4.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
De verklaring van verdachte ter terechtzitting 27 februari 2024
Op 30 november 2022 heb ik mij onttrokken tijdens een begeleid verlof. Ik ben opgehaald in [plaats] en op mijn verzoek afgezet bij de woning van [slachtoffer] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer] ) in [woonplaats] . In haar slaapkamer ontstond een conflict. Ik heb haar geslagen met de platte hand of vuist. In de keuken raakten wij in een schermutseling en hebben wij gevochten met elkaar. Ik heb uitgehaald met het mes. Hierna heb ik de woning verlaten.
De aangifte van slachtoffer [slachtoffer]
Afgelopen woensdag, 30 november 2022, werd ik in de ochtend meerdere keren gebeld en
ge-smst. [verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte) vroeg mij steeds waar ik was en of ik thuis was. Op deze dag kwam ik aan het begin van de middag thuis. Mijn zoontje [benadeelde] stond nog voor de voordeur om zijn laarzen uit te trekken. Toen ik mij omdraaide richting de voordeur zag ik plotseling dat [verdachte] voor mijn voordeur stond. Ik schrok hier erg van. Ik zag dat [verdachte] [benadeelde] de hal in duwde en dat hij zelf ook de hal in stapte. Ik zag dat hij direct de voordeur dicht deed en op slot draaide. Ik hoorde dat hij meteen begon te roepen dat ik stoer deed. Ik heb [benadeelde] toen op de bank gezet en heb toen tegen [verdachte] gezegd dat wij maar even in de slaapkamer moesten praten, [benadeelde] hoefde dat niet te horen. Toen we in de slaapkamer waren werd er aangebeld. Toen [verdachte] open deed zag ik dat zijn neefje voor de deur stond. Ik zag dat hij alleen een zwarte rugzak aan [verdachte] gaf en aan [verdachte] vroeg hoe laat hij vanavond bij hun was. Ik hoorde dat [verdachte] zei dat hij vanavond niet kwam. Hierna deed [verdachte] de deur dicht en zijn wij de slaapkamer ingegaan. Daar gooide [verdachte] mij op het bed en wurgde mij. Ik kon heel even geen adem meer krijgen. Daarna begon hij mij te slaan. Hij sloeg mij met zijn vuisten in mijn gezicht. Ook heb ik een knietje van hem gehad tegen de rechterzijde van mijn gezicht. Ik hoorde dat [verdachte] zei dat één van de twee dood zou gaan, of ik of [benadeelde] . Nadat ik hem geschopt heb is hij van mij af gegaan. Ik zag dat hij met een zwarte telefoon ging videobellen met [getuige 2] , [getuige 2] is zijn geadopteerde zus. Na dit alles heeft hij mij aan mijn haren meegetrokken naar de woonkamer. Ik zag toen dat hij een mes uit de linker lade van mijn keuken pakte. Ik zag dat dit mijn vleesmes was. Dat mes is ongeveer dertig centimeter lang en geheel van metaal, zilverkleurig. Op dat moment zat ik toen gehurkt en had hij mij nog steeds bij mijn haren vast. Ik zag en voelde vervolgens dat hij mij met dat mes meerdere keren gestoken heeft. Ik voelde dat hij mij in mijn buik, mijn, rug, mijn zijkant, mijn been, mijn bil en mijn schouder stak. Ik hoorde dat hij de hele tijd riep dat ik dood ging vandaag. Doordat ik met hem worstelde en mij verzette is het mes uit zijn handen gevallen. Ik heb dat mes toen gepakt en heb hem geprobeerd te steken maar ik heb hem niet geraakt. Hij pakte toen mijn hand met het mes en draaide deze om en toen stak ik mij zelf in mijn schouder doordat hij doorduwde. Mijn zoontje [benadeelde] zat op dat moment nog steeds op de bank in de woonkamer. Hij heeft alles gezien en gehoord. Ik heb op een gegeven moment op kunnen staan en ben toen naar de achterdeur gerend en het balkon opgegaan. Ik heb daarbij mijn zoontje [benadeelde] meegenomen het balkon op. Ik heb daar hard geroepen naar de buurvrouw voor hulp. Terwijl ik daar lag zag ik overal bloed uit mij stromen. Ik dacht toen dat ik dood zou bloeden.
