Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
eiseres,
hierna te noemen: Clear Channel,
gedaagde sub 1,
hierna te noemen: Gemeente Utrecht,
gedaagde sub 2,
hierna te noemen: RBL,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
JCDECAUX NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen: JCDecaux,
GLOBAL MEDIA & ENTERTAINMENT B.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Amsterdam,
eiseres,
hierna te noemen: Global,
gedaagde,
hierna te noemen: Gemeente Utrecht,
1.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheidJCDECAUX NEDERLAND B.V.,gevestigd te Amsterdam,hierna te noemen: JCDecaux,
hierna te noemen: RBL,
1.De procedure
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 21,
- de in twee delen nagezonden producties 22 tot en met 33 van Clear Channel,
- de conclusie van antwoord met 1 productie van Gemeente Utrecht,
- de conclusie van antwoord alsmede incidentele conclusie tot tussenkomst (in de zaak met
nummer 566574 KG ZA 23-648) met productie 1 en 2 van RBL,
- de incidentele conclusie tot tussenkomst tevens conclusie van antwoord van JCDecaux.
- de dagvaarding van Global,
- de akte overlegging producties (1 tot en met 9) van Global,
- de conclusie van antwoord met 1 productie van Gemeente Utrecht,
- de incidentele conclusie tot tussenkomst tevens conclusie van antwoord van JCDecaux,
- de conclusie van antwoord alsmede incidentele conclusie tot tussenkomst (in de zaak met
nummer 566574 KG ZA 23-648) met productie 1 en 2 van RBL.
20 december 2023 plaatsgevonden.
10 januari 2024 een vonnis komt.
2.Waar gaan de kort gedingen over en wat wordt er beslist?
a. de plaatsing van haltevoorzieningen, waaronder abri’s, vrijstaande
reclamevitrines en billboards voorzien van reclamevlakken (hierna: meubilair), en
b. de concessieverlening voor het exploiteren van reclame in deze objecten.
RBL, JCDecaux en Global hebben als enige inschrijvers op deze aanbestedingsprocedure ingeschreven. Gemeente Utrecht heeft RBL tot winnaar van de aanbesteding uitgeroepen en heeft met RBL de concessieovereenkomst gesloten. [1] De concessieovereenkomst is ingegaan op 1 juli 2018 en heeft een looptijd van 15 jaar, met een optie tot verlenging met nog eens 5 jaar. RBL heeft het meubilair geplaatst en heeft de exploitatie van de reclame aan Clear Channel uitbesteed.
JCDecaux wil dat deze schadevergoeding (vooral) wordt betaald doordat zij alsnog een rol krijgt toebedeeld bij de exploitatie van (digitale en analoge) reclame in Utrecht voor zover vallend onder de concessieovereenkomst tussen Gemeente Utrecht en RBL.
JCDecaux, Gemeente Utrecht en RBL hebben daarover overleg met elkaar gehad en hebben een afspraak gemaakt. Deze afspraak komt erop neer dat RBL gaat werken met JCDecaux in plaats van met Clear Channel. Om dat voor JCDecaux zo optimaal mogelijk te laten zijn, is ook afgesproken dat: i) de optie om de concessieovereenkomst met 5 jaar te verlengen wordt ingeroepen door Gemeente Utrecht, ii) het aantal digitale schermen wordt vergroot en iii) het formaat van de schermen wordt vergroot naar het formaat dat JCDecaux gebruikt. Deze afspraak is gemaakt onder het voorbehoud dat de afspraak juridisch door de beugel kan.
