Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 6 van 6 juli 2023;
- de conclusie van antwoord met bijlage 1 tot en met 7.
2.De feiten
- Het verzet van de huurder is gegrond.
- De uitspraak van de voorzitter met zaaknummer [nummer 2] vervalt.
- De commissie doet direct uitspraak over het oorspronkelijke verzoek.
- De verhoging van de huurprijs op grond van het beding van 8,5% tot 868,50 per maand met ingang van 1 februari 2022 is niet redelijk.
- Een verhoging met van € 800,00 met 3,3% tot € 826,40 met ingang van 1 februari 2022 is wel redelijk.”
3.De vorderingen en het verweer
met 3,3% tot € 826,40’met ingang van 1 februari 2022 redelijk is. Omdat de uitspraak volgens hem niet juist is, vordert [eiser] vernietiging daarvan, met veroordeling van [gedaagde] in de legeskosten waartoe hij door de huurcommissie is veroordeeld. Omdat volgens [eiser] een gecumuleerde huurverhoging van 12,5% redelijk is, had [gedaagde] met ingang van 1 februari 2022 € 900,00 per maand aan kale huur moeten betalen, in plaats van € 826,50. Volgens [eiser] is er daarom sprake van een achterstand in de betaling van de huurpenningen over de periode 1 februari 2022 tot en met september 2022 van € 588,00. [eiser] vordert veroordeling van [gedaagde] tot betaling van dit bedrag.