ECLI:NL:RBMNE:2024:2617

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 april 2024
Publicatiedatum
26 april 2024
Zaaknummer
UTR 23/947
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een werkgeversberoep inzake WIA-uitkering en arbeidsongeschiktheid

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Midden-Nederland het beroep van eiseres, een B.V., tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om aan de ex-werkneemster van eiseres een WIA-uitkering toe te kennen. Het Uwv heeft vastgesteld dat de ex-werkneemster voor 61,32% arbeidsongeschikt is, met ingang van 4 april 2022. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het Uwv heeft het bezwaar ongegrond verklaard. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld, waarbij zij aanvoert dat het Uwv het maatmanloon niet correct heeft vastgesteld en dat de arbeidskundige beoordeling onjuist is. Tijdens de zitting op 26 september 2023 zijn de gemachtigden van beide partijen en de ex-werkneemster aanwezig geweest. De rechtbank heeft de medische gegevens van de ex-werkneemster niet openbaar gemaakt, omdat zij geen toestemming heeft gegeven voor het delen van deze informatie.

De rechtbank oordeelt dat het Uwv voldoende gemotiveerd heeft waarom een preventieve urenbeperking is aangenomen en dat de arbeidskundige beoordeling zorgvuldig is uitgevoerd. Eiseres heeft in haar beroepschrift verschillende gronden aangevoerd, maar de rechtbank concludeert dat het Uwv zijn besluit goed heeft onderbouwd. De rechtbank wijst de beroepsgrond van eiseres over het maatmanloon af, omdat deze is ingetrokken. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de ex-werkneemster van eiseres recht houdt op de WIA-uitkering en eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt geen vergoeding van proceskosten en het griffierecht wordt niet teruggegeven.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/947

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 april 2024 in de zaak tussen

[eiseres] B.V., uit [plaats 1] , eiseres

(gemachtigde: mr. L.K. Wouterse)
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,

(het Uwv), verweerder
(gemachtigde: mr. J.H. Swart)
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[ex werkneemster]uit [plaats 2] (ex-werkneemster).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de beslissing van het Uwv om aan de ex-werkneemster van eiseres een uitkering op grond van de Wet werk en Inkomen naar arbeidsvermogen (WIA-uitkering) toe te kennen. Volgens het Uwv is de ex-werkneemster van eiseres voor 61,32% arbeidsongeschikt en heeft zij daarom per 4 april 2022 recht op een WIA-uitkering. Dit staat in de beslissing van 10 augustus 2022.
1.1.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing. Met het bestreden besluit van 5 januari 2023 op het bezwaar van eiseres is het Uwv bij dit besluit gebleven.
1.2 Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het Uwv heeft een verweerschrift en arbeidsdeskundig rapport ingediend. Eiseres heeft een aanvullend beroepschrift ingediend op 14 september 2023, waar het Uwv op heeft gereageerd met een aanvullend rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 15 september 2023 en een aanvullend arbeidsdeskundig rapport van 21 september 2023.
1.3
De rechtbank heeft het beroep op 26 september 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres, mevrouw. [medisch adviseur] als medisch adviseur van eiseres, de gemachtigde van het Uwv en de ex-werkneemster.
1.4
Volgens de afspraak op de zitting is eiseres in de gelegenheid gesteld om schriftelijk te reageren op het rapport van de arbeidsdeskundige van 21 september 2023. De rechtbank heeft deze reactie ontvangen. Nadat partijen daartoe in de gelegenheid zijn gesteld, hebben zij niet verzocht om een nadere zitting. De rechtbank heeft daarna op 27 februari 2024 het onderzoek gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

Het geschil
2. Tussen partijen is in geschil of het Uwv terecht heeft beslist dat de ex-werkneemster van eiseres vanaf 4 april 2022 voor 61,32% arbeidsongeschikt is en daarom recht heeft op een WIA-uitkering. De rechtbank beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden van eiseres of het Uwv dit besluit terecht heeft genomen. Volgens de rechtbank is dit het geval. De rechtbank zal dit hierna uitleggen.
Geheimhouding medische gegevens
3. De ex-werkneemster heeft geen toestemming gegeven om haar medische informatie met eiseres te delen. De rechtbank heeft de medische stukken alleen toegezonden aan de gemachtigde van eiseres. [1] Om te voorkomen dat medische gegevens via deze uitspraak alsnog bekend worden bij eiseres zelf, zal de rechtbank de medische omstandigheden van de zaak niet expliciet bespreken in de uitspraak.