1. de in de concessieovereenkomst opgenomen verlengingsoptie nu al in te
roepen, en de concessieovereenkomst met vijf jaar te verlengen,
2. toe te staan dat RBL het aantal digitale vlakken uitbreidt in combinatie met een
gelijktijdige vermindering van het aantal papieren vlakken,
3. toe te staan dat RBL het formaat van de digitale vitrines een fractie vergroot,
4. RBL toestemming te verlenen om te gaan werken met JCDecaux voor wat betreft
de exploitatie van de buitenreclame en dat per:
- 1 januari 2024 voor wat betreft de digitale objecten, en
- 1 december 2025 voor wat betreft de overige objecten.
primair:wordt verboden om de door haar aangekondigde wijzigingen door te
voeren, en
subsidiair: wordt geboden om een heraanbesteding te organiseren voor het door-
voeren van deze wijzigingen, [4]
1. wordt verboden om uitvoering te geven aan de door Gemeente Utrecht
voorgenomen wijzigingen,
en
2. wordt geboden om gedurende de gehele looptijd van de concessie-
overeenkomst (digitale en analoge) reclameruimte in Utrecht exclusief
aan Clear Channel te verkopen.
1. uitvoering te geven aan alle of één of meer van de aangekondigde wijzigingen
anders dan door middel van een nieuwe aanbesteding van de concessie,
2. de concessieovereenkomst met RBL vanaf 30 juni 2033 te verlengen of op een
andere wijze voort te zetten, en wordt geboden, voor zover ze de concessie vanaf
30 juni 2033 in de markt wenst te zetten, hiervoor een openbare aanbesteding te
organiseren of een aanbesteding waarvoor in ieder geval Global wordt
uitgenodigd. [5] 2.7. Gemeente Utrecht, RBL en JCDecaux voeren uitgebreid verweer tegen deze vorderingen.
De wijziging kan daarom niet zonder een nieuwe aanbestedingsprocedure worden doorgevoerd. De vorderingen van Clear Channel en Global worden in zoverre dus toegewezen. Voor het overige worden de vorderingen afgewezen. Hierna wordt onder
“De beoordeling” uitgelegd hoe de voorzieningenrechter tot dit oordeel is gekomen.
3.De beoordeling
Standpunt Clear Channel en Global3.2. Clear Channel en Global stellen zich allebei op het standpunt dat het voornemen van Gemeente Utrecht om bovengenoemde toestemming te verlenen in strijd is met het aanbestedingsrecht, omdat dit een wezenlijke wijziging van de aanbestede concessie-overeenkomst oplevert en daarom niet zonder een nieuwe aanbestedingsprocedure mag worden doorgevoerd . Dat sprake is van een wezenlijke wijziging komt volgens hen doordat het RBL op grond van de concessieovereenkomst niet is toegestaan om Clear Channel te vervangen door een ander. Dat is op grond van eis 35 van de Eisen aan de Opdracht [6] (hierna: eis 35), mede bezien in relatie met wat is vermeld in nr. 19 van de Nota van Inlichtingen [7] (NvI), niet toegestaan. Deze eis maakt onderdeel uit van de aanbestede concessieovereenkomst.
a. eis 35 toepassing mist en dat het hier gaat om eis 36 van de Eisen aan de Opdracht
(hierna eis 36)
b. geen sprake is van een wijziging van de concessieovereenkomst, laat staan van een
wezenlijke wijziging daarvan.
Wat is de inhoud van eis 35 en 36?3.5. Partijen verschillen van mening over wat de eisen 35 en 36 inhouden. Dat is een kwestie van uitleg.
Het gaat er daarbij in dit geval niet om de vraag of alle oplettende en redelijk geïnformeerde gegadigden/inschrijvers deze eis op gelijkluidende wijze hebben begrepen. De inrichting van de aanbestedingsprocedure is immers afgerond en staat in deze kort gedingen ook niet ter discussie.
Het gaat in dit geval om de uitleg van de aanbestede concessieovereenkomst, waarbij degene die zich daarop beroepen (Clear Channel en Global) geen partij zijn. Bij de uitleg van de eisen 35 en 36 (welke eisen deel uitmaken van de concessieovereenkomst) komt daarom in de eerste plaats vooral gewicht toe aan de bewoordingen van deze eisen, gelezen in het licht van de gehele tekst van alle relevante aanbestedingsstukken. Daarbij komt het aan op de betekenis die naar objectieve maatstaven uit de bewoordingen volgt. De bedoelingen van Gemeente Utrecht spelen slechts een rol voor zover die bedoelingen duidelijk en ondubbelzinnig uit de aanbestedingsstukken kunnen worden opgemaakt.
