. de stichting
STICHTING ADMINISTRATIEKANTOOR [onderneming 1],
gevestigd te [vestigingsplaats 4] ,
gedaagde in conventie,
advocaat mr. M. Goorts te Eindhoven.
Eiseressen in conventie zullen gezamenlijk [eiseres sub 1] c.s. en afzonderlijk respectievelijk [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] genoemd worden.
Gedaagden in conventie zullen worden genoemd:
  • gedaagden sub 1 tot en met 3 gezamenlijk [gedaagde sub 3] c.s. en afzonderlijk respectievelijk [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] ;
  • gedaagde sub 4 [gedaagde sub 4] ;
  • gedaagde sub 5 STAK .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 30 augustus 2023 met producties 1 t/m 20;
  • de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie van [gedaagde sub 3] c.s. met producties
  • de akte overlegging producties 21 t/m 23 van [eiseres sub 1] c.s.;
  • op 21 december 2023 vond de mondelinge behandeling plaats waarbij alle partijen zijn verschenen en hun standpunten hebben toegelicht;
  • de spreekaantekeningen van [eiseres sub 1] c.s.;
  • de spreekaantekeningen van [gedaagde sub 3] c.s.;
  • de spreekaantekeningen van [gedaagde sub 4] ;
  • de spreekaantekeningen van STAK .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres sub 1] c.s. is een groep ondernemingen die zich specialiseert in het ontwerpen, ontwikkelen en produceren van elektrische componenten en systemen in de auto-industrie.
2.2.
[gedaagde sub 1] is een investeringsmaatschappij. Via haar investeringsfonds [gedaagde sub 2] is zij grootaandeelhouder van [gedaagde sub 3] . Via [gedaagde sub 3] houdt [gedaagde sub 1] 78% van de aandelen in [onderneming 1] B.V (hierna te noemen: [naam van een groep ondernemingen] ). STAK houdt de overige 22% van de aandelen in [naam van een groep ondernemingen] . [naam van een groep ondernemingen] is een groep ondernemingen die zich specialiseert in het ontwikkelen en produceren van oplaadinfrastructuur voor elektrische voertuigen.
2.3.
In oktober 2022 is [naam van een groep ondernemingen] door [gedaagde sub 3] c.s. door middel van een veilingproces (hierna ook te noemen: controlled auction) te koop aangeboden. De verkoop is tussen partijen bekend als ‘ [project] ’. [eiseres sub 1] c.s. heeft zich bij [gedaagde sub 3] c.s. gemeld als geïnteresseerde koper. Tijdens het veilingproces werd [gedaagde sub 3] c.s. (onder andere) bijgestaan door [gedaagde sub 4] .
2.4.
Op 5 oktober 2022 heeft [eiseres sub 2] als ‘Interested Party’ met [gedaagde sub 2] als ‘Discloser’ een ‘Non Disclosure Agreement’ (hierna NDA) gesloten met daarin afspraken over onder meer geheimhouding en het onderhandelingsproces. In de NDA staat onder meer:
6. Process.Except as set forth in a signed definitive agreement regarding the Proposed Transaction, neither the Discloser nor any of its Representatives makes any representation or warranty, whether express or implied, as to the accuracy, reliability or completeness of any Information nor does any of them have any duty to update or correct any Information. Except as may be agreed otherwise in writing, neither the Discloser, nor the Interested Party, nor any of their respective Representatives, has any obligation to enter into or continue discussions or negotiations, or any other duty or care in respect of the Proposed Transaction."
2.5.
[gedaagde sub 4] heeft op 2 november 2022 een ‘non binding offer process letter’ aan [eiseres sub 1] c.s. gestuurd met daarin onder meer het verzoek aan [eiseres sub 1] c.s. een nader omschreven ‘non binding offer’ te doen en informatie over de procesregels. In die brief staat onder meer:
“We reserve the right, without giving reason therefor to change or terminate the process set out in this letter in any way and with respect to you at any time without cause.
Neither the Company/Shareholder nor we shall have an obligation to review or consider any offer whether or not it is submitted on time in accordance with the procedures outlined in this letter.
Neither the Company/Shareholder nor we shall have an obligation to accept any offer whether or not it represents the highest price or for any other subjective or objective reason. This letter may not be construed or interpreted as a binding offer of Shareholder to sell, or an invitation to purchase, any part of the Company or its securities.”
2.6.
Op 20 december 2022 stuurde [eiseres sub 1] c.s. een brief,
“non-binding letter of indicative interest”,aan [gedaagde sub 4] waarin zij haar belangstelling in [naam van een groep ondernemingen] kenbaar maakte. In die brief staat onder meer het volgende:
“a. Non-Binding. Except for subsection (b) (Confidentiality) below (which shall be legally binding), this letter and the Proposal constitute a non-binding proposal and do not constitute a legally binding commitment by [eiseres sub 1] or any of its affiliates or representatives and is intended to serve only as a basis for discussion of certain business terms that would apply to the transaction. Any transaction would be subject to due diligence, approval by the Boards of Directors of [eiseres sub 1] and [naam van een groep ondernemingen] and entry into mutually satisfactory definitive agreements. Until such time as definitive transaction documents have been entered into, no party nor their respective affiliates shall be under any legal obligation or have any liability of any nature whatsoever with respect to the Proposal or otherwise by virtue of this letter other than the confidentiality obligations described below."
2.7.
[gedaagde sub 4] heeft op 4 januari 2023 [eiseres sub 1] c.s. een ‘process letter’ gestuurd met daarin onder meer de uitnodiging om op een nader omschreven wijze een ‘binding offer’ te doen
“for acquiring 100% of the shares of [naam van een groep ondernemingen] , including your mark-up of the share purchase agreement and draft and non-binding warranties & indemnities insurance policy for the Proposed Transaction”.In die brief staat onder meer het volgende:
“You are aware that the Shareholder and Company are, aside from the negotiations with you, also in negotiations with other interested parties in [project] (each, an "Interested Party") to explore with each Interested Party the possibilities to enter with such party in the Proposed Transaction. Until the moment the Shareholder decides otherwise, the current discussions are all on a mutual non-exclusive basis.
(…)
Post Binding Offer
Upon receipt of the Binding Offers, [gedaagde sub 1] may, at its sole discretion, select a(n) (limited number of) Interested Part(y)(ies) to engage in final negotiations in connection with the Proposed Transaction and work towards completion in March.
(…)
We reserve the right, without giving reason therefor to change or terminate the process set out in this letter in any way and with respect to you at any time without cause.
(…)
Neither the Company/ [gedaagde sub 1] nor we shall have an obligation to accept any offer whether or not it represents the highest price or for any other subjective or objective reason. This letter may not be construed or interpreted as a binding offer of [gedaagde sub 1] to sell, or an invitation to purchase, any part of the Company or its securities."
2.8.
