ECLI:NL:RBMNE:2024:2794

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 mei 2024
Publicatiedatum
2 mei 2024
Zaaknummer
23/3840
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van studiefinanciering aan migrerende werknemers en de beoordeling van procesbelang

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland op 3 mei 2024, wordt het beroep van eiser tegen de beslissing van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap inzake studiefinanciering beoordeeld. Eiser, een EU-burger, had een aanvraag ingediend voor studiefinanciering voor de periode van november 2022 tot en met december 2023. De aanvraag werd gedeeltelijk afgewezen, waarna eiser bezwaar maakte. De rechtbank behandelt de vraag of eiser recht heeft op studiefinanciering voor december 2023, nu hij in eerdere maanden als migrerend werknemer was aangemerkt.

De rechtbank constateert dat eiser op 10 november 2023 alsnog studiefinanciering voor december 2023 is toegekend, wat de vraag naar procesbelang oproept. Eiser stelt dat hij nog steeds procesbelang heeft, omdat hij vreest opnieuw geconfronteerd te worden met een nadelige beoordelingspraktijk bij toekomstige aanvragen. De rechtbank oordeelt echter dat het beroep ongegrond is, omdat het bestreden besluit niet onrechtmatig was en eiser geen procesbelang heeft bij de beoordeling van zijn recht op studiefinanciering voor december 2023.

De rechtbank komt tot de conclusie dat de beroepsgronden van eiser, die onder andere betrekking hebben op het toekenningsbeleid voor migrerende werknemers, niet slagen. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken van de Centrale Raad van Beroep die de rechtsvragen die eiser aan de orde stelt, reeds hebben beantwoord. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de verzoeken om proceskostenvergoeding af.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/3840

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 mei 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigden: mr. G. Gabrelian en mr. S. Volsen),
en

de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Dienst Uitvoering Onderwijs