“ Wij verzoeken u toe te voegen ‘behoudens wijziging(en) welke door opdrachtgever akkoord is/zijn bevonden’.
- eis 35 alleen van toepassing is als het gaat om geschiktheidseisen zoals bedoeld in
artikel 2.90 Aanbestedingswet 2012 (Aw 2012) [9] , en dat
- eis 36 van toepassing is als het gaat om uitvoeringseisen (eisen waaraan pas bij de
uitvoering van de gegunde opdracht moet worden voldaan).
Eis 35 mist volgens Gemeente Utrecht in dit geval toepassing, omdat RBL niet in verband met een geschiktheidseis een beroep heeft gedaan op Clear Channel. Er is in de aanbestedingsprocedure maar één geschiktheidseis gesteld en die eis zag op het onderwerp Milieubeheer. Om aan die eis te voldoen moest de inschrijver over een certificaat beschikken. RBL had dat certificaat zelf, aldus nog steeds het standpunt van Gemeente Utrecht. JCDecaux en RBL hebben zich bij dit standpunt aangesloten.
3.8. Gemeente Utrecht wordt niet in dit standpunt gevolgd.
Er staat dat als een inschrijver bij zijn inschrijving opgeeft dat hij gebruik zal maken van een onderaannemer, hij ook daadwerkelijk van die onderaannemer gebruik moet maken als hij de opdracht gegund krijgt. Uit het vermelde in nr. 19 van de NvI volgt dan nog duidelijk dat het gedurende de looptijd van de gegunde concessieovereenkomst niet is toegestaan om de opgegeven onderaannemer te vervangen.
Het onderscheid tussen eis 35 en eis 36 is dat:
- eis 35 aan de orde is als er
bij de inschrijvingeen beroep wordt gedaan op een met
naam genoemde onderaannemer, en dat
- eis 36 aan de orde is als er
na de inschrijvingeen beroep wordt gedaan op een
onderaannemer.
Dat dit niet de bedoeling was van Gemeente Utrecht, kan zo zijn, maar dat is wel wat uit de aanbestedingsdocumentatie volgt.
Zij worden niet in dit standpunt gevolgd. In de aanbestedingsstukken is vermeld dat het om één opdracht gaat. Die opdracht omvat:
1. de levering, de plaatsing en het onderhouden van meubilair met reclamevlakken, en
2. de concessie voor de exploitatie van reclame.
In de Eisen aan de Opdracht wordt niet vermeld dat alle of enkele daarin opgenomen eisen alleen zien op het hiervoor genoemde eerste onderdeel. De in de Eisen aan de Opdracht vermelde eisen gelden dus voor de gehele opdracht. Eis 35 geldt dus ook voor het concessiegedeelte. Ook al wordt in die eis gerept over “hoofdaannemer” en “onderaannemer” en is er bij concessie strikt genomen geen sprake van aanneming van werk in de zin van het BW.
Overigens gaan Gemeente Utrecht, JCDecaux en RBL ervan uit dat de eis 35 in ieder geval analoog van toepassing is op het concessiegedeelte van de opdracht.
Geoordeeld wordt dat dit het geval is.
reclamevitrines en billboards’ kenmerk 155960
haltevoorzieningen en vrijstaande reclamevitrines’ wenst tot stand te brengen en deze opdracht
door middel van een aanbesteding wenst te plaatsen;
Aanbesteder terzake de aanbesteding gestelde geschiktheidseisen en/of selectiecriteria;
Limburg B.V. het werk gegund krijgt, Reclame Bureau Limburg B.V. Onderaannemer als
onderaannemer zal inzetten voor het uitvoeren van de overeenkomst.
dat, indien Reclame Limburg B.V., de opdracht Reclame exploitatie Haltevoorzieningen Vrijstaande
Reclamevitrines Billboards gegund krijgt, Clear Channel Nederland het opdrachtonderdeel/de
opdrachtonderdelen reclame exploitatie zal uitvoeren.”