Met “
including your mark-up of the share purchase agreement” wordt bedoeld dat [eiseres sub 1] c.s. haar aanbod diende te vervatten in een door [gedaagde sub 3] c.s. voorgestelde conceptovereenkomst, ‘Sale and purchase agreement’ ook wel aangeduid als de ‘Auction SPA’. De Auction SPA bevat onder meer de volgende bepaling:
“5. Nature of document: This draft document is non-binding and intended solely to facilitate discussions among the parties about the possibility of engaging in the transaction described herein. All discussions regarding this draft document shall be “subject to contract”, meaning that they are not intended to create, nor will this be deemed to create, a legally binding or enforceable offer or agreement of any type or nature, unless and until a final form agreement is executed and delivered by the parties. None of the Sellers, or any of their respective affiliates shall have any obligation, express or implied, to propose or complete any transaction, or to enter into any relationship, or to negotiate in good faith toward any binding contract”
2.9.
Op 25 maart 2023 stuurde [eiseres sub 1] c.s. een brief,
“revised offer”aan [gedaagde sub 4] met daarbij een aanbod vervat in een ‘mark up’ van de Auction SPA. In de brief staat onder meer:
“a. Non-Binding. Except for subsection (b) (Confidentiality) and (c) (Exclusivity) below (which shall be legally binding), this letter and the Proposal constitute a non-binding proposal and do not constitute a legally binding commitment by [eiseres sub 1] or any of its affiliates or representatives and is intended to serve only as a basis for discussion of certain business terms that would apply to the transaction. Any transaction would be subject to due diligence, approval by the Boards of Directors of [eiseres sub 1] and [naam van een groep ondernemingen] and entry into mutually satisfactory definitive agreements. Until such time as definitive transaction documents have been entered into, no party nor their respective affiliates shall be under any legal obligation or have any liability of any nature whatsoever with respect to the Proposal or otherwise by virtue of this letter other than the confidentiality obligations described below."b. (…)c. Exclusivity. In consideration of the time, effort and money that [eiseres sub 1] is prepared to commit to pursuing this transaction, the Company hereby agrees to continue to work with [eiseres sub 1] on a exclusive basis for the period beginning on the date of the Company’s execution of this letter (…)(the “Company Signature Date”) until (…)(the “Exclusivity Period”).
2.10.
In de mark-up van de Auction SPA heeft [eiseres sub 1] c.s. de onder rechtsoverweging 2.8 geciteerde bepaling uitgebreid (door de voorzieningenrechter aangegeven met een onderstreping) en eveneens op haarzelf van toepassing verklaard:
“5. Nature of document: This draft document is non-binding and intended solely to facilitate discussions among the parties about the possibility of engaging in the transaction described herein. All discussions regarding this draft document shall be “subject to contract”, meaning that they are not intended to create, nor will this be deemed to create, a legally binding or enforceable offer or agreement of any type or nature, unless and until a final form agreement is executed and delivered by the parties. None of the Sellers,the Purchaseror any of their respective affiliates shall have any obligation, express or implied, to propose or complete any transaction, or to enter into any relationship, or to negotiate in good faith toward any binding contract”
2.11.
In de periode na 25 maart 2023 werd [gedaagde sub 3] c.s. tijdens de onderhandelingen hoofdzakelijk vertegenwoordigd door de heer [A] (hierna: [A] ), werkzaam voor [gedaagde sub 1] . [eiseres sub 1] c.s. werd in de onderhandelingen vertegenwoordigd door de heer [B] (hierna: [B] ), werkzaam voor [eiseres sub 1] c.s..
2.12.
[A] stuurde op 18 mei 2023 een e-mailbericht aan [B] met onder meer het volgende:
“I trust we have found common ground and can work swiftly towards signing of the SPA (early next week).”
2.13.
Op 21 mei 2023 werd namens [gedaagde sub 3] c.s. een conceptovereenkomst aan [eiseres sub 1] c.s. gestuurd waarin een aantal voorbehouden, waaronder de vermelding ‘subject to contract’ op het voorblad, was doorgehaald.
2.14.
Op 26 mei 2023 had [eiseres sub 1] zonder medeweten of toestemming van [gedaagde sub 3] een persbericht uitgegeven waarin zij de koop van [naam van een groep ondernemingen] openbaar maakte.
2.15.
Met een e-mailbericht van 26 mei 2023 heeft [A] aan [B] bevestigd dat de onderhandelingen met [eiseres sub 1] c.s. door [gedaagde sub 3] c.s. zijn afgebroken en [eiseres sub 1] c.s. op grond van de overtreding van de NDA aansprakelijk gesteld voor de schade als gevolg van het persbericht van 26 mei 2023. In het e-mailbericht staat onder meer:
“As discussed yesterday, you have not agreed to our position regarding the material matters of the [closing deliverable 1] and the [closing deliverable 2] [toevoeging voorzieningenrechter: beide onderwerpen zijn door partijen aangeduid als “closing deliverables”] and as a result, we cannot find common ground to sign the SPA and to continue the discussions. We aimed to sign early this week and have given you a deadline yesterday (as per attached email) which has lapsed.
We hereby confirm the termination as discussed yesterday between you, [C (voornaam)] and [D (voornaam)] from [gedaagde sub 4] .
(…)
[onderneming 2] C.V. ( [gedaagde sub 1] ) is shocked by the fact that [eiseres sub 1] has apparently decided to unilaterally and without consent nor title leak information to the market on an alleged future acquisition of [naam van een groep ondernemingen] , while there is clearly no agreement between [gedaagde sub 1] and [eiseres sub 1] on such acquisition between the parties, and [eiseres sub 1] is well aware that. By doing so,
[eiseres sub 1] has acted in breach of (amongst others) the Non-disclosure agreement between [gedaagde sub 1] and [eiseres sub 1] dated 5 October 2022 (the NDA)
and acted unlawfully towards [gedaagde sub 1] .
As a consequence, [eiseres sub 1] is fully liable for any and all damages resulting from such breach of contract and unlawful act, including, but not limited to, damages suffered due to other potential bidders terminating negotiations with [gedaagde sub 1] .”
2.16.
Op initiatief van [B] , voerden hij en [A] na 26 mei 2023 telefonisch overleg. Op 30 mei 2023 stuurde [A] een e-mailbericht aan [B] met onder meer het volgende:
“You requested to share the email sent last week, stating our maximum acceptable position on closing deliverables please see below. This email was the subject of discussion on Thursday and since you/ [eiseres sub 1] were unable to
accept this position, the negotiations were terminated on Friday as confirmed in the email sent to you/ [eiseres sub 1] .
We understand you want to have another look at the closing deliverables wording, and thus we forward the requested email. However, at this point in time we want to emphasize we cannot give you/ [eiseres sub 1] any commitment on signing/doing a deal and we refer to the email sent last Friday.”
2.17.
[B] beantwoordde het e-mailbericht van [A] van 30 mei 2023 op dezelfde dag met onder meer de volgende tekst:
“Our final proposal as contained in the attached purchase agreement shall expire at 5:00pm ET on Wednesday, May 31. Unless we receive, prior to the expiration of our proposal, your email confirmation of acceptance of our proposal, including your agreement to proceed immediately toward signing of the agreement(s) (on an exclusive basis until Sunday, June 4th), we will presume that you have decided to pursue another alternative, and as such, our final proposal will be automatically revoked in its entirety.”
