ECLI:NL:RBMNE:2024:4725

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 juli 2024
Publicatiedatum
2 augustus 2024
Zaaknummer
UTR 23/5988
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de afwijzing van een Wajong-uitkering op basis van nieuwe feiten en omstandigheden

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Midden-Nederland het beroep van eiseres tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 27 oktober 2023, waarin het Uwv weigerde terug te komen op eerdere besluiten om eiseres geen Wajong-uitkering toe te kennen. Eiseres, geboren in 1993, had eerder aanvragen ingediend voor een Wajong-uitkering, maar deze waren afgewezen op basis van de conclusie van de verzekeringsarts dat zij op haar 18e verjaardag geen beperkingen had. Eiseres heeft geen bezwaar gemaakt tegen de eerdere besluiten, maar heeft in haar laatste aanvraag nieuwe informatie ingediend die volgens haar aanleiding zou moeten geven om de eerdere besluiten te herzien.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het Uwv de aanvraag van eiseres op de juiste wijze heeft opgevat en dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die aanleiding geven om de eerdere besluiten te herzien. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 24 oktober 2023 duidelijk gemaakt dat de aanvullende medische informatie die eiseres heeft overgelegd, niet kan worden aangemerkt als nieuwe feiten die de eerdere beoordelingen in twijfel trekken. De rechtbank heeft de motivering van de verzekeringsarts gevolgd en geconcludeerd dat er geen grond is voor het oordeel dat het bestreden besluit evident onredelijk is.

De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen recht heeft op een Wajong-uitkering. Eiseres krijgt geen proceskosten vergoed en het griffierecht wordt niet teruggegeven. De uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren en is openbaar uitgesproken op 30 juli 2024.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/5988

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 juli 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. R. Kaya),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(het Uwv), verweerder
(gemachtigde: mr. J.R. Staarthof).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van
27 oktober 2023. In dat besluit heeft het Uwv bepaald dat hij niet wil terugkomen op zijn eerdere besluiten om eiseres geen uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) toe te kennen.
Voorgeschiedenis en besluitvorming
1.1
Eiseres is geboren op [geboortedatum] 1993 en is op [geboortedag] 2011 achttien jaar geworden.
Op 3 februari 2020 heeft eiseres een aanvraag beoordeling arbeidsvermogen ingediend bij het Uwv om in aanmerking te komen voor een Wajong-uitkering. Na een verzekeringsgeneeskundig onderzoek door een verzekeringsarts heeft het Uwv met een besluit van 6 april 2020 geweigerd aan eiseres een Wajonguitkering toe te kennen. Het Uwv heeft zich voor dat besluit gebaseerd op de conclusie van de verzekeringsarts van 3 april 2020 dat eiseres op haar 18e verjaardag geen beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek had. Eiseres heeft tegen dat besluit geen bezwaar gemaakt.
1.2
Eiseres heeft op 31 mei 2021 opnieuw een beoordeling arbeidsvermogen aangevraagd
om in aanmerking te komen voor een Wajong-uitkering. Een verzekeringsarts van het Uwv heeft verzekeringskundig onderzoek gedaan. Met een besluit van 8 december 2021 heeft het Uwv meegedeeld dat hij bij zijn eerdere besluit blijft, omdat eiseres bij haar aanvraag geen nieuwe informatie heeft gegeven om tot een ander besluit te komen. Het Uwv heeft zich daarvoor gebaseerd op het rapport van de verzekeringsarts van 2 december 2021. Eiseres heeft tegen dat besluit geen bezwaar gemaakt.
1.3
Op 9 januari 2023 heeft eiseres een derde aanvraag beoordeling arbeidsvermogen ingediend. Een verzekeringsarts van het Uwv heeft verzekeringsgeneeskundig onderzoek gedaan. Met het besluit van 1 mei 2023 (
het primaire besluit) heeft het Uwv meegedeeld dat hij niet terugkomt op zijn eerdere besluiten. Het Uwv baseert zich daarvoor op de conclusie van de verzekeringsarts dat er geen nieuwe feiten en of omstandigheden zijn die tijdens de eerdere beoordelingen nog niet bekend waren en aanleiding geven om terug te komen op de eerdere beslissingen. Eiseres heeft tegen dit primaire besluit bezwaar gemaakt.
1.4
Met het besluit van 27 oktober 2023 (
het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Aan het bestreden besluit ligt het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 24 oktober 2023 ten grondslag. Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
1.5
Partijen hebben toestemming verleend om uitspraak te doen zonder dat zij gehoord zijn op een zitting. [1] De rechtbank heeft bepaald dat de zitting achterwege blijft en heeft het onderzoek op 1 mei 2024 gesloten.