Wat dat opdrachtonderdeel precies inhoudt is in de aanbestedingsstukken bepaald. RBL is wat dit betreft voldoende concreet geweest. Dat geldt ook over de duur van de inzet van Clear Channel. Daarover hoefde, anders dan JCDecaux stelt, niets te worden vermeld, aangezien eis 35 die duur nu juist bepaalt. Ook hoefde RBL, anders dan JCDecaux stelt, niet te vermelden waarom zij van Clear Channel gebruik ging maken. Die reden doet er gelet op de inhoud van eis 35 niet toe.
Gemeente Utrecht voert dan nog aan dat er slechts sprake zou zijn van een “voornemen”
van RBL om Clear Channel te gebruiken voor het onderdeel reclame-exploitatie. Uit de tekst en strekking van de Uitvoeringsverklaring kan dit niet worden opgemaakt.
Bovendien valt dit niet te rijmen met het verzoek van Gemeente Utrecht aan RBL om nog “de Gedragsverklaring Aanbesteden”, en een “uittreksel uit de Kamer van Koophandel” van Clear Channel te verstrekken. [11] 3.14. De conclusie is dat eis 35 in dit geval van toepassing is. Dat de Uitvoerings-verklaring mogelijk niet bij de inschrijving had hoeven worden gevoegd, om een geldige inschrijving te doen, doet daaraan, anders dan Gemeente Utrecht en JCDecaux menen, niet af. Feit blijft dat het is gedaan en dat is gelet op de hiervoor genoemde uitleg van eis 35 maatgevend.
Deze wijziging past, anders dan Gemeente Utrecht, JCDecaux en RBL bepleiten, niet binnen de kaders van de concessieovereenkomst; sterker het is juist op grond van de concessieovereenkomst (eis 35) niet toegestaan.
Deze wijziging is zonder nieuwe aanbestedingsprocedure niet toegestaan3.16. De vraag is vervolgens of deze voorgenomen wijziging zonder nieuwe aanbestedingsprocedure is toegestaan. Geoordeeld wordt dat dit niet het geval is.
Uitgangspunt is dat de aanbestede concessieovereenkomst niet mag worden gewijzigd (artikel 2.163a Aanbestedingswet 2012 (Aw 2012)). Dat mag uitsluitend als sprake is van de uitzonderingen zoals genoemd in de artikelen 2.163b tot en met 2.163g lid 1 Aw 2012.
De uitzonderingen zoals genoemd in 2.163b tot en met 2.163f Aw 2012 doen zich wat de hier aan de orde zijnde wijziging niet voor. Dat staat tussen partijen ook niet ter discussie.
Partijen verschillen echter wel van mening over de vraag of de uitzondering zoals genoemd in 2.163g lid 1 Aw van toepassing is. Het gaat er dan om of er sprake is van een niet wezenlijke wijziging. Alleen als daarvan sprake is, kan die wijziging zonder een nieuwe aanbestedingsprocedure worden doorgevoerd.
In artikel 2.163g lid 2 wordt onder a tot en met d opgesomd wanneer er in ieder geval sprake is van een wezenlijke wijziging [12] . Deze opsomming is niet limitatief. Dat betekent dat er ook in andere gevallen dan de onder a tot en met d genoemde gevallen sprake kan zijn van een wezenlijke wijziging. De gevallen zoals genoemd onder a tot en met d doen zich in dit geval niet voor. De voorzieningenrechter is echter van oordeel dat toch sprake is van een wezenlijke wijziging van de aanbestede concessieovereenkomst. Dat komt, omdat Gemeente Utrecht eis 35 kennelijk zelf als een wezenlijke eis heeft aangemerkt.
