ECLI:NL:RBMNE:2024:2795

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 mei 2024
Publicatiedatum
2 mei 2024
Zaaknummer
23/566
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de afwijzing van studiefinanciering op basis van migrerend werknemerschap

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland op 3 mei 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om studiefinanciering beoordeeld. Eiseres, een EU-burger, had een aanvraag ingediend voor studiefinanciering voor de periode van september 2021 tot en met december 2022, maar deze werd afgewezen omdat zij niet als migrerend werknemer werd aangemerkt. De rechtbank behandelt de afwijzing van de aanvraag, die door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap was gedaan, en de daaropvolgende bezwaarprocedure. Het bestreden besluit verklaarde het bezwaar van eiseres gegrond voor november en december 2021, maar ongegrond voor de overige maanden.

De rechtbank stelt vast dat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden om als migrerend werknemer te worden aangemerkt, omdat zij gemiddeld minder dan 32 uur per maand heeft gewerkt. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep, die een urencriterium van gemiddeld 32 uur per maand hanteert voor de beoordeling van migrerend werknemerschap. Eiseres heeft in de beoordelingsperiodes bij twee verschillende bedrijven gewerkt, maar de rechtbank concludeert dat de werkzaamheden van eiseres te gering van omvang zijn om als reële en daadwerkelijke arbeid te worden aangemerkt.

Uiteindelijk oordeelt de rechtbank dat het beroep van eiseres ongegrond is, wat betekent dat de afwijzing van de studiefinanciering door de Minister terecht was. Eiseres heeft geen recht op studiefinanciering voor de maanden in geding en krijgt geen vergoeding van haar proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/566

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 mei 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigden: mr. G. Gabrelian en mr. S. Volsen),
en

de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Dienst Uitvoering Onderwijs

