RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Amersfoort
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 maart 2024 in de zaak tussen
[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Baarn
(gemachtigde: P. Boogaard).
Inleiding
1. Eiseres heeft op 10 april 2009 een ongeval gehad met de fiets, waardoor zij niet meer volledig als zelfstandige kan werken.
2. Vanaf 1 juli 2019 is een bijstandsuitkeringtoegekend om het inkomen van eiseres aan te vullen tot de voor haar geldende bijstandsnorm.
3. De schadeafhandeling door de verzekeraar, vanwege het fietsongeval, heeft enige tijd geduurd. Met het wijzigingsformulier van december 2019 heeft eiseres laten weten dat zij een voorschot van € 12.500,- heeft ontvangen. Verweerder heeft de uitkering toen niet direct beëindigd, maar voortgezet.
4. Op 7 juni 2022 heeft eiseres uiteindelijk een vaststellingsovereenkomst ondertekend. De verzekeraar heeft een bedrag aan schadevergoeding toegekend van € 202.335,-.
De schadevergoeding bestaat uit vier componenten:
- vergoeding voor verlies van arbeidsvermogen van € 125.000,-;
- smartengeldvergoeding inclusief wettelijke rente van € 30.000;
- vergoeding voor huishoudelijke hulp van € 39.300;
- vergoeding voor medische kosten van € 8.035,-.
5. Met het besluit van 6 maart 2023(het primaire besluit I) heeft verweerder de bijstandsuitkering beëindigd met ingang van 1 mei 2022. Vanaf deze datum zou eiseres inkomen hebben boven de voor haar geldende norm. Ook vervalt het recht op uitkering vanaf 1 juli 2019, vanwege later verkregen middelen (de schadevergoeding).
6. Met het besluit van 22 maart 2023(het primaire besluit II) heeft verweerder de uitkering teruggevorderd, over de periode 1 juli 2019 tot en met 30 april 2022, voor € 7.030,-.
7. Met de beslissing op bezwaar van 3 juli 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard en voor de motivering verwezen naar het advies van de adviescommissie bezwaarschriften (hierna: de commissie).
8. Het beroep is behandeld op de zitting van 8 februari 2023. Eiseres was niet aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Inhoud bestreden besluit en advies (in essentie weergegeven)
9. Verweerder stelt vast dat eiseres het eens is met beëindiging van de uitkering per 1 mei 2022. Wel is eiseres opgekomen tegen de terugvordering van de uitkering over de periode van 1 juli 2019 tot en met 30 april 2022.
10. Het beroep op de zesmaandenjurisprudentie slaagt volgens verweerder niet. Volgens deze rechtspraak kunnen betalingen niet worden teruggevorderd, als deze zijn ontvangen door de betrokkene meer dan zes maanden nadat verweerder hierover een signaal heeft ontvangen. Het gaat om een signaal waaruit verweerder had moeten afleiden dat ten onrechte of te veel werd betaald. Eiseres heeft in december 2019 een melding gedaan van de ontvangst van een voorschot, maar de schadeclaim was nog niet afgewikkeld. Op dat moment was nog niet duidelijk wat het totale bedrag aan schadevergoeding zou zijn en uit welke componenten dit zou bestaan. Dit laatste is wel relevant, omdat verweerder niet alles als vermogen aanmerkt. Bepaalde posten worden vrijgelaten (zoals smartengeld). Tijdens de zitting heeft verweerder hieraan toegevoegd dat eiseres op 21 december 2019 een brief heeft geschreven waarin zij vraagt nog even niets te doen totdat de schadevergoedingszaak volledig is afgewikkeld.
11. Inmiddels is de schadeclaim wel volledig afgerond en is duidelijk wat het bedrag is waar het over gaat en voor welke schadeposten het is toegekend. Hoewel een deel van dit bedrag wordt vrijgelaten (het smartengeld), voor het bepalen van het vermogen, overschrijdt eiseres alsnog de voor haar geldende vermogensgrens. Om deze reden is het recht op uitkering ingetrokken vanaf 1 juli 2019 en teruggevorderd vanaf deze datum tot en met 30 april 2022.