Beoordelingskader

2. Het Uwv heeft de aanvraag van eiseres van 9 januari 2023 opgevat als een verzoek om terug te komen van zijn twee eerdere besluiten. [2]
Dit betekent dat aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden zal worden getoetst of het Uwv zich terecht, zorgvuldig voorbereid en deugdelijk gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn. Als het bestreden besluit die toets doorstaat, zal aan de hand van de beroepsgronden worden beoordeeld of het bestreden besluit niet evident onredelijk is. [3]
3. Onder nieuw gebleken feiten en veranderde omstandigheden worden verstaan feiten of omstandigheden die ná het eerdere besluit zijn voorgevallen, dan wel feiten of omstandigheden die weliswaar vóór het eerdere besluit zijn voorgevallen, maar die niet vóór dat besluit konden worden aangevoerd. Nieuw gebleken feiten zijn ook bewijsstukken van al eerder gestelde feiten of omstandigheden, als deze bewijsstukken niet eerder konden worden overgelegd. [4] Een medisch rapport is op zich niet aan te merken als een nieuw feit, maar uit een medisch rapport kan de aanwezigheid van een nieuw feit blijken.

Standpunt van eiseres

4. Eiseres heeft bij haar verzoek om terug te komen op de eerdere besluiten aangevoerd dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep ten onrechte voorbij is gegaan aan de in bezwaar overgelegde informatie van de psychiater van Fivoor en van de huisarts. Uit die informatie blijkt duidelijk dat zij voor haar 18e jaar al een enorme ontwikkelingsachterstand had -zo kon zij op haar 15e kon nog steeds niet lezen en schrijven- en komt ook de extreme vroeggeboorte naar voren. Nu er voor haar leerproblemen in haar jeugd geen andere factoren aan te wijzen zijn, zoals een niet aangeboren hersenletsel, moet haar lichte tot matige verstandelijke beperking wel een gevolg zijn van de extreme vroeggeboorte. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft daarnaar geen zorgvuldig onderzoek verricht en ook onvoldoende rekening gehouden met de omstandigheid dat er een relatie moet zijn tussen de gevolgen van de extreme vroeggeboorte en haar verstandelijke ontwikkeling in haar jeugd. Eiseres vindt dat uit alle informatie over haar ontwikkelingsachterstand het Uwv had moeten concluderen dat zij wel in aanmerking moet komen voor een Wajong-uitkering.

