Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 juni 2024 in de zaak tussen
[eiser] , te [plaats 1] , eiser
Inleiding
Feiten
Het geschil
€ 688.000,-. De heffingsambtenaar heeft de waarde van de woningen onderbouwd met taxatiematrixen. De heffingsambtenaar handhaaft in beroep de vastgestelde WOZ-waardes van € 400.000,- (woning 1) en € 688.000,- (woning 2).
Overwegingen
Woning 1 ( [adres 1] , UTR 23/3306)
- [adres 3] , verkocht op 6 augustus 2020 voor € 462.500,-;
- [adres 4] , verkocht op 18 mei 2021 voor € 589.000,-;
- [adres 5] , verkocht op 10 juni 2021 voor € 550.000,-.
€ 50.000,- zijn, aldus eiser.
Woning 2 ( [adres 2] , UTR 23/3309)
- [adres 6] in [plaats 2] , verkocht op 21 juni 2020 voor € 635.000,-;
- [adres 7] in [plaats 2] , verkocht op 14 juli 2020 voor € 555.000,-;
- [adres 8] in [plaats 1] , verkocht op 5 november 2020 voor € 565.000,-.
15. De rechtbank is van oordeel dat eiser onvoldoende heeft onderbouwd dat er sprake is van geluidsoverlast. De enkele stelling van eiser dat dit een drukke straat is en de verwijzing naar de andere taxatiematrix zijn hiervoor onvoldoende. De beroepsgrond slaagt niet.