Beoordeling door de rechtbank
2. Op de zitting heeft eiser zijn verzoek aan de rechtbank om het peilbesluit in zijn geheel te vernietigen laten vervallen. De aan eiser opgelegde last onder dwangsom is inmiddels op 27 maart 2024 door het Hoogheemraadschap zelf ingetrokken. Daarmee is ook het verzoek van eiser aan de rechtbank om dit te doen komen te vervallen. Over deze verzoeken zal de rechtbank in deze uitspraak dus geen oordeel geven.
3. De rechtbank beoordeelt in deze uitspraak of het algemeen bestuur de aanvraag van eiser tot een partiële herziening van het peilbesluit terecht heeft afgewezen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser. Op de zitting heeft eiser verzocht om een immateriële schadevergoeding vanwege het overschrijden van de redelijke termijn. De rechtbank zal in deze uitspraak ook op dat verzoek beslissen.
4. Het peilgebied [nummer] , waar het perceel van eiser in is gelegen, ligt ten zuidoosten van [plaats 1] aan de westkant van het dorp [woonplaats] . Het huidige winterpeil is
1,40 m +NAP en het zomerpeil is 1,60 m +NAP. Eiser vraagt voor zijn perceel een winterpeil 1,30 m +NAP en een zomerpeil 1,35 m - 1,38 m +NAP.
5. Volgens eiser is het bestreden besluit in strijd is met het zorgvuldigheidsbeginsel, het rechtszekerheidsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel. Eiser voert daartoe aan dat het op grond van artikel 2.1 van de Waterwet de taak van het Hoogheemraadschap als waterbeheerder is om wateroverlast op zijn perceel te voorkomen. Hij vindt dat het algemeen bestuur daarom voor zijn perceel het peilbesluit moet wijzigen. In dit verband verwijst eiser naar artikel 2.18 van de Interim Omgevingsverordening en de toelichting daarop, waaruit volgt dat op verzoek van een ingelande een herziening van het peilbesluit mogelijk is bij een verandering van de belangenafweging. Nu de omstandigheden zijn gewijzigd door het handhavend optreden door het algemeen bestuur tegen de onderbemaling op eisers perceel, en eiser last heeft van wateroverlast, bestaat volgens hem voor een andere belangenafweging alle aanleiding.
6. Het algemeen bestuur erkent dat op eisers perceel sprake is van wateroverlast, maar stelt zich op het standpunt dat eiser zijn belang onvoldoende reden is voor een partiële wijziging van het peilbesluit. Daarbij neemt het algemeen bestuur in aanmerking dat er andere, zwaarder wegende belangen zijn, die zich daartegen verzetten. Verder vindt het algemeen bestuur dat een partiële wijziging van het peilbesluit in dit geval geen geëigende beheermaatregel is en dat daarvoor het aanvragen van een vergunning tot peilwijziging voor het perceel de aangewezen weg is. Het algemeen bestuur wijst er in dit verband onder meer op dat het managen van het peil op het microniveau van het perceel in strijd komt met de doelstelling van een robuust waterbeheer.
Welk belang weegt het zwaarst?
7. Het peilbesluit staat in rechte vast, maar het kan wenselijk zijn om in de looptijd van een peilbesluit onderdelen daarvan te wijzigen. Dit kan het algemeen bestuur doen door het peilbesluit partieel te wijzigen of het dagelijks bestuur kan een vergunning tot peilwijziging verlenen. In dit geval heeft eiser er voor gekozen om een aanvraag in te dienen bij het algemeen bestuur tot partiële wijziging van het peilbesluit.
8. De rechtbank stelt voorop dat het algemeen bestuur bij het vaststellen en het eventueel tussentijds partieel wijzigen van het peilbesluit beoordelingsruimte toekomt. De rechtbank oordeelt niet zelf welk peil passend is voor een bepaald gebied, maar beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden van eiser of de weigering van de aanvraag van eiser door het algemeen bestuur in overeenstemming is met het recht.
9. Tussen partijen is niet in geschil dat eiser belang heeft bij een lager peil. Dit betekent naar het oordeel van de rechtbank echter niet dat het algemeen bestuur daarom het verzoek van eiser had moeten toewijzen. De vraag die het algemeen bestuur naar aanleiding van het verzoek van eiser moet beantwoorden is of het belang van eiser bij een lager peil zo groot is dat dit belang zwaarder moet wegen dan andere belangen bij het in het peilbesluit vastgestelde peil, en dat het peilbesluit daarom partieel gewijzigd moet worden.
Welke andere belangen heeft het algemeen bestuur in aanmerking genomen?
10. Het algemeen bestuur heeft [adviesbureau 1] de opdracht gegeven om de verschillende belangen in het gebied waarvoor eiser de partiële wijziging van het peilbesluit heeft aangevraagd te onderzoeken. De uitkomsten van dit onderzoek staan in ‘Peilstudie [woonplaats] van 4 oktober 2021’ (hierna: de peilstudie). Uit de peilstudie blijkt dat op het moment dat het algemeen bestuur het bestreden besluit nam, tegenover het belang van eiser bij een lager peil twee belangen stonden bij het huidige vastgestelde peil.
