Beoordeling door de rechtbank
2. In geschil is of het Uwv terecht de uitkeringen en toeslag van eiser over de periode van 25 december 20018 tot en met 16 maart 2020 (de periode in geding) heeft herzien en teruggevorderd.
3. Het Uwv legt aan het bestreden besluit ten grondslag dat uit het handhavingsonderzoek is gebleken dat eiser heeft gehandeld in auto’s. Vanwege de aard en omvang van eisers activiteiten en de vele onduidelijke financiële transacties kan niet worden gesproken van hobbymatige werkzaamheden. Door geen informatie te verstrekken over de door hem verrichte activiteiten heeft eiser de inlichtingenplicht geschonden. Omdat eiser geen administratie heeft bijgehouden kan het Uwv het recht op uitkering niet vaststellen. Om die reden heeft het Uwv de gehele WW- en ZW-uitkering en toeslag teruggevorderd.
4. Eiser voert aan dat geen sprake is van schending van de inlichtingenplicht. Hij heeft niet bedrijfsmatig gehandeld in auto’s en motoren. Omdat hij alleen hobbymatig eigen auto’s en auto’s van familie of vrienden heeft verkocht en daarmee niets heeft verdiend, heeft hij dat niet hoeven melden bij het Uwv. Per 1 april 2021 heeft eiser zich ingeschreven in de Kamer van Koophandel. Pas vanaf dat moment is sprake van bedrijfsmatige handel.
Toetsingskader herziening en terugvordering
5. Uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (de CRvB)volgt dat een besluit waarbij een uitkering wordt ingetrokken en teruggevorderd een belastend besluit is waarbij het aan het Uwv is om de nodige kennis over de relevante feiten te vergaren. Dit heeft tot gevolg dat het Uwv met feiten aannemelijk moet maken dat aan de wettelijke voorwaarden voor intrekking en terugvordering is voldaan. De bewijslast rust dus eerst op het Uwv. Als het Uwv hieraan heeft voldaan, verschuift de bewijslast naar eiser. Het is dan aan hem om met tegenbewijs te komen. Dit tegenbewijs moet bestaan uit objectieve en verifieerbare gegevens.
6. De rechtbank is van oordeel dat het Uwv heeft aannemelijk heeft gemaakt dat aan de voorwaarden voor intrekking is voldaan. De rechtbank zal dat hierna toelichten.
Schending van de inlichtingenplicht
7. In de wet staat dat iemand die een WW- of ZW-uitkering ontvangt, of een toeslag daarop, aan het Uwv alle informatie moet meedelen waarvan het hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat ze van invloed kan zijn op het recht op uitkering, de hoogte van de uitkering of de betaling van de uitkering. Dit is de inlichtingenplicht.
8. Het is vaste rechtspraakdat uit kentekenregistraties de directe betrokkenheid bij de registraties volgt van degene op wiens naam het voertuig geregistreerd staat of heeft gestaan. Indien een persoon betrokken is geweest bij twee wijzigingen van de tenaamstelling van hetzelfde motorvoertuig binnen een betrekkelijk korte periode en dit het geval is bij diverse motorvoertuigen, dan is aannemelijk dat met die voertuigen handelstransacties hebben plaatsgevonden.
9. Uit de gegevens van de Dienst Wegverkeer (RDW) die zijn opgenomen in het onderzoeksrapport blijkt dat in de periode in geding tien kentekens op naam van eiser geregistreerd hebben gestaan. De tenaamstellingen zijn vaak van korte duur geweest, variërend van een paar dagen, een paar weken tot bijna zes maanden, en in een aantal gevallen was sprake van overlapping in de periode van de tenaamstelling.
Ook blijkt dat in de periode in geding in totaal € 78.878,- is bijgeschreven op eisers bankrekening via overschrijvingen, stortingen van contant geld en stortingen via een PayPal-account en dat hij in totaal een bedrag van € 54.680,- contant heeft opgenomen. Uit de rekeningafschriften blijkt dat de bankoverschrijvingen, in totaal een bedrag van € 56.350,-, zijn te relateren aan de verkoop van auto’s. Voor een aantal van deze betalingen heeft eiser tegenover de inspecteur en ook op de zitting geen (geloofwaardige) verklaring kunnen geven, bijvoorbeeld voor de bijschrijving van € 23.500,- voor de verkoop van de BMW van een vriend en de bijschrijving van € 24.100,- voor verkoop van de Mercedes van zijn vader, welke bedragen eiser volgens zijn verklaring contant aan de vriend en aan zijn vader heeft betaald. Deze bedragen komen echter niet overeen met de bedragen die hij in de betreffende periodes contant heeft opgenomen van zijn bankrekening.