(gemachtigde: mr. E. van den Berg).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de beslissing op bezwaar van 16 juni 2023 (bestreden besluit) inzake het recht van eiser op studiefinanciering voor de maand december 2023.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 8 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigden van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser is burger van één van de lidstaten van de Europese Unie (EU). Hij heeft op 25 oktober 2022 een aanvraag ingediend voor studiefinanciering (aanvullende beurs en studentenreisproduct) voor de maanden november 2022 tot en met december 2023. Verweerder heeft bij besluit van 7 december 2022 de aanvraag voor studiefinanciering voor de maanden mei 2023 tot en met december 2023 afgewezen. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van studiefinanciering voor deze maanden. Verweerder heeft bij besluit van 3 februari 2023 studiefinanciering toegekend voor de maanden mei 2023 tot en met augustus 2023. Op 18 mei 2023 is een lening aan eiser toegekend voor de maanden mei 2023 tot en met juli 2023. Verweerder heeft bij besluit van 14 juni 2023 studiefinanciering toegekend voor de maand september 2023. In het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar tegen het niet toekennen van studiefinanciering van mei 2023 tot en met september 2023 niet-ontvankelijk verklaard omdat voor deze maanden reeds studiefinanciering is toegekend. De bezwaren over het niet toekennen van studiefinanciering van de maanden oktober 2023 tot en met december 2023 heeft verweerder ongegrond verklaard. Bij besluit van 29 juni 2023 heeft verweerder ook voor de maanden oktober 2023 tot en met november 2023 studiefinanciering aan eiser toegekend. In beroep is in geschil of eiser recht heeft op studiefinanciering voor de maand december 2023.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser voert aan dat hij door verweerder als migrerend werknemer is aangemerkt in de voorgaande maanden op grond van zijn dienstverband bij de [bedrijf] v.o.f. Eiser stelt dat hij ook in de maand december 2023 als migrerend werknemer moet worden aangemerkt. Eiser stelt dat het beperkte toekenningsbeleid van verweerder in strijd is met het Unierecht en met het gepubliceerde controlebeleid. Eiser werkt in loondienst, voldoet doorlopend aan de urennorm en inkomensnorm. Eiser is van mening dat het oneerlijk en onrechtvaardig is dat werkende EU-studenten consequent en consistent te maken krijgen met afwijzingen bij voorbaat en met toekenningen telkens voor korte duur. Eiser was migrerend werknemer en de verwachting was dat dat zo zou blijven. Eiser wordt als EU-student gediscrimineerd nu hij zijn studiefinanciering niet voor alle gevraagde maanden toegekend heeft gekregen.
4. Ook is eiser van mening dat het toekenningsbeleid van verweerder in strijd is met het subsidiariteitsbeginsel. Eiser wordt verplicht om steeds nieuwe aanvragen in te dienen. Daarnaast wijst verweerder toekomstige aanspraken af. Eiser wijst erop dat verweerder de mogelijkheid heeft om tussentijds de gegevens in Suwinet te raadplegen om te controleren of eiser heeft gewerkt. Verweerder kan op Suwinet ook het verzamelinkomen van eiser raadplegen. Op Suwinet kan verweerder dus – doorlopend – controleren of eiser voldoet aan de voorwaarden.
Wat vindt verweerder in beroep?
5. Verweerder is van oordeel dat het toekenningsbeleid van DUO niet in strijd is met het Unierecht. Verweerder verwijst hiervoor naar een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 14 april 2023. Verweerder voert aan dat de CRvB in deze uitspraak de toekenning voor een beperkte periode acceptabel heeft geacht. Het in beroep overgelegde nul-urencontract biedt bovendien onvoldoende zekerheid voor de toekomst. Op voorhand is namelijk niet duidelijk wanneer het contract eindigt en eveneens is niet duidelijk of er in de toekomst daadwerkelijk werkzaamheden zullen worden verricht. Met de verwijzing naar Suwinet, miskent eiser dat Suwinet geen gegevens bevat die zien op de toekomst. Daar komt bij dat er geen structurele geautomatiseerde uitwisseling plaatsvindt met Suwinet en kan verweerder daar slechts in beperkte mate gebruik van maken. Daarbij heeft verweerder opgemerkt dat de gegevens in Suwinet onvoldoende zijn voor de beoordeling of sprake is van migrerend werknemerschap, omdat hierin niet het aantal gewerkte uren wordt geregistreerd.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Procesbelang
6. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of eiser nog een procesbelang heeft bij een oordeel van de rechtbank. Aan eiser is op 10 november 2023 alsnog over de maand december 2023 studiefinanciering toegekend op basis van gegevens die eiser na het bestreden besluit heeft overgelegd.
7. Procesbelang ontbreekt als het resultaat dat de indiener van een beroepschrift nastreeft, niet daadwerkelijk kan worden bereikt of het realiseren van dat resultaat voor hem geen feitelijke, maar hooguit theoretische betekenis kan hebben. Het doel dat eiser met het instellen van het rechtsmiddel wil bereiken, moet hij ook daadwerkelijk kunnen bereiken en dat resultaat moet voor hem niet alleen hypothetische, maar feitelijk betekenis hebben.
8. Eiser voert aan dat zijn procesbelang ligt in het feit dat hij bij een toekomstige aanvraag weer geconfronteerd wordt met de volgens hem voor de student nadelige beoordelingspraktijk van verweerder. Ook ligt er procesbelang in een proceskostenveroordeling.
9. De rechtbank stelt vast dat verweerder alsnog studiefinanciering aan eiser heeft toegekend voor de periode die in het primaire besluit en in het bestreden besluit in geding was. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat eiser in zoverre geen procesbelang heeft bij de beoordeling of hij over de maand december 2023 recht had op studiefinanciering. Het voorliggende beroep kan eiser op dat punt niet in een materieel gunstigere positie brengen. De rechtbank neemt niettemin procesbelang aan. Eisers beroepsgronden zien niet alleen op het verkrijgen van studiefinanciering over december 2023, maar ook op de wijze van toekenning van studiefinanciering bij migrerende werknemers. Daarmee heeft een oordeel van de rechtbank feitelijk betekenis voor aanvragen van eiser na december 2023.
Toekenning studiefinanciering aan migrerend werknemers
10. De beroepsgrond over de toekenning van studiefinanciering voor een beperkte duur aan migrerend werknemers slaagt niet. De rechtsvragen die eiser aan de orde stelt, zijn beantwoord in de uitspraak van de CRvB van 14 april 2023 [1] . De rechtbank verenigt zich met de overwegingen in die uitspraak. De beroepsgrond die ziet op de subsidiariteit en de mogelijkheid van verweerder om Suwinet te gebruiken, slaagt evenmin. De rechtbank verenigt zich met de uitspraak van de CRvB over deze beroepsgrond in zijn uitspraak van 21 december 2023. [2]
11. Gelet op het voorgaande heeft verweerder in eerste instantie terecht geweigerd om eiser studiefinanciering voor de maand december 2023 toe te kennen. Het bestreden besluit is dan ook niet onrechtmatig.

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Ait-Imchi, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 3 mei 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.CRvB 14 april 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:699 en CRvB 22 november 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:2187, punt 4.1.1.
2.CRvB 21 december 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:2499, punt 4.3.2.