In deze zaak vordert eiser, die € 32.831 heeft verloren bij het online gokken bij Bwin, dat de kansspelovereenkomst met Bwin nietig wordt verklaard. Eiser stelt dat Bwin geen vergunning had voor het aanbieden van kansspelen in Nederland, waardoor de overeenkomst volgens hem nietig is op grond van artikel 1 van de Wet op de Kansspelen (WOK). Bwin betwist dit en stelt dat het verbod niet leidt tot nietigheid van de overeenkomst. De rechtbank heeft geconstateerd dat er recent tegenstrijdige uitspraken zijn gedaan in vergelijkbare zaken, wat heeft geleid tot het voornemen van de rechtbanken Amsterdam en Noord-Holland om prejudiciële vragen aan de Hoge Raad te stellen. De rechtbank Midden-Nederland heeft besloten de zaak aan te houden totdat de Hoge Raad uitspraak heeft gedaan over deze vragen, aangezien de antwoorden van de Hoge Raad van belang zijn voor de beoordeling van de vorderingen van eiser. Partijen krijgen de gelegenheid om op dit voornemen te reageren. De zaak is aangehouden tot 10 juli 2024, wanneer partijen zich kunnen uitlaten over het voornemen om de zaak aan te houden.