De letselrapportage met fotobijlage
Naam: [slachtoffer]
Datum letselonderzoek: 01-12-2022
Samenvatting
Informatie zoals verkregen uit het medisch dossier UMCU:
Diagnose: Multiple steekwonden borstkas, buik en ledematen, klaplong links, strekpeesletsel wijsvinger rechts, gebroken ellepijp rechts (pareerfractuur)
* Ernst van het letsel: Ernstig
Ten aanzien van de ernst van het letsel:
* Scherp trauma ter hoogte van de buik en de borstkas dient altijd als levensbedreigend tot potentieel dodelijk beschouwd te worden in verband met de aldaar aanwezige vitale structuren (zoals hart, longen en grote vaten).
Beoordeling
Uitwendig zichtbare letsels:
- Bloeduitstortingen rondom beide ogen (een brilhematoom).
- Een bloeduitstorting in het oogwit van het rechter oog (een subconjunctivale bloeding).
- Bloeduitstortingen en oppervlakkige huidbeschadigingen op het aangezicht.
- Bloeduitstortingen en oppervlakkige huidbeschadigingen links en rechts op de hals en op de kaak.
- Bloeduitstortingen op de linker arm.
- Meerdere steek- en/of snijverwondingen in de linkerflank, borst, buik en rechter schouder.
- Meerdere steek- en/of snijverwondingen in linker en rechter onderarm, linkerhand en rechterbeen.
- Klaplong links.
- Gebroken rib links.
- Strekpeesletsel van de rechterwijsvinger.
- Gebroken ellepijp rechts.
De gemelde toedracht kan goed passen bij het geconstateerde letsel tijdens lichamelijk onderzoek.
Het gesprek met [benadeelde] (de zoon van het slachtoffer) ter plaatse
Ik ben in gesprek gegaan met [benadeelde] van vijf jaar oud. Ik zag dat hij bloed op zijn trui, op zijn broek en op zijn handen had. Ik vroeg hem vervolgens hoe dat kwam. Ik hoorde dat hij mij het volgende vertelde:
- dat er een man in de woning was
- dat deze man boos was op zijn moeder
- dat deze man op zijn moeder op het bed sprong en haar sloeg met een mes
- dat het bloed van zijn moeder op hem was gekomen
(…) Het mes zou hij uit een kast in de keuken hebben gepakt.
Het verhoor van [benadeelde] (de zoon van het slachtoffer)
De man ging eerst binnenkomen, toen zei hij dat het, [verdachte] , het was een grote man, het was een jongen, hij zei tegen mijn mama, doe eens normaal. Toen ging mama dat doen. Toen zei [verdachte] de man, blijf je hier, ik ging daar blijven en wij bleven praten, dat zei [verdachte] . Toen ging ik kijken en toen ging hij mama slaan. Toen zei mama help help en toen ging ik schreeuwen. En mama ging vallen. Toen ging ik kijken, toen ging die mama slaan. Toen zei mama help help. Toen ging ik schreeuwen. Toen ging ik verder. Toen ging hij komen. Toen ging hij nog steeds slaan. Toen was mama naar het balkon. Toen ging [verdachte] het mes pakken. Toen ging hij in mama met een mes slaan. Toen zei mama [benadeelde] kom. Toen ging ik rennen. Toen ging die alle buurvrouwen roepen. Toen had mama heel veel bloed van dat mes.
V: Wie was er net binnen gekomen dan?
[benadeelde] : Een jongen, [verdachte] .
V: En toen kwam [verdachte] binnen, want de deur was open? Waar waren jullie toen in
huis?
[benadeelde] : Mama was binnen en ik was mijn schoenen uit aan het doen. Ik kwam van school. Ik
heb één schoen uit gedaan, één schoen was buiten.
V: Toen ging mama naar bed. Wat ging [verdachte] toen doen?
[benadeelde] : Die ging met mama praten. Toen zei [verdachte] "doe je schoenen uit" en die zei toen " [slachtoffer] ga binnen ga binnen". Toen zei hij tegen mij "ga binnen". Toen ging ik wel naar binnen. Ik ging naar binnen en mama niet.
[benadeelde] : Toen ging [verdachte] hier bij de keuken bij de mes. Toen ging ik op de bank, toen ging ik tv kijken. Toen ging hij haar slaan slaan. Toen ging [verdachte] mama omgooien.
O: [benadeelde] houdt zijn armen gebogen tegen zijn borst aan en strekt ze beide met een snelle beweging naar voren.
[benadeelde] : Toen ging hij haar omgooien en toen had mama heel veel bloed in haar gezicht. Ook overal bloed.