Van de overige auto’s die op zijn naam hebben gestaan zijn er volgens eiser twee (Peugeots) die niet van/voor hem waren. Over een van de Peugeots heeft eiser tegenover de inspecteur verklaard dat die voor een vriend was, maar op de zitting heeft eiser aangegeven zich niet te kunnen herinneren voor wie die auto was bestemd, maar dat die niet voor een vriend was. De andere Peugeot was voor eisers zusje. De overige auto’s heeft eiser aangeschaft voor privégebruik. Eisers verklaringen over de aan- en verkoop van de Peugeots en de overige auto’s die op zijn naam hebben gestaan zijn echter bij gebrek aan schriftelijke stukken op geen enkele wijze te controleren. Eiser heeft getuigenverklaringen overgelegd van zijn vader en een vriend, waarin zij aangegeven op welke wijze de verkoop van hun auto en de financiële afhandeling daarvan is gegaan. De rechtbank kent aan die verklaringen niet de bewijswaarde toe die eiser daaraan toegekend wil zien. Zoals eiser op de zitting heeft erkend, lijken de handschriften van de twee verklaringen erg op elkaar. Daardoor kan worden getwijfeld aan de echtheid van de verklaringen. Die twijfel had eiser weg kunnen nemen door (kopieën van) identiteitsbewijzen van zijn vader en vriend te overleggen zodat de rechtbank kan controleren of de handtekeningen kloppen, maar dat heeft eiser niet gedaan.
10. De rechtbank acht verder van belang dat de auto’s die in de periode in geding op eisers naam hebben gestaan en die eiser volgens zijn eigen verklaring voor privégebruik heeft aangeschaft veelal dure auto’s zijn. De uitkeringen die eiser in de periode in geding ontving bedroegen ruim € 1000,- (WW-uitkering inclusief toeslag) respectievelijk ruim € 700,- (ZW-uitkering inclusief toeslag). Op de zitting heeft eiser verklaard dat hij de aankoop van een auto financiert door de verkoop van een andere auto. Dat maakt naar het oordeel van de rechtbank nog minder aannemelijk dat hij met de aan- en verkoop van de auto’s in de genoemde periode geen winst heeft gemaakt.
11. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de vele kentekens op eisers naam geregistreerd hebben gestaan in de periode in geding, in combinatie met de (omvang van de) geldstromen naar zijn bankrekening en de contante opnames en het gebrek aan inzicht in de financiële transacties
,aannemelijk is dat eiser in de periode waarin hij een ZW- en WW-uitkering en de toeslagen ontving, heeft gehandeld in auto’s. Eiser is er niet in geslaagd met tegenbewijs, berustend op objectieve en verifieerbare gegevens, aannemelijk te maken dat hij dat niet heeft gedaan en/of daar geen inkomsten mee heeft verdiend.
12. De rechtbank komt tot de conclusie dat eiser zijn activiteiten ten onrechte niet heeft gemeld bij het Uwv. Het had eiser redelijkerwijze duidelijk kunnen en moeten zijn dat de omvang van die activiteiten en eventuele inkomsten daaruit van belang zijn voor de vaststelling van het recht op een WW- en een ZW-uitkering en de toeslag. Eiser heeft dus zijn inlichtingenplicht geschonden.
Herziening en terugvordering
13. Als gevolg van de schending van de inlichtingenplicht is het Uwv verplicht de WW- en ZW-uitkering en de toeslag van eiser over de periode in geding te herzien en het teveel betaalde bedrag terug te vorderen, tenzij er dringende redenen zijn om daarvan af te zien.Eiser heeft niet gesteld dat die dringende redenen er zijn en dat is de rechtbank ook niet gebleken.
Recht op uitkering is niet (meer) vast te stellen
14. De rechtbank stelt vast dat eiser geen concrete en controleerbare gegevens
over zijn werkzaamheden en inkomsten over de periode in geding heeft verstrekt. Eiser heeft ook zelf verklaard geen administratie te hebben bijgehouden. De gevolgen hiervan moeten op grond van vaste rechtspraak voor zijn rekening en risico blijven.Het Uwv heeft zich daarom terecht op het standpunt gesteld dat het recht op WW- en ZW-uitkering en de toeslag over de periode in geding daarom niet (meer) kan worden vastgesteld, en dat daarom het hele uitkeringsbedrag wordt teruggevorderd.
Boete en invorderingsbesluiten
15. Eiser heeft geen gronden aangevoerd tegen het boetebesluit en de invorderingsbesluiten. De rechtbank ziet geen aanknopingspunten voor het oordeel dat deze besluiten niet terecht zijn genomen.