In het kader van de NvI is aan Gemeente Utrecht verzocht om deze eis aan te passen in die zin dat daaraan zou worden toegevoegd: “
behoudens wijziging(en) welke door opdrachtgever akkoord is/zijn bevonden”. Gemeente Utrecht heeft dit verzoek echter stellig van de hand gewezen en geantwoord: “
nee de eis blijft ongewijzigd van kracht“. Gemeente Utrecht wil nu in feite terugkomen op deze door haarzelf gestelde wezenlijke eis; wat eerst absoluut niet mocht (het wisselen van onderaannemer met toestemming van Gemeente Utrecht), mag nu wel. Dat levert een wezenlijke wijziging van de concessieovereenkomst op. Deze wijziging mag daarom niet zonder nieuwe aanbestedingsprocedure worden doorgevoerd.
Verbod aan Gemeente Utrecht3.18. Gemeente Utrecht wordt gezien het voorgaande verboden om zonder nieuwe aanbestedingsprocedure uitvoering te geven aan haar voornemen om aan RBL toestemming te verlenen om te gaan werken met JCDecaux voor de exploitatie van reclame.
Afwijzing vordering van Clear Channel en Global strekkende tot het opleggen van een verbod aan de Gemeente Utrecht om de andere drie door haar aangekondigde wijzigingen uit te voeren3.21. De vordering van Clear Channel en van Global welke ertoe strekt dat Gemeente Utrecht wordt verboden om zonder nieuwe aanbestedingsprocedure de andere drie door haar aangekondigde wijzigingen uit voeren, wordt afgewezen. Reden daarvoor is dat er bij deze vordering geen voldoende (spoedeisend) belang (meer) is.
Door de toewijzing van bovengenoemd verbod is de kou uit de lucht. De afspraak welke Gemeente Utrecht, JCDecaux en RBL voor ogen hadden, gaat door dit verbod op dit moment niet door. Immers, die afspraak was erop gebaseerd dat JCDecaux een rol zou krijgen toebedeeld bij de exploitatie van reclame in Utrecht en dat wordt door het verbod voorkomen. Zeker nu Gemeente Utrecht heeft verklaard zich aan het vonnis te zullen houden. De kans dat de andere drie voorgenomen wijzigingen (het inroepen van de verlengingsoptie, het wijzigen van het aantal digitale schermen en het wijzigen van het schermformaat) toch zullen worden doorgevoerd lijkt zeer klein/verwaarloosbaar. Deze wijzigingen maakten onderdeel uit van de afspraak, en vormden een afgeleide van de hoofdafspraak dat JCDecaux een rol zou krijgen bij de exploitatie van reclame.
Daarbij is nog van belang dat het hier om een kort geding gaat dat er vooral toe dient om ordemaatregelen te treffen. Dat wordt met het verbod voldoende gedaan. Daarmee wordt immers de huidige situatie (vooralsnog) gehandhaafd.
Afwijzing van de door Clear Channel tegen RBL ingestelde vorderingen3.23. Clear Channel heeft dan nog twee vorderingen tegen RBL ingesteld.
3.23.2. De tweede vordering strekt ertoe dat RBL wordt geboden om gedurende de gehele looptijd van de concessieovereenkomst (digitale en analoge) reclameruimte in Utrecht exclusief aan Clear Channel te verkopen. Ook deze vordering wordt afgewezen.
Deze vordering is gebaseerd op de stelling dat tussen RBL en Clear Channel een overeenkomst is gesloten op grond waarvan Clear Channel gedurende de looptijd van de aan
RBL door Gemeente Utrecht verleende concessie het exclusieve recht heeft om analoge en digitale reclameruimte in Utrecht te exploiteren. Clear Channel stelt dat RBL toerekenbaar tegenover haar tekort zal schieten als zij deze door haar gestelde overeenkomst niet nakomt.