V: En wat gebeurde er toen, je vertelde iets over een mes?
[benadeelde] : Toen ging [verdachte] zo op zijn knieën en toen ging hij zo en toen zo.
O: Ik, [verbalisant 1] , zag dat [benadeelde] op zijn knieën ging zitten. Hij tilde zijn rechter hand boven zijn hoofd en maakt twee hakkende bewegingen met zijn hand richting de grond.
V: En waar was mama dan?
[benadeelde] : Die lag op de grond.
V: En dan ligt mama op de grond, wat gebeurd er daarna?
[benadeelde] : Slaan met een mes. Toen ging die nog steeds slaan.
V: Waar was jij toen mama op bed lag, je zei dat je ging spieken, hoe zag je dat?
[benadeelde] : Ik was tv aan het kijken. Ik ging stiekem lopen, toen zag ik wat hij deed. Ik ging een beetje kijken.
V: Waar stond jij dan dat je dat kon zien?
0: Ik, [verbalisant 1] , zag dat [benadeelde] naar de deur van de verhoorkamer loopt. Ik zag dat hij deze op een kier deed en zijn hoofd tussen de kier stopt.
[benadeelde] : Zo ging ik kijken. Een beetje door de deur kijken.
V: Je vertelde over het mes, waar kwam die vandaan?
[benadeelde] : Uit mijn keuken. In een kast. Bij die kast waar ik altijd ga eten, waar de vork en lepels liggen.
V: Wat zag je dat hij deed met dat mes?
[benadeelde] : Slaan, zo
O: Ik, [verbalisant 1] , zag dat [benadeelde] een hakkende beweging maakt door zijn hand van boven naar zijn hoofd te tillen en snelle beweging naar beneden te maken waarna hij met zijn vuist op een tafeltje slaat. Ik zag dat hij dit twee keer herhaald
Bewijsoverweging
Poging moord
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair ten laste gelegde poging moord en zal verdachte hiervan vrijspreken. De rechtbank heeft niet de overtuiging bekomen dat verdachte het slachtoffer na kalm beraad en rustig overleg heeft geprobeerd te vermoorden. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De officier van justitie heeft gerekwireerd dat verdachte op 29 november 2022 een plan heeft gemaakt om aangeefster om het leven te brengen, omdat zij de relatie had beëindigd en zij het door haar uitgegeven benzinegeld terug vroeg. Verdachte heeft daarom meteen verlof aangevraagd. Dit zou blijken uit de chats tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] (hierna ook: [medeverdachte] ).
De rechtbank stelt voorop dat het dossier aanwijzingen bevat dat verdachte met voorbedachten rade heeft gehandeld. Uit de chats tussen verdachte en [medeverdachte] blijkt dat verdachte [medeverdachte] vraagt om een ‘shenk’ mee te nemen. Volgens verdachte heeft hij daarmee een vuurwapen bedoeld en volgens de politie is daarmee een mes bedoeld. Los van het antwoord op de vraag wat daarmee is bedoeld, is voor de rechtbank op basis van het dossier onvoldoende komen vast te staan dat verdachte dit vroeg omdat hij de ‘shenk’ wilde gebruiken om het slachtoffer om het leven te brengen. De rechtbank overweegt hiertoe dat verschillende chats, waarbij verdachte en/of [medeverdachte] betrokken zijn, eerder duiden op een plan om een overval (‘ov’) te plegen en geld te pakken van aangeefster dan wel van (een) ander(en). De rechtbank wijst hierbij bijvoorbeeld op een chat tussen verdachte en [medeverdachte] waarin verdachte zegt ‘het is blacka money als we geen geweld gebruiken kunnen ze geen aangifte doen’ en ‘jammer dat we niet iemand hebben die nu al op die osso kan letten van waar die money ligt dat we zeker weten dat er iemand is’ (p. 319 procesdossier). Ook wijst de rechtbank op een chat van [medeverdachte] met een onbekend gebleven derde waarin [medeverdachte] zegt ‘man wilt ov plegen’ en ‘is mislukt, die ov’ (p. 316 procesdossier). Uit het dossier is bovendien niet gebleken dat uiteindelijk een ‘shenk’ meegenomen is naar de woning van aangeefster.