Beoordelingskader

4. Het gaat in deze zaak om een werkgeversberoep. Uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) volgt dat bij een werkgeversberoep de positie van de werkgever en de aard van betrokken belangen meebrengen dat verweerder een besluit ten aanzien van de arbeidsongeschiktheid zorgvuldig, goed onderbouwd en inzichtelijk moet motiveren. [2] Daarbij speelt mee dat werkgevers niet de mogelijkheid hebben om medische informatie in te brengen en dat een werkgever niet veel anders kan dan proberen aan te geven dat het onderzoek van verweerder onvoldoende is geweest of dat de door verweerder gegeven motivering het besluit niet kan dragen. [3]
Beoordeling van de gronden van eiseres
Ingetrokken beroepsgrond
5. Eiseres voerde in haar beroepschrift aan dat het Uwv het maatmanloon niet correct heeft vastgesteld. Op de zitting heeft eiseres deze beroepsgrond ingetrokken. De rechtbank zal deze beroepsgrond daarom niet meer bespreken in haar uitspraak.
Heeft het Uwv voldoende gemotiveerd waarom een preventieve urenbeperking is aangenomen?
6. Eiseres voert aan dat het Uwv in afwijking van de Standaard duurbelastbaarheid in Arbeid 2015 (de standaard) een preventieve urenbeperking heeft aangenomen.
6.1
De rechtbank oordeelt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep in het rapport van 23 december 2022 begrijpelijk motiveert en onderbouwt waarom een preventieve urenbeperking is aangenomen zoals is beschreven in de standaard. Het rapport bevat geen tegenstrijdigheden en is voldoende begrijpelijk gemotiveerd. Uit het rapport volgt namelijk dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de standaard heeft toegepast. De verzekeringsarts bezwaar en beroep geeft aan dat bij de ex-werkneemster sprake is van een situatie zoals beschreven is in de standaard, waardoor een preventieve urenbeperking wordt aangenomen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep verwijst hierbij naar het rapport van de primaire verzekeringsarts van 29 mei 2022. In dit rapport beschrijft de primaire verzekeringsarts dat sprake is van een kwetsbare sociaal-emotionele situatie en dat de beperking wordt aangenomen ondanks een adequaat ritme van dag en nacht en een normaal gevuld dagprogramma. Ook legt de primaire verzekeringsarts uit dat de beperking wordt aangenomen om het herstel te bevorderen en tijd te houden voor recuperatie, behandeling en te zoeken naar een balans. Daarbij wordt ook het actueel oordeel van de bedrijfsarts in opleiding van 17 januari 2022 meegenomen, waarin duidelijk en uitgebreid de tendens van overbelasting en terugval wordt beschreven gedurende de twee jaren ziek zijn. Bovendien is tijdens de zitting uitgebreid gesproken over de situatie dat bij ex-werkneemster in het verleden een opbouw in werkzaamheden resulteerde in een terugval in het dagelijks functioneren. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Was de arbeidskundige beoordeling juist of heeft het Uwv onterecht functies verworpen of niet geselecteerd?
7. Eiseres heeft verder in haar beroepschrift aangevoerd dat de arbeidskundige beoordeling onjuist is. De functies voorlichter agrarisch, arbeidstherapeut en schadecorrespondent zijn ten onrechte vervallen en de functie statistisch onderzoeker is ten onrechte niet geselecteerd. Verder voert zij aan dat er nog meer functies ten onrechte niet geselecteerd of verworpen zijn.
7.1
De rechtbank oordeelt dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de arbeidskundige beoordeling van het Uwv. In de arbeidskundige rapporten van 12 juli 2022, 31 maart 2023 en 21 september 2023 heeft de arbeidsdeskundige voldoende inzichtelijk gemotiveerd waarom geen functies, die konden leiden tot een lager arbeidsongeschiktheidspercentage, geduid konden worden. De arbeidsdeskundige heeft bij elke functie, waarvan eiseres aangaf dat deze geselecteerd moest worden, aangegeven waarom de functie niet geselecteerd is. Zo was sprake van een overschrijding op het aantal uren per week, werken met deadlines, productie pieken, klantcontact of een hoog handelingstempo. Volgens de rechtbank heeft het Uwv het besluit over die arbeidsongeschiktheid zorgvuldig, goed onderbouwd en inzichtelijk gemotiveerd. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Aanvullende reactie van eiseres
8. Eiseres geeft in haar aanvullende reactie van 23 oktober 2023 aan dat zij recht heeft op kennisname van de functieomschrijvingen (met functiebelasting) van de verworpen functies en dat het Uwv deze ten onrechte niet aan haar heeft verstrekt. Zij verwijst hiervoor naar uitspraken van de Centrale Raad van Beroep. [4]
8.1
De rechtbank stelt vast dat tijdens de zitting van 26 september 2023 is afgesproken dat eiseres de gelegenheid krijgt om aanvullend te reageren op het rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 23 september 2023. De rechtbank overweegt dat eiseres in haar aanvullende brief van 23 oktober 2023 niet reageert op dit rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep. Eiseres voert daarentegen aan dat zij aanvullende stukken aan het Uwv heeft gevraagd, maar deze ten onrechte niet van het Uwv heeft gekregen. De rechtbank vat deze aanvullende reactie van 23 oktober 2023 hierdoor op als een aanvullende beroepsgrond. De rechtbank overweegt dat dit niet tijdens de zitting is afgesproken. De rechtbank zal om die reden de aanvullende reactie van 23 oktober 2023 buiten beschouwing laten wegens strijd met de goede procesorde.
8.2
De rechtbank overweegt ten overvloede dat het voor het Uwv ondoenlijk is om alle verworpen functies te motiveren. Bovendien heeft het Uwv onder meer de notitie niet-eindgeselecteerde functies, de recapitulatie voorselectie en overzicht van de niet eindgeselecteerde functies verstrekt. De rechtbank vindt dat het Uwv met deze stukken, samen met de geldende rechtspraak dat afgegaan mag worden op de juistheid van het Claim Beoordelings- en Borgingssysteem en samen met hetgeen de arbeidsdeskundige in de rapporten van 12 juli 2022, 31 maart 2023 en 21 september 2023 schrijft, de arbeidskundige beoordeling voldoende heeft onderbouwd.
Conclusie en gevolgen
9. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat de ex-werkneemster van eiseres vanaf 4 april 2022 voor 61,32% arbeidsongeschikt blijft en daarom recht houdt op een WIA-uitkering. Eiseres krijgt geen gelijk. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten en vergoeding van de kosten van de door haar ingeschakelde medisch adviseur en arbeidsdeskundige.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.E.H.G. Visser, rechter, in aanwezigheid van mr. R. van Manen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 22 april 2024.
De rechter is niet in de gelegenheid de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 8:32, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Zie bijvoorbeeld CRvB 6 november 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:4292
3.Zie bijvoorbeeld CRvB 17 juli 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BJ3969
4.Onder meer de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep van 23 januari 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:216, van 7 juni 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1774 en van 4 oktober 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:3066.