2.18.
Op 31 mei 2023 beantwoordde [A] het e-mailbericht van 30 mei 2023 van [B] . In het e-mailbericht staat onder meer:
“As mentioned during our conversation yesterday, we took a step back from the negotiation process to reflect on the events last week and determine our path forward. It is essential to us that [gedaagde sub 1] , management and fellow
shareholders are well aligned, which requires more time than the deadline of 5:00pm ET today allows. Hence, we let your deadline lapse.
We want to emphasize that, at this point, we have not granted exclusivity to any party. However, should we decide to proceed with [eiseres sub 1] as the buyer of [naam van een groep ondernemingen] and should you still be open to such discussions (given that your deadline will have lapsed), we would not expect resuming these discussions before the end of this week.”
2.19.
Op 31 mei 2023 en 1 juni 2023 hadden [B] en [A] verschillende keren telefonisch contact. Van de telefoongesprekken op 1 juni 2023 om 13.00 uur en 21.30 uur heeft [B] in een e-mailbericht van 5 juni 2023 aan mr. [E] en mr. G. te Winkel, beiden advocaten van [eiseres sub 1] c.s., de volgende notities gemaakt:
“Thursday, June 1st (c. 7am EST / 1pm CET) – Phone Conversation between myself & [A (voornaam)] . In that conversation, [A (voornaam)] identified two conditions, that if met, we can proceed to Signing on Friday, noon ET / 6pm CET.
o First, convert the earnout-out to a fixed amount, so at Closing its €320M; and
o Second, [naam van een groep ondernemingen] CEO/CTO to provide positive feedback after meeting with [F (voornaam)] .
o He informed me of an internal [gedaagde sub 1] decision meeting at 10am-11:30am ET / 4pm-5:30pm CET. So he wanted feedback on the 1st condition. I confirmed with him, and reiterated that if we do this, then
he confirms that we’re working towards a Signing by Friday at noon ET / 6pm CET. He agreed.
(…)
Thursday, June [toevoeging voorzieningenrechter:bedoeld wordt ‘June 1st’] (c. 3:30pm / 9:30pm) – Phone Conversation between myself & [A (voornaam)] . In this conversation, [A (voornaam)] confirmed that the call went well with [G (voornaam)] / [H (voornaam)] and approved for the lawyers to proceed to finalize the
agreements and work towards a Signing by 12pm noon ET / 6pm CET. [A (voornaam)] also confirmed that he had the [closing deliverable 1] email ready, but planned to go back to them Friday morning to add the point on the framework agreement extension. In the same conversation, he agreed that there were NO additional steps required as a condition to Signing for Friday at noon.
o Following our conversation, I immediately alerted [E (voornaam)] at [advocatenkantoor 1] to proceed (reference email 3:48pm EST / 9:48pm CET) and also texted my leadership team ( [I (voornaam)] , [J (voornaam)] , [K (voornaam)] & [F (voornaam)] ).”
2.20.
Na het telefoongesprek met [B] op 1 juni 2023 om 21.30 uur stuurde [A] om 21.41 uur het volgende Whatsapp-bericht aan [L] , een collega van [gedaagde sub 1] :
“Goede call [B (voornaam)] , heel expliciet closing the loop with the other party genoemd en deadline 12:00 morgen. Hij reageerde daar relaxed op. Snapt dat t nodig is”
2.21.
Op 1 juni 2023 stuurde [B] aan mr. [E] en [M] van [eiseres sub 1] c.s. een email met daarin onder meer:
“Its confirmed!. We have a deal.”
2.22.
Op 2 juni 2023 heeft [A] [B] telefonisch medegedeeld dat [gedaagde sub 3] c.s. zich niet zal terugtrekken van het proces met een andere bieder. Bij brief van 3 juni 2023 van mrs. [E] en Te Winkel heeft [eiseres sub 1] c.s., [gedaagde sub 3] c.s. gesommeerd te bevestigen dat een finale overeenkomst tot stand is gekomen. [gedaagde sub 3] c.s. heeft aan deze sommatie geen gehoor gegeven. [naam van een groep ondernemingen] is na 2 juni 2023 door [gedaagde sub 3] c.s. aan een derde partij verkocht.
2.23.
Op 14 juli 2023 heeft mr. [N] , notaris, een proces-verbaal opgesteld waarin hij zijn bevindingen over de authenticiteit van het Whatsapp-bericht van 1 juni 2023 (zie nr. 2.20) heeft opgeschreven.
2.24.
Op 28 juli 2023 is door de voorzieningenrechter van deze rechtbank op verzoek van [eiseres sub 1] c.s. ten laste van [gedaagde sub 3] c.s. en STAK verlof verleend voor het leggen van conservatoir bewijsbeslag op verschillende (digitale) bescheiden (hierna: de bescheiden).
2.25.
De gerechtsdeurwaarder heeft de in beslag genomen bescheiden onderverdeeld in drie verschillende categorieën: een witte doos, een zwarte doos en een grijze doos.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eiseres sub 1] c.s. vordert om bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
A. [gedaagde sub 3] , STAK , [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] op grond van artikel 843a Rv hoofdelijk te veroordelen om aan [eiseres sub 1] c.s. een afschrift te verstrekken van:
i. de bescheiden die door de deurwaarder zijn opgenomen in de ‘witte doos’;
ii. de bescheiden die door de deurwaarder zijn opgenomen in de ‘grijze dozen’ nummers ‘1’ tot en met ‘5’ voor zover onder B is vastgesteld welke data daarin voor afgifte in aanmerking komen ;
ten aanzien van de ‘grijze dozen’ nummers ‘1’ tot en met ‘5’:
i. in goede justitie een onafhankelijke deskundige (hierna: de deskundige) aan te wijzen die over voldoende kennis en ervaring beschikt op het gebied van bewijsbeslag en beroepsgeheim;
ii. regels vast te stellen op grond waarvan de deskundige belast zal zijn met de vaststelling:
1. van de bescheiden die niet kunnen worden vrijgegeven voor afschrift omdat deze worden bestreken door het beroepsgeheim tussen advocaat en cliënt, dan wel omdat er andere zwaarwegende redenen zijn die aan vrijgave voor afschrift in de weg staan;
2. van de bescheiden die wel kunnen worden vrijgegeven voor afschrift, al dan niet geheel, of, voor zover dat naar het onafhankelijke oordeel van de deskundige geëigend is, gedeeltelijk of gedeeltelijk onleesbaar gemaakt;
3. van de regels waaronder de bescheiden onder ii sub 2 hiervoor voor afschrift aan [eiseres sub 1] c.s. ter beschikking kunnen worden gesteld;
iii. te bepalen dat de kosten van de deskundige hoofdelijk ten laste komen van [gedaagde sub 3] , STAK , [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] ;
te bepalen dat de wijze waarop het onder A gevorderde afschrift zal worden verschaft, zal bestaan uit afgifte door de deurwaarder aan [eiseres sub 1] c.s. van de door de deurwaarder bewaarde (elektronische) kopieën van de door het beslag getroffen bescheiden, één en ander volgens de regels zoals die door de deskundige zijn vastgesteld;
[gedaagde sub 4] op grond van artikel 843a Rv te veroordelen om aan [eiseres sub 1] c.s. te verstrekken een afschrift van de bescheiden voor zover [gedaagde sub 4] die onder zich houdt, onder bepaling dat deze verstrekking zal plaatsvinden met gebruikmaking van dezelfde deskundige en onder dezelfde regels en voorwaarden als onder B is bepaald;
[gedaagde sub 3] , STAK , [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hoofdelijk te veroordelen in de kosten van het op 10 augustus 2023 ten laste van hun gelegde beslag;
[gedaagde sub 3] , STAK , [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 4] hoofdelijk te veroordelen in de proces- en nakosten van dit kort geding en de wettelijke rente over de nakosten.
