ECLI:NL:CRVB:2022:2661
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van bijstand in verband met schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de herziening en terugvordering van bijstand aan appellante, die de inlichtingenverplichting heeft geschonden. Appellante ontving bijstand op basis van de Participatiewet (PW) en woonde samen met haar twee dochters. De zaak draait om de vraag of appellante tijdig heeft gemeld dat haar oudste dochter, A, per 9 februari 2018 was uitgeschreven van haar studie. De Raad oordeelt dat de verklaringen van appellante onvoldoende eenduidig waren en dat zij haar verplichtingen niet is nagekomen. Hierdoor heeft het college de bijstand van appellante herzien en een bedrag van € 5.347,46 teruggevorderd. De Raad bevestigt dat de terugvordering terecht is, omdat appellante niet binnen de gestelde termijn heeft gemeld dat A niet meer studeerde. De Raad wijst ook het beroep van appellante op de zesmaandenjurisprudentie af, omdat er geen signalen waren die het college hadden moeten aanzetten tot actie. De rechtbank had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, en de Raad bevestigt deze uitspraak. De Raad concludeert dat er geen dringende redenen zijn om van terugvordering af te zien, ondanks de moeilijke situatie van appellante. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.