RBL heeft gemotiveerd betwist sprake is van de door Clear Channel gestelde overeenkomst. Er is daarom een nader onderzoek naar de feiten en mogelijk bewijslevering nodig om te bepalen wie er gelijk heeft. Daarvoor leent dit kort geding zich niet. De vordering moet dan ook worden afgewezen.
De voorzieningenrechter wil RBL nog op het volgende wijzen. Het kan zijn dat zij gelijk heeft en dat zij haar relatie met Clear Channel al gedurende de looptijd van de concessieovereenkomst met Gemeente Utrecht kan beëindigen. Punt is echter dat RBL dan gelet wat hiervoor is overwogen toerekenbaar tekortschiet tegenover Gemeente Utrecht; RBL moet op grond van de concessieovereenkomst immers tot aan het einde van de concessieovereenkomst gebruik maken van Clear Channel.
- dagvaarding € 106,73
- griffierecht € 676,00
- salaris advocaat € 1.619,00 (complex tarief voor kort geding)
- nakosten
€ 173,00(plus de verhoging zoals vermeld in
de beslissing)
Totaal € 2.574,73
- salaris advocaat € 1.619,00 (complex tarief voor kort geding)
- nakosten
€ 173,00(plus de verhoging zoals vermeld in
de beslissing)
Totaal € 1.792,00
- griffierecht € 676,00
- salaris advocaat € 1.619,00 (complex tarief voor kort geding)
- nakosten
€ 173,00(plus de verhoging zoals vermeld in
de beslissing)
Totaal € 2.468,00
RBL heeft geen wettelijke rente over de proceskosten gevorderd.
- dagvaarding € 106,73
- griffierecht € 676,00
- salaris advocaat € 1.619,00 (complex tarief voor kort geding)
- nakosten
€ 173,00(plus de verhoging zoals vermeld in
de beslissing)
Totaal € 2.574,73
- salaris advocaat € 1.619,00 (complex tarief voor kort geding)
- nakosten
€ 173,00(plus de verhoging zoals vermeld in
de beslissing)
Totaal € 1.792,00
- salaris advocaat € 1.619,00 (complex tarief voor kort geding)
- nakosten
€ 173,00(plus de verhoging zoals vermeld in
de beslissing)
Totaal € 1.792,00
In de incidenten tot tussenkomst3.27. In de incidenten tot tussenkomst worden de proceskosten gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
4.De beslissing
a. in de proceskosten van Clear Channel van €2.574,73, te betalen binnen veertien
dagen na aanschrijving daartoe. Als Gemeente Utrecht niet tijdig aan deze
veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet Gemeente Utrecht € 90,00 extra betalen, plus de kosten van betekening,
b. in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek over de
proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan,
a. in de proceskosten van Clear Channel van €1.792,00, te betalen binnen veertien
dagen na aanschrijving daartoe. Als JCDecaux niet tijdig aan deze veroordeling
voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet JCDecaux € 90,00 extra
betalen, plus de kosten van betekening,
b. in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek over de
proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan,
a. in de proceskosten van Global van € 2.574,73, te betalen binnen veertien dagen na
aanschrijving daartoe. Als Gemeente Utrecht niet tijdig aan deze veroordeling
voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet Gemeente Utrecht € 90,00
extra betalen, plus de kosten van betekening,
b. veroordeelt Gemeente Utrecht in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119
Burgerlijk Wetboek over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na
aanschrijving zijn voldaan,
a. in de proceskosten van Global van €1.792,00, te betalen binnen veertien
dagen na aanschrijving daartoe. Als JCDecaux niet tijdig aan deze veroordeling
voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet JCDecaux € 90,00 extra
betalen, plus de kosten van betekening,
b. in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek over de
proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan,
a. in de proceskosten van Global van €1.792,00, te betalen binnen veertien
dagen na aanschrijving daartoe. Als RBL niet tijdig aan deze veroordeling
voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet RBL € 90,00 extra
betalen, plus de kosten van betekening,
b. in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek over de
proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan,
€ 90,00 extra betalen, plus de kosten van betekening,