3.2.
[eiseres sub 1] c.s. legt aan haar vordering ten grondslag dat zij een rechtmatig belang heeft bij inzage in de bescheiden. Volgens [eiseres sub 1] c.s. dient haar vordering er toe om haar kansen in te schatten voor een door haar aan te spannen bodemprocedure tegen [gedaagde sub 3] c.s.. Omdat zij voldoet aan alle vereisten uit artikel 843a Rv vordert zij inzage of afschrift van de onder rechtsoverweging 3.1 genoemde bescheiden.
3.3.
[gedaagde sub 3] c.s., [gedaagde sub 4] en STAK hebben de vorderingen gemotiveerd bestreden en geconcludeerd tot afwijzing.
in reconventie
3.4.
[gedaagde sub 3] c.s. vordert om bij vonnis, voor zover uitvoerbaar bij voorraad:
A. het beslag met onmiddellijke ingang op te heffen;
B. [eiseres sub 1] c.s. te bevelen bij ieder (nieuw) verzoek tot beslaglegging ten laste van [gedaagde sub 3] c.s. dat verband houdt met het in de conclusie van antwoord beschreven feitencomplex, dit vonnis over te leggen en de verlofrechter er uitdrukkelijk op te wijzen dat [gedaagde sub 3] c.s. dan wel in elk geval de advocaat van [gedaagde sub 3] c.s. gehoord wenst te worden alvorens het verlof wordt verleend;
C. [eiseres sub 1] c.s. hoofdelijk te veroordelen in de kosten van dit kort geding, te vermeerderen met de nakosten.
3.5.
[gedaagde sub 3] c.s. legt aan haar vordering ten grondslag dat de vordering op grond van artikel 843a RV waarvoor [eiseres sub 1] c.s. bewijsbeslag heeft gelegd summierlijk ondeugdelijk is. Bovendien is het bewijsbeslag volgens [gedaagde sub 3] c.s. onnodig en dient een afweging van de betrokken belangen in haar voordeel uit te vallen. Daarom vordert [gedaagde sub 3] c.s. op grond van artikel 705 lid 2 Rv opheffing van het gelegde bewijsbeslag.
3.6.
[eiseres sub 1] c.s. heeft de vorderingen gemotiveerd bestreden en geconcludeerd tot afwijzing.

4.De beoordeling

in conventie

4.1.
In de kern gaat het geschil in conventie om de vraag of de door [eiseres sub 1] c.s. gestelde vorderingen voldoen aan de vereisten die artikel 843a Rv stelt aan het recht op inzage of afschrift van de bescheiden waarop zij bewijsbeslag heeft laten leggen. De rechtbank concludeert dat de vorderingen daaraan niet voldoen omdat de vereiste rechtsbetrekking door [eiseres sub 1] c.s. onvoldoende aannemelijk is gemaakt. Daarom zullen de vorderingen van [eiseres sub 1] c.s. worden afgewezen.
Beoordelingskader artikel 843a Rv-vordering
4.2.
Artikel 843a Rv biedt een partij de mogelijkheid om kennis te nemen van bescheiden waarover niet zij, maar een ander wel beschikt. Een op basis van dit artikel ingestelde vordering is, met uitzondering van de gevallen genoemd in het derde en vierde lid van dit artikel, toewijsbaar als het gaat om concreet door de eiser bepaalde bescheiden die betrekking hebben op een rechtsbetrekking waarin hij (of zijn rechtsvoorganger) partij is, en de eiser een rechtmatig belang heeft bij inzage in, of afschrift dan wel uittreksel van, die bescheiden.
4.3.
In het
Semtex-arrest (HR 10 juli 2020, ECLI:NL:HR:2020:1251) heeft de Hoge Raad bepaald dat als maatstaf voor de beoordeling van een artikel 843a Rv-vordering heeft te gelden dat het bestaan van de rechtsbetrekking waarop de vordering ziet, voldoende aannemelijk moet zijn. Degene die inzage, afschrift of uittreksel van bewijsmateriaal verlangt om een door hem vermoede tekortkoming of onrechtmatige daad te kunnen aantonen, zal gemotiveerd zodanige feiten en omstandigheden dienen te stellen en met eventueel reeds voorhanden bewijsmateriaal moeten onderbouwen dat voldoende aannemelijk is dat die tekortkoming of onrechtmatige daad zich heeft voorgedaan of dreigt voor te doen.
De rechtsbetrekkingen die [eiseres sub 1] c.s. aan haar vorderingen ten grondslag heeft gelegd
4.4.
[eiseres sub 1] c.s. stelt dat er tussen haar en [gedaagde sub 3] c.s. wilsovereenstemming bestond over de verkoop van de aandelen in [naam van een groep ondernemingen] . Volgens [eiseres sub 1] c.s. is [gedaagde sub 3] c.s. toerekenbaar tekort geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de koopovereenkomst door de geplande ondertekening van de koopovereenkomst op
2 juni 2023 af te breken.
4.5.
[eiseres sub 1] c.s. stelt voorts dat [gedaagde sub 1] onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld door slechts enkele uren voor het ondertekenen van de koopovereenkomst zich uit het proces, ‘the signing’, terug te trekken.
4.6.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiseres sub 1] c.s. de rechtbank verzocht de onder rechtsoverweging 4.5 gestelde feitelijke grondslag voor de door haar gestelde onrechtmatige daad aan te vullen met misleiding. Volgens [eiseres sub 1] c.s. heeft [gedaagde sub 3] c.s. haar door de wijze van communicatie misleid. [gedaagde sub 3] c.s. heeft daartegen bezwaar gemaakt. De rechtbank acht het bezwaar van [gedaagde sub 3] c.s. gegrond. De feitelijke grondslag van misleiding is niet eerder dan tijdens de mondelinge behandeling door [eiseres sub 1] c.s. aan de orde gesteld. Aanvulling van deze feitelijke grondslag is daarom een vermeerdering van eis. Deze eiswijziging is ingrijpend omdat daarvoor een nieuw debat noodzakelijk is. [gedaagde sub 3] c.s. heeft zich daar niet op kunnen voorbereiden en wordt daarmee onredelijk in haar verdediging bemoeilijkt. De eiswijziging is daarom in strijd met de goede procesorde en zal buiten beschouwing worden gelaten.