Daarnaast zit in het dossier de chat van [getuige 1] (hierna: [getuige 1] ) aan [getuige 2] (hierna: [getuige 2] ) waarin zij zegt: “OMG [getuige 2] . Deze man zegt: Ik ga haar dood maken”. In het verhoor van [getuige 1] bij de rechter-commissaris heeft zij verklaard dat zij dit niet serieus nam, omdat verdachte vaker zegt dat hij iemand gaat doodmaken als hij boos is. De rechtbank sluit niet uit dat deze uitlating door verdachte uit boosheid is gedaan en dat het dus geen onderdeel is geweest van een kalm beraad en rustig overleg.
Verder heeft aangeefster in haar tweede verklaring (van 23 december 2022) verklaard over haar contact met getuigen [getuige 3] en [getuige 4] . [getuige 3] en [getuige 4] zouden haar hebben verteld over een gezamenlijk moordplan van verdachte en [getuige 2] . Dat moordplan zouden zij hebben ontdekt in persoonlijke spullen van [getuige 2] . Tijdens het politieonderzoek is voor het door hen omschreven moordplan evenwel geen onderbouwing gevonden. Het dossier bevat ook niet de persoonlijke spullen waarin dat moordplan beschreven zou staan. [getuige 3] en [getuige 4] hebben deze gang van zaken bovendien ontkend. De rechtbank kan daaraan dan ook geen betekenis hechten.
De rechtbank merkt verder op dat aangeefster in haar tweede verklaring heeft verklaard dat verdachte gelijk bij binnenkomst heeft geroepen dat aangeefster of haar zoontje doodging. Dat zou ook kunnen wijzen op het bestaan van een moordplan. Daarover heeft aangeefster echter niet verklaard bij haar aangifte op 1 december 2022. De rechtbank sluit niet uit dat het contact dat aangeefster heeft gehad met [getuige 3] en [getuige 4] heeft doorgewerkt en van (onbewuste) invloed is geweest op haar tweede verklaring. In haar eerste verklaring heeft aangeefster nog genoemd dat verdachte tijdens het steken heeft geroepen dat "hij de hele nacht gedacht had over hoe hij mij dood ging maken, door te wurgen of door wat anders”. Die verklaring kan op zichzelf beschouwd weliswaar wijzen op een kalm beraad en rustig overleg, maar de rechtbank is daarvan niet overtuigd geraakt.
Daarbij heeft de rechtbank in het bijzonder betrokken dat er contra-indicaties zijn dat verdachte met voorbedachten rade heeft gehandeld. Verdachte had zich net onttrokken aan zijn begeleid verlof, wist dat hij hiervoor gezocht werd en had vervoer nodig om zich verder te verplaatsen vanwege deze onttrekking. Als verdachte met voorbedachten rade handelde, had hij de vluchtauto ook nodig om op de vlucht te slaan na het om het leven brengen van aangeefster. Verdachte heeft echter ervoor gekozen om kort voor het steekmoment de vluchtauto weg te sturen, medeverdachte [medeverdachte] een tas met kleding te laten brengen om even later de vluchtauto terug te laten komen en met diezelfde tas weer in de auto te stappen. Deze gang van zaken wijst niet op de uitvoering van een uitgedacht moordplan, maar eerder op een impulsief handelen.
Daarnaast is verdachte enige tijd in de woning van aangeefster geweest en had hij al die tijd de gelegenheid om haar om het leven te brengen. Als verdachte daadwerkelijk met een vooraf gemaakt plan naar de woning was gegaan, had hij aangeefster meteen kunnen aanvallen. Dat doet hij echter niet en hij kiest er zelfs voor om tijdens zijn bezoek aan aangeefster met [getuige 2] te videobellen.
Tot slot vindt de rechtbank, naast de hiervoor genoemde chats, de chat tussen [medeverdachte] en ‘de driver’ [A] een contra-indicatie. Hierin zegt [medeverdachte] tegen [A] dat verdachtes ex hem haat en leugens verzint waardoor verdachte niet meer weg mag. Verdachte gaat tegen ‘haar’ zeggen “Hij s weg doe iets en k kom. Dan gaat ze niks meer doen. Snapje”. Uit deze chat leidt de rechtbank af dat verdachte hoogstens het plan had om het slachtoffer bang te maken, niet om haar te vermoorden.
Poging doodslag
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de impliciet subsidiair ten laste gelegde poging tot doodslag. De rechtbank ligt dit toe als volgt.