11. In de peilstudie staat dat een aanpassing van het waterpeil van invloed is op de grondwaterstand en daarmee op de draagkracht en stabiliteit van de ondergrond. Een grondwaterstanddaling heeft als effect een toename van zettingen, een hogere sterkte in de ondergrond – en dus een betere draagkracht van een fundering op staal – en een verminderde stabiliteit van de damwand, omdat de tegendruk afneemt. De impact van het waterpeil op de grondwaterstand is het grootst direct langs de waterkant. Verder van de waterkant af zijn de invloeden van neerslag en verdamping op de grondwaterstand groter.
12. Het algemeen bestuur is het met eiser eens dat het causaal verband tussen het verlagen van het peil en de zetting over het algemeen moeilijk is aan te tonen. De oorzaak van het optreden van zettingen is doorgaans diffuus. Dat geldt gelet op de bodemsamenstelling, grondwaterfluctuaties en de grote hoogteverschillen, zeker voor deze locatie. Maar volgens het algemeen bestuur laat dit onverlet dat zettingen als gevolg van een peilverlaging hier niet zijn uit te sluiten. Op de zitting heeft het algemeen bestuur toegelicht dat meerdere buren van eiser juist direct langs de waterkant bouwwerken hebben gebouwd. Het is niet uit te sluiten dat schade aan deze bouwwerken ontstaat als het peil in de watergang wordt verlaagd. De verantwoordelijkheid daarvoor wil het algemeen bestuur niet dragen. Maar gelet op de onzekerheid over het optreden van zettingen heeft het algemeen bestuur hieraan in het bestreden besluit bij de belangenafweging geen zwaar gewicht toegekend. Dit heeft het algemeen bestuur wel gedaan aan het volgende belang.
Aanwezigheid van cultureel erfgoed
13. Het perceel en het kadastrale perceel [kadastrale aanduiding 2] liggen op het voormalig kasteelterrein van [kasteel] . Dit is een archeologisch rijksmonument dat wordt beschermd door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (hierna: de RCE). Op het perceel zijn in de bodem archeologische resten, zoals houten funderingen en organisch materiaal zoals leer en textiel van het kasteel aanwezig. Uit de peilstudie volgt dat onbekend is op welke diepte deze resten liggen. Verlaging van het waterpeil zou tot een ongeoorloofde aantasting van het rijksmonument kunnen leiden.
14. Eiser heeft in de bezwaarprocedure de ‘Notitie peilaanpassing archeologisch monument [woonplaats] te [plaats 1] ’ van [adviesbureau 2] van 3 juni 2022 overgelegd. De conclusie in deze notitie is dat op het perceel 49 jaar of langer een grondwaterstand heeft bestaan van 1,0 tot 1,10 m +NAP. Ten tijde van de aanwijzing van het monument begin 1969 was dit zeer waarschijnlijk ook al de situatie. In ieder geval was dit het geval in 2004 toen de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek een waarderend booronderzoek op het perceel heeft uitgevoerd. Met dit peil is volgens [adviesbureau 2] uit te sluiten dat er boven dit niveau nog organisch archeologische resten voorhanden zijn. Een waterpeil van minimaal 1,30 m +NAP waarborgt dat het grondwater nooit onder het vroegere erosieve niveau van 1,10 m +NAP zal komen.
15. De RCE was het als verantwoordelijke instantie voor het behoud van het archeologisch rijksmonument hiermee niet eens en heeft met een brief van 27 januari 2023 expliciet aan het algemeen bestuur meegedeeld dat hij niet akkoord kan gaan met een peilverlaging zoals vermeld in de aanvraag van eiser.
16. Naar het oordeel van de rechtbank mocht het algemeen bestuur er daarom op het moment dat hij het bestreden besluit nam vanuit gaan dat de door eiser gewenste peilwijziging tot een ongeoorloofde aantasting van het rijksmonument zou kunnen leiden. Dat de RCE na het bestreden besluit zijn standpunt heeft verlaten – zoals blijkt uit e-mailberichten van de RCE aan eiser, die eiser in beroep heeft overgelegd – maakt dit oordeel niet anders.
17. Eiser voert aan dat in de peilstudie ten onrechte geen aandacht is besteed aan het belang van de bescherming van flora en fauna. Eiser stelt zich op het standpunt dat de flora, waaronder een aantal hoogstambomen, en fauna is gebaat bij een lager peil.
18. In de peilstudie is opgenomen dat in opdracht van het Hoogheemraadschap in juni 2021 door [ingenieursbureau] een ecologische quickscan is uitgevoerd waarbij meerdere beschermde soorten zijn beschouwd. De uitkomst van deze quickscan is dat waarschijnlijk de bastaardkikker en diverse vogels voorkomen in het gebied. Tijdens het veldbezoek zijn kikkers waargenomen, maar deze konden niet worden geïdentificeerd. Daarnaast is het mogelijk dat de heikikker en de egel in het gebied voorkomen. Het effect van de vernatting van het gebied is gunstig voor de habitat van de in het gebied aanwezige amfibieën. Voor de egel zal het laaggelegen perceel minder geschikt worden. Er is echter voldoende geschikt leefgebied in de omgeving, waardoor de soort niet negatief beïnvloed zal worden. Er worden geen beschermde plantensoorten verwacht in het gebied. De aanwezige rietvegetatie zal zich verder uitbreiden en er zullen moerasachtige omstandigheden ontstaan.
19. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het algemeen bestuur met een verwijzing naar de peilstudie dus wel degelijk rekening gehouden met de bescherming van flora en fauna in het gebied. Wat eiser aanvoert geeft de rechtbank geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de uitkomsten van de quickscan onjuist zouden zijn. De enkele stelling van eiser dat de flora en fauna gebaat zou zijn bij een lager peil en de door hem overlegde foto’s zijn hiervoor onvoldoende. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat eiser geen ecoloog/deskundige is en hij geen tegenrapport heeft overgelegd waaruit blijkt dat de conclusies uit de uitgevoerde quickscan onjuist zijn.
20. De conclusie van het voorgaande is dat naar het oordeel van de rechtbank het algemeen bestuur zorgvuldig heeft gehandeld door alle belangen die bij het nemen van het besluit op de aanvraag van eiser betrokken zijn door [adviesbureau 1] in kaart te laten brengen en deze vervolgens tegen elkaar af te wegen. De rechtbank vindt het niet onredelijk dat het algemeen bestuur het belang van behoud van cultureel erfgoed en in mindere mate het niet kunnen uitsluiten van de toename van zetting met schade aan bouwwerken als gevolg, zwaarder heeft laten wegen dan het belang van eiser bij een lager waterpeil.
Is een partiële wijziging van het peilbesluit een geschikte beheersmaatregel?
21. Naast de uitkomst van de hiervoor besproken belangenafweging, heeft het algemeen bestuur een tweede weigeringsgrond aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd. Een peilbesluit is een besluit van algemene strekking waarin op gebiedsniveau afwegingen worden gemaakt voor een gepast peil. Een peilbesluit is in zoverre een integrale visie over de inrichting van het beheer van het waterpeil in een bepaald gebied dat in samenhanghang wordt bezien. Toewijzing van een afzonderlijk verzoek om partiële wijziging van het peilbesluit van een (klein) deel van een peilgebied, leidt volgens het algemeen bestuur tot een onwenselijke versnippering van besluitvorming en doet daarmee afbreuk aan het hiervoor geformuleerde wezenskenmerk van een peilbesluit.
22. Het peilgebied [nummer] heeft een oppervlakte van 145 hectare en ziet op een bepaald macroniveau om zo robuust waterbeheer als bedoeld in artikel 2.1 van de Waterwet voor dit gebied van het Hoogheemraadschap mogelijk te maken. Het perceel is (slechts)
0,3 hectare en ligt middenin dit peilgebied. Het voorkomen van wateroverlast op een dusdanig microniveau past volgens het algemeen bestuur niet binnen zijn taken als waterbeheerder. Het op perceelniveau vaststellen van een peil en het bekostigen van alle daarbij per perceel behorende kunstwerken om die verschillende peilen in stand te kunnen houden, zou het op een financieel verantwoorde manier uitvoeren van zijn taken als waterbeheer onmogelijk maken. Hiervoor worden waar mogelijk (via een vergunning) peilafwijkingen toegestaan, waarbij de betreffende perceeleigenaar verantwoordelijk is voor de kosten voor het beheer en het onderhoud van de benodigde kunstwerken, inclusief peilschaal en peilregistratie.
23. Ook deze afweging kan de rechtbank volgen. Dat het belang van eiser op microniveau wordt geschaad, maakt niet dat het met het peilbesluit vastgestelde peil zodanig onevenredig is dat het algemeen bestuur de aanvraag van eiser niet had mogen weigeren. Dat eiser een vergunning voor een peilafwijking op perceelniveau geen goed alternatief vindt, omdat hierdoor volgens hem de rechtszekerheid minder is gewaarborgd maakt dit oordeel niet anders. Naar het oordeel van de rechtbank geeft een partiële wijziging van het peilbesluit niet meer rechtszekerheid dan een vergunning voor een peilwijziging. Immers ook dan kan het Hoogheemraadschap schadevergoeding waartoe hij gehouden is verhalen op degene die de peilwijziging heeft verzocht.
24. Eiser heeft nog gewezen op het peilbesluit [plaats 2] . Ook daar is sprake van een peilbesluit voor een klein gebied. Volgens eiser is er sprake van willekeur, omdat voor dat gebied wel een peilbesluit is gegeven.
25. Het algemeen bestuur heeft daarop gereageerd en gesteld dat voor dat peilbesluit een hele andere afweging van belangen is gemaakt. De rechtbank is van oordeel dat eiser zijn stelling niet verder heeft onderbouwd. Zonder nadere onderbouwing valt niet goed te begrijpen waarom dat in dit geval moet leiden tot de conclusie dat sprake is van willekeur.