Beoordelingskader van de rechtsbetrekkingen
4.7.
De rechtbank stelt voorop dat de door [eiseres sub 1] c.s. gestelde rechtsbetrekkingen in de eerste plaats worden bepaald door het specifieke veilingproces (‘controlled auction’) dat [gedaagde sub 3] c.s. voor de verkoop van de aandelen in [naam van een groep ondernemingen] heeft gehanteerd en waaraan [eiseres sub 1] c.s. heeft deelgenomen. Van dat veilingproces maken duidelijke en schriftelijk vastgelegde procesafspraken deel uit.
4.8.
In zijn algemeenheid is kenmerkend voor een controlled auction dat in een gesloten veilingproces met meerdere potentiële kopers tegelijkertijd wordt onderhandeld, dat partijen over en weer volledig vrij zijn zich altijd terug te trekken uit het onderhandelingsproces en dat er pas sprake is van gebondenheid tussen partijen op het moment dat de verkopende partij de verkoop aan een kopende partij gunt en die gunning blijkt uit een door beide partijen ondertekend contract.
4.9.
In de onderhavige rechtsverhouding tussen [eiseres sub 1] c.s. en [gedaagde sub 3] c.s. voldoet het veilingproces ook aan de hiervoor genoemde kenmerken van een controlled auction. Dat blijkt uit de NDA (zie nr. 4.10), de stukken van [gedaagde sub 3] c.s. (zie nr. 4.11) en de stukken van [eiseres sub 1] c.s. (zie nr. 4.12).
4.10.
De wederzijdse vrijblijvendheid blijkt onder meer uit de NDA die [eiseres sub 1] c.s. en [gedaagde sub 3] c.s. hebben gesloten. In die overeenkomst (zie nr. 2.4) is afgesproken dat zij tijdens het veilingproces niet verplicht zijn om de onderhandelingen met de andere partij voort te zetten.
4.11.
Die vrijblijvendheid blijkt ook uit de brief van [gedaagde sub 3] c.s. van 2 november 2023 aan [eiseres sub 1] c.s. waarin zij kenbaar maakt dat zij zich het recht voorbehoudt om het onderhandelingsproces te stoppen en dat zij zich niet verplicht om een aanbod van [eiseres sub 1] c.s. te beoordelen of overwegen. In de brief van 4 januari 2023 heeft [gedaagde sub 3] c.s. aan [eiseres sub 1] c.s. geschreven dat zij in het kader van de verkoop van [naam van een groep ondernemingen] ook in onderhandeling is met andere geïnteresseerde kopers en dat de gesprekken op
niet-exclusieve basis gevoerd worden. Ook staat in de brief van 4 januari 2023 vermeld dat [gedaagde sub 1] , zodra zij een bindend aanbod van [eiseres sub 1] c.s. heeft ontvangen, een aantal geïnteresseerde kopers selecteert
“to engage in final negotiations”. Ook behoudt [gedaagde sub 3] c.s. zich in die brief nogmaals het recht voor om de onderhandelingen met [eiseres sub 1] c.s. te stoppen en schrijft zij dat zij niet verplicht is een bod van [eiseres sub 1] c.s. te beoordelen of overwegen. In de periode na 4 januari 2023 werd er door [gedaagde sub 3] c.s. met potentiële kopers onderhandeld. Aan potentiële kopers werd door [gedaagde sub 3] c.s. gevraagd hun aanbod te vervatten in een door [gedaagde sub 3] c.s. opgestelde conceptovereenkomst. In artikel 5 van die conceptovereenkomst heeft [gedaagde sub 3] c.s. opgenomen dat de onderhandelingen in het kader van die overeenkomst ‘subject to contract’ en vrijblijvend zijn tot het moment een finale overeenkomst
“is executed and deliverd by the parties”.
4.12.
In haar brief van 20 december 2022 heeft [eiseres sub 1] c.s. aan [gedaagde sub 4] , als vertegenwoordiger van [gedaagde sub 3] c.s., haar interesse in het aankopen van [naam van een groep ondernemingen] kenbaar gemaakt. In die brief heeft [eiseres sub 1] c.s. geschreven dat haar interesse vrijblijvend is en een overeenkomst slechts tot stand komt door wederzijds goedgekeurde en definitieve transactiedocumenten. In haar brief van 25 maart 2023 aan [gedaagde sub 4] heeft [eiseres sub 1] c.s. die voorbehouden herhaald. Bij haar brief van 25 maart 2023 zat een concept koopovereenkomst gevoegd waarin [eiseres sub 1] c.s. het door [gedaagde sub 3] c.s. opgestelde artikel 5 heeft aangepast in zoverre dat het daarin opgenomen ‘subject to contract’ voorbehoud ook voor haar geldt. Dat [eiseres sub 1] c.s. ervan uitging dat zonder afspraak voor haar geen exclusiviteit gold, blijkt duidelijk uit haar brief van 25 maart 2023 waarin zij [gedaagde sub 3] c.s verzoekt een exclusiviteitsbeding te tekenen en haar e-mailbericht van
30 mei 2023 waarin zij [gedaagde sub 3] c.s. een schriftelijke bevestiging van de door haar verlangde exclusiviteit verzoekt. Aan beide verzoeken heeft [gedaagde sub 3] c.s. niet voldaan.
4.13.
Aan de hand van deze procesafspraken zal de rechtbank beoordelen of [eiseres sub 1] c.s. de door haar gestelde tekortkoming of onrechtmatige daad voldoende aannemelijk heeft gemaakt.
Koopovereenkomst en tekortkoming?
4.14.
[eiseres sub 1] c.s. stelt dat zij definitief overeenstemming met [gedaagde sub 3] c.s. heeft bereikt over de koop van de aandelen in [naam van een groep ondernemingen] omdat zij op 1 juni 2023 met [gedaagde sub 3] c.s. overeenstemming heeft bereikt over de laatste twee voorwaarden die [gedaagde sub 3] c.s. stelde voor de overname van [naam van een groep ondernemingen] . Die laatste voorwaarden waren dat (i) een aanvankelijk voorwaardelijk deel van de koopprijs (de ‘earn-out’ van € 20.000.000) bij het sluiten van de overeenkomst onvoorwaardelijk betaald moest worden en (ii) een gesprek tussen het management van [eiseres sub 1] c.s. en [naam van een groep ondernemingen] positief moest verlopen. Tijdens het telefoongesprek op 1 juni 2023 om 21.30 uur tussen [B] en [A] is volgens [eiseres sub 1] c.s. door [A] bevestigd dat aan deze laatste voorwaarden was voldaan, dat er geen bijkomende stappen meer vereist waren voor ondertekening van de koopovereenkomst en dat de advocaten de transactiedocumenten konden finaliseren zodat de koopovereenkomst de volgende dag getekend kon worden. [eiseres sub 1] c.s. benadrukt dat het vervolgens [advocatenkantoor 2] , het advocatenkantoor van [gedaagde sub 3] c.s., was dat contact opnam met [advocatenkantoor 1] , het advocatenkantoor van [eiseres sub 1] c.s., om de transactiedocumenten gereed te maken en dat vervolgens nadien beide kantoren daarmee aan de slag zijn gegaan. [eiseres sub 1] c.s. stelt dat zij onder deze omstandigheden er gerechtvaardigd op heeft mogen vertrouwen dat zij met [gedaagde sub 3] c.s. definitieve overeenstemming had bereikt, temeer omdat [gedaagde sub 3] c.s. haar niet kenbaar had gemaakt dat zij op 1 juni 2023 nog in onderhandeling was met een andere partij. Ter nadere onderbouwing heeft [eiseres sub 1] c.s. gewezen op (i) het feit dat het onbetwistbaar is dat reeds lange tijd sprake was van bilaterale onderhandelingen tussen haar en [gedaagde sub 3] c.s., (ii) de tekst van het e-mailbericht van 18 mei 2023 (zie nr. 2.12) van [A] aan [B] , (iii) de adviesaanvraag over de voorgenomen verkoop op 19 mei 2023 door [gedaagde sub 3] c.s. aan de ondernemingsraad van [naam van een groep ondernemingen] en (iv) het feit dat op de concept overeenkomst van 21 mei 2023 (zie nr. 2.13) van [gedaagde sub 3] c.s. onder meer het voorbehouden ‘subject tot contract’ was doorgehaald.
