In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Midden-Nederland het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet (Pw). De rechtbank oordeelt dat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lelystad de aanvraag terecht heeft afgewezen vanwege de onduidelijkheid rondom de financiële situatie van eiser. De aanvraag werd oorspronkelijk afgewezen met een besluit van 28 december 2022, waarna eiser bezwaar maakte. Het college nam op 14 juni 2023 een vervangend besluit, waarin de aanvraag opnieuw werd afgewezen, ditmaal met de nadruk op het gebrek aan inzicht in de financiële situatie van eiser en de inconsistenties in zijn woonsituatie.
Eiser stelde dat het college ten onrechte de grondslag voor de afwijzing had gewijzigd, maar de rechtbank oordeelt dat het college in bezwaar een volledige heroverweging mocht maken. De rechtbank benadrukt dat de bewijslast voor het aannemelijk maken van bijstandsbehoevendheid bij eiser ligt. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat hij in bijstandsbehoevende omstandigheden verkeert, en de rechtbank concludeert dat het college de aanvraag voldoende zorgvuldig heeft onderzocht. De onduidelijkheid over de financiële situatie, waaronder de geldstromen van onderhuurders en leningen, was voor het college voldoende reden om de aanvraag af te wijzen.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt. De uitspraak is gedaan door rechter A. Skerka, in aanwezigheid van griffier R.G.A. Beijen, en is openbaar uitgesproken op 23 mei 2024.