(gemachtigde: mr. E. van den Berg).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om studiefinanciering.
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 7 maart 2022 afgewezen voor de periode van september 2021 tot en met december 2022, omdat zij niet kwalificeert als migrerend werknemer.
1.2.
Bij besluit van 29 november 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen de afwijzing gegrond verklaard voor de maanden november 2021 en december 2021. Over die maanden ontvangt eiseres alsnog studiefinanciering. Voor de maanden september 2021, oktober 2021 en januari 2022 tot en met december 2022 is het bezwaar ongegrond verklaard.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 8 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigden van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiseres is burger van de Europese Unie (EU). Eiseres stelt dat zij op grond van het EU-recht aanspraak maakt op Nederlandse studiefinanciering als migrerend werknemer. Verweerder heeft de aanvraag om studiefinanciering voor de periode van september en oktober 2021 en januari 2022 tot en met december 2022 afgewezen, omdat eiseres niet voldoet aan de nationaliteitseis. [1] Eiseres wordt door verweerder niet aangemerkt als migrerend werknemer.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Reële en daadwerkelijke arbeid
3. Een student met de nationaliteit van een andere lidstaat, zoals eiseres, krijgt studiefinanciering als de student kan worden aangemerkt als migrerend werknemer. [2] Voor de vraag wie migrerend werknemer is, is het Europeesrechtelijke begrip ‘werknemer’ van belang. [3] Dit begrip heeft een Europeesrechtelijke inhoud en mag niet beperkt worden uitgelegd. Een EU-burger is – kort gezegd – werknemer als diegene reële en daadwerkelijke arbeid verricht, die niet van zo geringe omvang is dat het om louter marginale en bijkomstige werkzaamheden gaat. [4] Om dit te beoordelen, heeft verweerder beleidsregels [5] opgesteld. Uit de beleidsregels volgt dat een student om als migrerend werknemer te worden aangemerkt in ieder geval een arbeidsovereenkomst moet hebben afgesloten, de daarin genoemde uren moet hebben gewerkt en daarvoor loon moet hebben ontvangen. Verweerder gaat er ten tijde van het bestreden besluit van uit dat iedere student die in de controleperiode 56 uur of meer gemiddeld per maand heeft gewerkt, zonder meer de status van migrerend werknemer heeft en daarmee terecht studiefinanciering heeft ontvangen over het gecontroleerde studiefinancieringstijdvak. Voordat studiefinanciering wordt toegekend, kijkt verweerder of een student migrerend werknemer is. Daartoe moet de student bij de aanvraag om studiefinanciering een passende arbeidsovereenkomst overleggen. Na afloop van een studiefinancieringsperiode controleert verweerder of de student ook daadwerkelijk als migrerend werknemer kon worden beschouwd en of de studiefinanciering rechtmatig is toegekend.
4. Bij uitspraak van 14 april 2023 [6] heeft de Centrale Raad van Beroep (CRvB) geoordeeld dat het beleid met het urencriterium van 56 uur een te beperkte invulling geeft aan het begrip werknemerschap. Een vertrekpunt van gemiddeld 32 uur per maand, zoals neergelegd in het beleid dat verweerder tot 1 januari 2014 voerde, is naar het oordeel van de CRvB wel aanvaardbaar. De rechtbank hanteert daarom bij de beoordeling een urencriterium van gemiddeld 32 uur per maand. Als een student minder dan 32 uur gemiddeld per maand heeft gewerkt, dan moet er volgens de CRvB een nader onderzoek plaatsvinden naar de individuele omstandigheden van het geval. Daarbij heeft de CRvB in aanvulling op de in de beleidsregels genoemde uitgangspunten nog opgemerkt dat naarmate de omvang van de werkzaamheden en/of het loon geringer zijn, meer gewicht toekomt aan de bestendigheid van de arbeidsverhouding. Ook moet worden gekeken naar de arbeidsverhouding voor en na het controletijdvak. Dat geldt in ieder geval voor elkaar opvolgende controletijdvakken.
5. Verweerder gaat er naar aanleiding van de uitspraak van de CRvB van uit dat iedere student die in de controleperiode 32 uur of meer gemiddeld per maand heeft gewerkt, zonder meer de status van migrerend werknemer heeft Tot een hoogte van één maand kan daarbij rekening worden gehouden met vakanties en eventuele ziekte. Een student die gemiddeld tussen 24 en 32 uur per maand werkt en aantoont dat dit bestendig is (6 maanden of langer) wordt eveneens aangemerkt als migrerend werknemer. Als de student minder dan 24 uur gemiddeld per maand heeft gewerkt, dan kan verweerder nader onderzoek doen naar de individuele omstandigheden van het geval. Daarbij worden de objectieve criteria en alle omstandigheden die te maken hebben met de aard van zowel de betrokken werkzaamheden als de betrokken arbeidsverhouding in hun geheel beoordeeld. Hierbij kan een veelheid van factoren van belang zijn, zoals de aard van de afgesloten arbeidsovereenkomst, het aantal gegarandeerde werkuren per maand en de hoogte van het loon.
6. Uit de rechtspraak van de CRvB volgt verder dat bij EU-studenten de studiefinanciering voor een bepaalde periode wordt toegekend om controle te kunnen uitoefenen op het werknemerschap. Een controletijdvak is gelijk aan het studiefinancieringstijdvak. Een studiefinancieringstijdvak is volgens artikel 1.1 van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000) het kalenderjaar of een gedeelte daarvan waarop de toekenning van studiefinanciering betrekking heeft, met dien verstande dat deze periode tenminste 1 kalendermaand is. De controle moet volgens de CRvB dus plaatsvinden over één of meerdere tijdvakken van minimaal een kalendermaand en maximaal een kalenderjaar waarop de aanvraag van studiefinanciering betrekking heeft. De vaste uitvoeringspraktijk van verweerder om binnen deze grenzen een concreet studiefinancieringstijdvak te bepalen, was om bij EU-studenten met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd het studiefinancieringstijdvak te koppelen aan de duur van de arbeidsovereenkomst. Dat betekent dat de student studiefinanciering ontving voor de duur van de arbeidsovereenkomst en verweerder na afloop daarvan controleerde of dit terecht was geweest. Deze praktijk is door de CRvB goed bevonden. [7]
7. Tot slot is relevant dat als een student wordt aangemerkt als migrerend werknemer, voor de aanvang daarvan de peildatum van artikel 1.2 van de Wsf 2000 geldt. In dat artikel staat het uitgangspunt dat de toestand op de eerste dag van de maand bepalend is. Als de student pas in de loop van de maand toetreedt tot de arbeidsmarkt in Nederland, wordt diegene op zijn vroegst op dat moment werknemer. Artikel 1.2 van de Wsf 2000 staat dan in de weg aan toekenning van studiefinanciering voor die maand. Wel wordt er rekening gehouden met de in die maand gewerkte uren. [8]
Is eiseres migrerend werknemer?
8. In deze uitspraak komen de maanden september en oktober 2021 en de periode januari tot en met december 2022 aan de orde.
Periode werkzaam bij [bedrijf 1] en [bedrijf 2] B.V. ( [bedrijf 2] )
9. Eiseres heeft van 1 augustus 2021 en in 2022 gewerkt bij [bedrijf 1] . Ook is eiseres in 2021werkzaam geweest bij [bedrijf 2] . Niet ter discussie staat dat de werkzaamheden die eiseres heeft verricht bij [bedrijf 1] en [bedrijf 2] arbeid betreft en de daarvoor ontvangen vergoeding loon betreft. De vraag is of de door eiseres verrichte werkzaamheden kunnen worden aangemerkt als reële en daadwerkelijke arbeid, en niet van zo geringe omvang zijn dat het louter marginale en bijkomstige werkzaamheden betreft.
10. De rechtbank stelt vast dat eiseres bij [bedrijf 2] een tijdelijk arbeidscontract had. In het dossier zitten loongegevens voor de maanden september 2021 en oktober 2021. Uit de loonspecificatie van 5 september 2021 blijkt dat eiseres in deze maanden niet heeft gewerkt, maar dat de registratie van de gewerkte uren genoemd in het verzekeringsbericht van het UWV, in dit geval vijf uren, gebaseerd is op uitbetaalde vakantietoeslag. De rechtbank kan – bij gebrek aan andersluidende gegevens – niet anders concluderen dan dat eiseres in september en oktober 2021 geen werkzaamheden voor [bedrijf 2] heeft verricht.
11. Verder heeft eiseres bij [bedrijf 1] gewerkt. Eiseres heeft een UWV verzekeringsbericht ingediend, waaruit volgt dat eiseres in september en oktober 2021 en van januari 2022 tot en met 11 september 2022 heeft gewerkt voor [bedrijf 1] . Gelet de loonspecificaties die zien op de maanden september 2021 tot en met december 2021 blijkt dat door eiseres gemiddeld 16 uur per maand is gewerkt. Daarbij is van belang dat de uren op het verzekeringsbericht over december 2021, gelet op de loonstrook over december 2021, voor een deel uitbetaalde vakantiedagen en vakantiegeld betreft. In de periode januari 2022 tot en met 11 september 2022 heeft eiseres 106 uren gewerkt, dat is gemiddeld zo’n 13 uur per maand gewerkt.
.
12. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de werkzaamheden van eiseres in de beoordelingsperiodes in geding zodanig gering van omvang geweest dat kan worden gesproken van werkzaamheden die louter marginaal en bijkomstig zijn. Daarbij neemt de rechtbank in overweging dat eiseres, blijkens de overgelegde loonstroken, heeft gewerkt bij twee verschillende bedrijven, waarbij het aantal uren dat eiseres werkte sterk wisselde. De verrichte werkzaamheden door eiseres hebben naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen bestendig karakter. Dat betekent dat eiseres in de periode in geding niet als migrerend werknemer is aan te merken op grond van haar arbeid in loondienst omdat zij gemiddeld minder dan 32 en ook minder dan 24 uur per maand heeft gewerkt. Eiseres heeft daarom geen recht op studiefinanciering voor de maanden september en oktober 2021 en evenmin voor de periode van januari tot en met december 2022.
13. Dat betekent dat moet worden gekeken naar de individuele omstandigheden. In dit geval ziet de rechtbank met verweerder geen aanleiding om op basis daarvan eiseres alsnog als migrerend werknemer aan te merken.