4.15.
[gedaagde sub 3] c.s. heeft de stellingen van [eiseres sub 1] c.s. gemotiveerd betwist.
4.16.
Door beide partijen is bij aanvang en gedurende het gehele onderhandelingsproces bedongen dan wel verklaard dat pas van binding aan een overeenkomst sprake kan zijn wanneer sprake is van ondertekening van definitief uitonderhandelde contractsdocumenten. Het is tussen partijen niet in geschil dat er op 1 juni 2023 om 21.30 uur geen sprake was van een definitief contractsdocument, laat staan van een wederzijdse aanvaarding daarvan blijkend uit de ondertekening door beide partijen. Evenmin was er toen sprake van een door [B] in zijn e-mailbericht van 30 mei 2023 (zie nr. 2.16) verlangde “
email confirmation of acceptance” van [gedaagde sub 3] c.s. Dit brengt reeds met zich mee dat [eiseres sub 1] c.s. in beginsel niet gerechtvaardigd op het tot stand komen van een definitieve overeenkomst mocht vertrouwen omdat van een getekende overeenkomst geen sprake was. Dit zou mogelijk anders kunnen zijn indien sprake is van een ondubbelzinnige en onvoorwaardelijke mededeling van [A] dat van volledige en definitieve overeenstemming sprake was. Dat [A] een dergelijke mededeling in het telefoongesprek met [B] heeft gedaan, heeft [eiseres sub 1] c.s. niet gesteld en is evenmin gebleken. In de eerste plaats blijkt een dergelijke mededeling niet uit de notities (zie nr. 2.19) die [B] op 5 juni 2023, vier dagen later, maakte. In de tweede plaats blijkt uit het WhatsApp-bericht (zie nr. 2.20) van [A] aan [L] het tegendeel. De betwisting door [eiseres sub 1] c.s. van de authenticiteit van dat WhatsApp-bericht overtuigt niet vanwege de inhoud van het proces-verbaal van notaris mr. [N] van 14 juli 2023.
4.17.
[eiseres sub 1] c.s. acht ten onrechte van belang dat zij en [gedaagde sub 3] c.s. vanaf enig moment bilaterale onderhandelingen hebben gevoerd. In een controlled auction is het mogelijk dat gelijktijdig met meer bieders bilaterale onderhandelingen gevoerd worden. [gedaagde sub 3] c.s. heeft dat tijdens de mondelinge behandeling ook uitgelegd. [gedaagde sub 4] is daarover in haar brief van 4 januari 2023 aan [eiseres sub 1] c.s. volstrekt duidelijk geweest. Dat [eiseres sub 1] c.s. zich hiervan goed bewust was blijkt uit de e-mail van 30 mei 2023 van [B] aan [A] . [eiseres sub 1] c.s. heeft er evenmin op mogen vertrouwen dat zij vanaf enig moment de enige overgebleven potentiële koper van [naam van een groep ondernemingen] was en daarmee exclusiviteit genoot. Tijdens het veilingproces is [eiseres sub 1] c.s. er door [gedaagde sub 3] c.s. meermaals op gewezen dat de onderhandelingen op niet exclusieve basis plaatsvinden en is een herhaald verzoek van [eiseres sub 1] c.s. om exclusiviteit door [gedaagde sub 3] c.s. niet geaccepteerd. Dit blijkt uit het feit dat [gedaagde sub 3] c.s. het exclusiviteitsbeding (zie nr. 2.9 onder c) niet heeft geaccepteerd en het latere verzoek van [eiseres sub 1] (zie nr. 2.17) om exclusiviteit duidelijk heeft afgewezen in het e-mailbericht van 31 mei 2023 van [A] aan [B] . Daarin staat dat [gedaagde sub 3] c.s. juist een stap terug doet in de onderhandelingen met [eiseres sub 1] c.s. om haar positie te bepalen meldt [gedaagde sub 3] c.s expliciet dat zij geen enkele potentiële koper exclusiviteit heeft gegund. Het e-mailbericht van 18 mei 2023 van [A] aan [B] , de adviesaanvraag op 19 mei 2023 door [gedaagde sub 3] c.s. aan de ondernemingsraad van [naam van een groep ondernemingen] en de concept overeenkomst van 21 mei 2023 zijn evenmin voldoende voor het door [eiseres sub 1] gestelde vertrouwen omdat die feiten dateren van vóór het afbreken van de onderhandelingen door [gedaagde sub 3] c.s. op 26 mei 2023.
4.18.
De stelling van [eiseres sub 1] c.s. dat de twee voorwaarden die [gedaagde sub 3] c.s. op
1 juni 2023 stelde aan overname van [naam van een groep ondernemingen] , de laatste voorwaarden waren om definitief tot overeenstemming te komen, is door [gedaagde sub 3] c.s. gemotiveerd betwist. Deze stelling van [eiseres sub 1] c.s. vindt ook geen steun in de tekst van de telefoonnotitie van [B] van het betreffende telefoongesprek met [A] . Daarin staan termen als ‘laatste twee voorwaarden’ en ‘definitieve’ of ‘finale overeenstemming’ niet. In de telefoonnotitie van [B] staat dat als [eiseres sub 1] c.s. aan de twee voorwaarden zou voldoen, men streeft naar een ondertekening van de overeenkomst op vrijdagmiddag. Uit de telefoonnotitie blijkt niet dat er voor [gedaagde sub 3] c.s. nog slecht twee voorwaarden golden waarvan instemming onvoorwaardelijk definitieve overeenstemming met zich zou meebrengen. Als dat wel zo met [A] besproken zou zijn, hetgeen [eiseres sub 1] c.s. niet met feiten onderbouwd heeft gesteld, dan is het niet goed te begrijpen waarom [B] dat niet aan [A] bevestigd heeft. Dit geldt te meer omdat [gedaagde sub 3] c.s. op 31 mei 2023, kort voor het telefoongesprek van 1 juni 2023, aan [eiseres sub 1] c.s. had medegedeeld de deadline in haar als finaal bedoelde voorstel van 30 mei 2023 te laten verlopen en juist even afstand van het onderhandelingsproces nam.