Beoordeling door de rechtbank

5. Aan de rechtbank ligt ter beoordeling de vraag voor of het Uwv zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden zijn die aanleiding geven om terug te komen op de eerdere beoordelingen.
6. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 24 oktober 2023 uiteengezet dat de in bezwaar overgelegde aanvullende medische informatie van Fivoor van zowel 7 juni 2023 (waarvan het diagnostisch onderzoek van 23 juli 2020 al eerder is meegenomen in de eerdere beoordelingen), als van 27 juli 2023 en van de huisarts van 4 augustus 2023 niet kan worden aangemerkt als nieuwe medische feiten die aanleiding geven de overwegingen of conclusies van de eerdere medische beoordelingen te herzien.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft daarbij meegewogen dat in de voorgaande beoordelingen al naar voren kwam dat door een gebrek aan objectieve informatie het niet mogelijk was de belastbaarheid op de 18e verjaardag van eiseres en de daarop volgende jaren vast te stellen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep gaat in op de stelling van eiseres dat op basis van de gestelde leerproblemen evident vast zou staan dat er tijdens de schooltijd al sprake moet zijn geweest van lichte tot matige verstandelijke beperking als gevolg van vroeggeboorte. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep komen leerproblemen vaker voor na vroeggeboorte, maar is dat niet altijd een gegeven. En ook als er wel leerproblemen zijn, hoeft dat niet altijd samen te hangen met een verstandelijke beperking. Andere psychosociale zaken kunnen bijvoorbeeld eveneens de grondslag geven voor leerproblemen, waardoor deze mogelijk door juiste begeleiding of behandeling nog kunnen verbeteren. Daarbij komt dat er diverse gradaties in leerproblemen zijn.
Verder heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep wat betreft de informatie over de lagere school periode geconstateerd dat juist de verschillende informatie daarover het lastig maakt om daar duidelijke conclusies aan te verbinden. Dat geldt ook voor het feit dat eiseres daarna geen onderwijs meer heeft gevolgd. Verder is de verzekeringsarts bezwaar en beroep ingegaan op de uitkomsten van het intelligentieonderzoek in 2020, waaruit prestaties naar voren komen die passen bij een lichte (tot matige) verstandelijke beperking. Dit kan passen bij problemen die eiseres heeft op diverse levensgebieden. Er zijn echter ook twijfels over de validiteit van de testafnamen, waardoor de berekening van de totale IQ-score geen betrouwbare maat is voor het algemene intellectuele functioneren. Bovendien is volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep bekend dat forse psychische problematiek, zoals eiseres heeft, van grote invloed kan zijn op de uitkomsten van een IQ-test. De uitkomst van de intelligentietesten kan dus niet automatisch alleen gerelateerd worden aan een mogelijke ontwikkelingsachterstand als gevolg van de vroeggeboorte en dus aanwezig op de 18e verjaardag van eiseres.
7. De rechtbank kan de motivering van de verzekeringsarts bezwaar en beroep goed volgen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op inzichtelijke wijze uitgelegd waarom geen sprake is van nieuwe feiten of veranderde omstandigheden die eerder niet bekend waren
.Zoals hiervoor uiteen is gezet, is nieuwe medische informatie op zichzelf niet aan te merken als een nieuw feit, maar kan uit medische informatie de aanwezigheid van een nieuw feit blijken. Dit is echter in deze zaak niet het geval.
In de eerdere beoordelingen was de ontwikkelingsachterstand en de conclusie van het psychodiagnostisch onderzoek van 23 juli 2021 dat de (extreme) vroeggeboorte een rol kan hebben gespeeld bij de leer- en ontwikkelingsproblemen, al meegenomen in de beoordeling of eiseres recht heeft op een Wajong-uitkering. Zoals de verzekeringsarts bezwaar en beroep gemotiveerd uiteen heeft gezet, is niet uit te sluiten dat er op de 18e verjaardag van eiseres sprake was van een ontwikkelingsachterstand, maar of en zo ja in welke mate en de eventuele belastbaarheid die daarbij zou horen, is niet meer objectief vast te stellen.
Dit bij elkaar bezien maakt dat niet kan worden gesproken over nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden die zouden moeten leiden tot herziening van de voorgaande afwijzingen. Eiseres heeft geen andere stukken meer ingebracht die nieuwe feiten bevatten over haar medische situatie op haar 18e verjaardag. De beroepsgrond slaagt niet.
8. Voor het oordeel dat het bestreden besluit evident onredelijk moet worden geacht, ziet de rechtbank geen grond.

Conclusie en gevolgen

9. Het Uwv heeft terecht geconcludeerd dat geen sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden die leiden tot een terugkomen op de eerdere afwijzingen van de Wajonguitkering. Het beroep is dus ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt.
Er bestaat daarom geen aanleiding om proceskosten te vergoeden. Eiseres krijgt ook het griffierecht niet terug.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van mr. M.S.D. de Weerd, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 30 juli 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Als bedoeld in artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Op grond van artikel 4:6 van de Awb.
3.Bijvoorbeeld CRvB van 27 december 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:5115 en CRvB van 17 mei 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1197 en CRvB van 27 december 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:4270.
4.CRvB 2 december 2021:ECLI:NL:CRVB:2021:3018.