Conclusie en gevolgen

14. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder eiseres terecht niet als migrerende werknemer heeft aangemerkt in de perioden die in geschil zijn. Zij heeft over die perioden geen recht op studiefinanciering. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van
mr.M. Ait-Imchi, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 3 mei 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 2.2, aanhef en onder b, van de Wsf 2000.
2.Artikel 2.2, aanhef en onder b, van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf) en de Beleidsregel controlebeleid migrerend werknemerschap.
3.Artikel 45 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
4.Volgens rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie, zie onder meer het arrest van 3 juni 1986, C-139/85, ECLI:EU:C:1986:223 (Kempf), het arrest van 3 juli 1986, C-66/85, ECLI:EU:C:1986:284 (Lawrie-Blum), het arrest van 26 februari 1992, C-357-89, ECLI:EU:C:1992:87 (Raulin), het arrest van 21 februari 2013, C-46/12, ECLI:EU:C:2013:97 (L.N.) en het arrest van 1 oktober 2015, C-432/14, ECLI:EU:C:2015:643 (O).
5.Beleidsregel controlebeleid migrerend werknemerschap.
7.Zie de uitspraak van 30 augustus 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:2973.
8.Zie de uitspraak van de CRvB van 7 juli 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:1592 en de in voetnoot 7 genoemde uitspraak.