4.19.
Dat [A] en [B] hebben afgesproken om de advocaten van partijen de transactiedocumenten gereed te laten maken, en [advocatenkantoor 2] daar vervolgens het initiatief in heeft genomen, is onder voornoemde omstandigheden evenmin voldoende voor het door [eiseres sub 1] c.s. gestelde vertrouwen. Voor het geval van gunning aan [eiseres sub 1] c.s. hadden beide partijen er immers belang bij dat de transactiedocumenten snel gereed zouden zijn omdat [eiseres sub 1] c.s. 2 juni 2023 als uiterste datum voor ondertekening van de koopovereenkomst had bepaald.
4.20.
De slotsom luidt dat [eiseres sub 1] c.s. niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij er gerechtvaardigd op heeft mogen vertrouwen dat zij met [gedaagde sub 3] c.s. overeenstemming had bereikt over de koop van de aandelen in [naam van een groep ondernemingen] . Dit betekent zij de overeenkomst (en dus de niet nakoming daarvan door [gedaagde sub 3] c.s.) onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt.
Onrechtmatige daad
4.21.
[eiseres sub 1] c.s. stelt dat [gedaagde sub 1] (en de rechtbank begrijpt dat zij daarmee ook [gedaagde sub 3] c.s. bedoelt) onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld, door zich slechts enkele uren voor ondertekening van de overeenkomst uit het onderhandelingsproces, ‘the signing’, terug te trekken. Volgens [eiseres sub 1] c.s. was het punt in het onderhandelingsproces bereikt dat [gedaagde sub 1] tot ondertekening gehouden was en zich niet meer te goeder trouw kon terugtrekken uit de onderhandelingen. De handelswijze van [gedaagde sub 1] is in strijd met de redelijkheid en billijkheid en ook daarom onrechtmatig, aldus [eiseres sub 1] c.s..
4.22.
[gedaagde sub 3] c.s. heeft de stellingen van [eiseres sub 1] c.s. gemotiveerd betwist.
4.23.
Volgens vaste rechtspraak geldt als maatstaf voor de beoordeling van de schadevergoedingsplicht bij afgebroken onderhandelingen dat de onderhandelende partijen verplicht zijn hun gedrag mede door elkaars gerechtvaardigde belangen te laten bepalen. Zij zijn vrij de onderhandelingen af te breken, tenzij dit op grond van het gerechtvaardigd vertrouwen van de wederpartij in het totstandkomen van de overeenkomst of in verband met de andere omstandigheden van het geval onaanvaardbaar zou zijn. Daarbij dient rekening te worden gehouden met de mate waarin en de wijze waarop de partij die de onderhandelingen afbreekt tot het ontstaan van dat vertrouwen heeft bijgedragen en met de gerechtvaardigde belangen van deze partij (ECLI:NL:HR:2005:AT7337). Kortom, er geldt een terughoudende en strenge maatstaf voor precontractuele gebondenheid.
4.24.
Deze terughoudende en strenge maatstaf is eens te meer aan de orde in het specifieke veilingproces dat [gedaagde sub 3] c.s. heeft toegepast, waar [eiseres sub 1] c.s. aan heeft deelgenomen en waarin duidelijke procesafspraken zijn gemaakt (de controlled auction). Zowel [eiseres sub 1] c.s. als [gedaagde sub 3] c.s. hebben tijdens het onderhandelingsproces meermaals bedongen en verklaard dat het bestaan van contractsvrijheid van essentieel belang voor hen is. In de gegeven omstandigheden van de onderhavige controlled auction is voor precontractuele gebondenheid op zijn minst vereist dat [eiseres sub 1] c.s. er gerechtvaardigd op heeft mogen vertrouwen dat zij als enige overgebleven geïnteresseerde koper exclusief met [gedaagde sub 3] c.s. onderhandelde.
4.25.
In rechtsoverweging 4.17 is beslist dat [eiseres sub 1] c.s. er niet gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat zij de enige potentiële overgebleven koper van [naam van een groep ondernemingen] was. Door [eiseres sub 1] c.s. is twee dagen voor het telefoongesprek op 1 juni 2023 expliciet om exclusiviteit verzocht en dat verzoek is door [gedaagde sub 3] c.s. op 31 mei 2023, dus daags voor het bewuste telefoongesprek van 1 juni 2023, expliciet afgewezen. Omdat [eiseres sub 1] c.s. er in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs vanuit moest gaan, en er gelet op de inhoud van het e-mailbericht van 30 mei 2023 van [B] (“
we will persume that you have decided to pursue another alternative”) ook daadwerkelijk vanuit ging, dat [gedaagde sub 3] c.s. ook met een of meer andere geïnteresseerde kopers in gesprek was, is van een gerechtvaardigd vertrouwen dat [gedaagde sub 3] c.s. met haar als enige overgebleven geïnteresseerde koper exclusief onderhandelde geen sprake. Daarmee kan van een precontractuele gebondenheid van [gedaagde sub 3] c.s. geen sprake zijn.
4.26.
De slotsom luidt dat [eiseres sub 1] c.s. de door haar gestelde rechtsbetrekking op grond van een onrechtmatige daad onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt.
Conclusie in conventie
4.27.
Omdat [eiseres sub 1] c.s. de door haar gestelde rechtsbetrekkingen onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt, is niet voldaan aan een van de eisen die artikel 843a Rv stelt aan recht op inzage of afschrift van de bescheiden waarop zij bewijsbeslag heeft laten leggen. De afzonderlijke stellingen van STAK en [gedaagde sub 4] behoeven geen verdere bespreking meer. De vorderingen in conventie zullen worden afgewezen.
In reconventie
4.28.
In de kern gaat het geschil in reconventie om de vraag of de ten laste van [gedaagde sub 3] c.s. door [eiseres sub 1] c.s. krachtens een beslagverlof van 28 juli 2023 van de voorzieningenrechter van deze rechtbank gelegde conservatoire beslagen moet worden opgeheven. De rechtbank beantwoord die vraag bevestigend.
4.29.
Ingevolge artikel 705 lid 2 Rv wordt de opheffing van het beslag onder meer uitgesproken bij verzuim van op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen, indien summierlijk blijkt van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht of van het onnodige van het beslag.
4.30.
In het [achternaam] -arrest heeft de Hoge Raad overwogen dat beslaglegging slechts kan plaatsvinden onder de in artikel 843a Rv gestelde voorwaarden (ECLI:NL:HR:2013:BZ9958). Daarbij geldt dat die beoordeling niet kan geschieden los van de afweging van de wederzijdse belangen van partijen (ECLI:NL:HR:1996:ZC2105).
4.31.
In de afwijzing van de vorderingen in conventie ligt reeds besloten dat summierlijk is gebleken van de ondeugdelijkheid van het door [eiseres sub 1] c.s. ingeroepen recht.
4.32.
De belangenafweging leidt ertoe dat de vordering tot opheffing van het conservatoire beslag zal worden toegewezen. Het leggen van conservatoir bewijsbeslag is een ingrijpende maatregel. Er is door [eiseres sub 1] c.s. beslag gelegd op een groot aantal documenten met een vertrouwelijk en concurrentiegevoelig karakter en documenten die mogelijk onder het verschoningsrecht vallen. [eiseres sub 1] c.s. heeft niet aannemelijk gemaakt dat van een tekortkoming of onrechtmatige daad van [gedaagde sub 3] c.s. sprake is. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat het belang van [gedaagde sub 3] c.s. bij opheffing van het beslag zwaarder weegt dan het belang van [eiseres sub 1] c.s. bij handhaving daarvan.
4.33.
[eiseres sub 1] c.s. heeft in het kader van de belangenafweging nog aangevoerd dat zij na mogelijke vernietiging van dit vonnis in hoger beroep opnieuw een kostbare en tijdrovende beslagexercitie zal moeten uitvoeren. Die omstandigheid heeft naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen doorslaggevende betekenis bij de belangenafweging tot opheffing van het beslag, maar zal wel worden meegewogen bij de beslissing over de uitvoerbaarheid bij voorraad van de veroordeling in reconventie (zie 4.35).
4.34.
[eiseres sub 1] c.s. heeft geen verweer gevoerd tegen de vordering van [gedaagde sub 3] c.s. om [eiseres sub 1] c.s. – kortgezegd – te bevelen dit vonnis over te leggen bij een toekomstig nieuw verzoek tot beslaglegging in verband met het onderhavige feitencomplex en de verlofrechter erop te wijzen dat (de advocaat van) [gedaagde sub 3] c.s. gehoord wenst te worden alvorens het verlof wordt verleend. Deze vordering zal gedeeltelijk worden toegewezen. De rechtbank is van oordeel dat kan worden volstaan met het overleggen van dit vonnis bij het beslagrekest, waar [eiseres sub 1] c.s. in het beslagrekest dan wel uitdrukkelijk naar moet verwijzen. Voor de vordering van [gedaagde sub 3] c.s. om [eiseres sub 1] c.s. te veroordelen tot het doen van een mededeling dat [gedaagde sub 3] c.s. wenst door de verlofrechter te worden gehoord, bestaat geen rechtsgrond. Het door [gedaagde sub 3] c.s. gevorderde bevel om [eiseres sub 1] c.s. de voorzieningenrechter op die wens te wijzen wordt daarom afgewezen.
Uitvoerbaar bij voorraad
4.35.
Naar de voorzieningenrechter begrijpt ziet het betoog van [eiseres sub 1] c.s., dat zij bij vernietiging van dit vonnis in hoger beroep opnieuw een kostbare en tijdrovende beslagexercitie moet uitvoeren, mede op de door [gedaagde sub 3] c.s. gevorderde uitvoerbaarheid bij voorraad van de vorderingen in reconventie.
4.36.
Bij de beoordeling of een beslissing al dan niet uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard moeten de belangen van partijen worden afgewogen in het licht van de omstandigheden van het geval (ECLI:NL:HR:1996:ZC2215).
4.37.
Deze belangenafweging leidt ertoe dat de beslissing over het opheffen van het beslag niet uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard. [eiseres sub 1] c.s. heeft gesteld dat zij bij afwijzing van het exhibitieverzoek in conventie overweegt hoger beroep in te stellen. Als de beslissing van de voorzieningenrechter in hoger beroep wordt vernietigd, dan betekent dat [eiseres sub 1] c.s. mogelijk opnieuw een kostbare en tijdrovende beslagprocedure in gang moet zetten. Daar staat tegenover dat de voorzieningenrechter niet is gebleken dat [gedaagde sub 3] c.s. op dit moment nadeel of hinder ondervindt van het gelegde conservatoire beslag. [naam van een groep ondernemingen] is inmiddels aan een derde partij verkocht en het beslag zit de voortgang van het veilingproces daarom niet in de weg.
in conventie en in reconventie
Proceskosten
4.38.
[eiseres sub 1] c.s. is zowel in conventie als in reconventie in het ongelijk gesteld en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld.
4.39.
De kosten aan de zijde van [gedaagde sub 3] c.s. in conventie worden begroot op:
- griffierecht 676,00
- salaris advocaat 1.196,00 (2 punten × tarief II € 598,00)
- nakosten
271,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 1.872,00
4.40.
De kosten aan de zijde van [gedaagde sub 4] en STAK worden, afzonderlijk van elkaar, begroot op:
- griffierecht 676,00
- salaris advocaat 598,00 (1 punt × tarief II € 598,00)
- nakosten
173,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 1.274,00
4.41.
De kosten aan de zijde van [gedaagde sub 3] c.s. in reconventie worden begroot op
€ 598,00 (2 punten × factor 0,5 x tarief II € 598,00).

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiseres sub 1] c.s. in de proceskosten van € 1.872,00 aan de zijde van [gedaagde sub 3] c.s., te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [eiseres sub 1] c.s. niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [eiseres sub 1] c.s. € 90,00 extra betalen, plus de kosten van betekening,
5.3.
veroordeelt [eiseres sub 1] c.s. in de proceskosten van € 1.274,00 aan de zijde van [gedaagde sub 4] , te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [eiseres sub 1] c.s. niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [eiseres sub 1] c.s. € 90,00 extra betalen, plus de kosten van betekening,
5.4.
veroordeelt [eiseres sub 1] c.s. in de proceskosten van € 1.274,00 aan de zijde van STAK , te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [eiseres sub 1] c.s. niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [eiseres sub 1] c.s. € 90,00 extra betalen, plus de kosten van betekening,
5.5.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling onder rechtsoverweging 5.2 uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
5.6.
heft op de ten laste van [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] door [eiseres sub 1] c.s. krachtens het beslagverlof van 28 juli 2023 van de voorzieningenrechter van deze rechtbank gelegde conservatoire beslagen,
5.7.
beveelt [eiseres sub 1] c.s. om, indien zij opnieuw verlof vraagt om ten laste van [gedaagde sub 3] c.s. beslag te leggen met betrekking tot de in dit kort geding aan de orde zijnde vorderingen, bij dat beslagrekest een kopie van dit vonnis te overleggen en daar uitdrukkelijk naar te verwijzen in het beslagrekest,
5.8.
veroordeelt [eiseres sub 1] c.s. in de proceskosten van € 598,00 aan de zijde van [gedaagde sub 3] c.s.,
5.9.
verklaart dit vonnis wat betreft het bevel onder rechtsoverweging 5.7 en de kostenveroordeling onder rechtsoverweging 5.8 uitvoerbaar bij voorraad,
5.10.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.M.M. Steenberghe en in het openbaar uitgesproken op 11 januari 2024.