Betrouwbaarheid verklaringen
De rechtbank volgt in grote mate de lezing van aangeefster. De rechtbank acht het van belang om hierbij op te merken dat zij in het bijzonder de eerste verklaring van aangeefster, afgelegd daags na het incident, betrouwbaar acht. De rechtbank kan, zoals hiervoor al overwogen, niet uitsluiten dat de latere verklaringen van aangeefster zijn beïnvloed door de informatie die zij heeft verkregen van derden en gebruikt deze daarom niet voor het bewijs. De forensisch arts heeft verklaard dat de letsels die aangeefster heeft opgelopen goed passen bij haar lezing van het gebeuren. Voorts vindt de lezing van aangeefster bevestiging in de verklaring van haar zoon, zoals onmiddellijk na het incident door hem is afgelegd tegenover een politieagent ter plaatse. Deze verklaring heeft hij niet kunnen afstemmen met aangeefster omdat deze op dat moment werd gestabiliseerd door de ambulancemedewerkers en naar het ziekenhuis werd gebracht. In de verklaring die hij een week later heeft afgelegd in het studioverhoor heeft hij deze verklaring op diverse essentiële punten herhaald.
De rechtbank vindt daarnaast de verklaring van verdachte, waaronder zijn verklaring dat aangeefster het mes heeft gepakt, niet aannemelijk geworden. In het dossier zit weliswaar een tapgesprek tussen verdachte en [getuige 2] vlak na het steekincident waarin hij heeft benoemd dat aangeefster een mes (niffie) pakt, maar de rechtbank gelooft niet dat verdachte daarin de waarheid heeft gesproken. De kans was groot dat verdachte werd afgeluisterd. Niet alleen omdat hij het slachtoffer net had geprobeerd te doden, maar ook omdat hij zich eerder die dag had onttrokken aan begeleid verlof en dus al werd gezocht. Verdachte was zich hier ook bewust van. Dit blijkt uit het feit dat hij in het telefoongesprek zei “He, stop met mijn naam noemen. Stop, stop.”. Zelfs als ervan uit moet worden gegaan dat verdachte daarvan niet op de hoogte is geweest, dan is de rechtbank – anders dan de verdediging – van oordeel dat verdachte in dat gesprek wel al bezig was om zich in te dekken. Verdachte had er belang bij om meteen bij [getuige 2] aan te geven dat hij zichzelf heeft verdedigd. Verdachte heeft immers haar zoon voor zijn karretje gespannen door hem vervoer te laten regelen voor na zijn ontsnapping. Daarnaast zijn [getuige 2] en verdachte al langere tijd bevriend. De rechtbank acht het daarom zeer aannemelijk dat verdachte om die redenen [getuige 2] zijn onschuld wil voorwenden.
Verder heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij de zoon van het slachtoffer helemaal niet heeft gezien. De rechtbank acht dit volstrekt onaannemelijk. Uit de verklaring van aangeefster en haar zoon leidt de rechtbank af dat haar zoon nog in de voordeuropening stond toen verdachte binnenkwam en zijn schoenen nog aan het uitdoen was. Haar verklaring wordt op dit punt ondersteund door de foto waarop is te zien dat één laars van haar zoon buiten de voordeur is aangetroffen. Daarnaast leidt de rechtbank uit de verklaring van aangeefster en haar zoon af dat hij op de bank in de woonkamer zat toen verdachte het slachtoffer stak. Het slachtoffer woonde in een kleine woning waarbij de woonkamer en de keuken zich in één ruimte bevinden. Het kan dus niet anders dan dat verdachte haar zoon moet hebben gezien. Bovendien heeft ook [getuige 2] meermaals verklaard dat zij de zoon van aangeefster heeft gezien én heeft horen schreeuwen tijdens het eerdergenoemde videobelgesprek in de woning van aangeefster. De rechtbank maakt hieruit op dat verdachte ook op dit onderdeel niet de waarheid spreekt.
Vol opzet
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte meermalen het slachtoffer heeft gesneden en gestoken met een mes. Uit het letselrapport blijkt dat het slachtoffer 12 steek- en snijwonden heeft opgelopen in onder meer haar buik en borstkas. Drie daarvan in haar linkerzij waarbij haar rib is gebroken en haar long is geklapt. Hieruit leidt de rechtbank af dat verdachte met kracht heeft gestoken. Verdachte was ook in de positie om met kracht te steken, omdat het slachtoffer op de vloer lag en hij bovenop haar zat. Dit blijkt uit de verklaring van de zoon van het slachtoffer. Uit het letselrapport volgt bovendien dat scherp trauma ter hoogte van de buik en de borstkas altijd als levensbedreigend tot potentieel dodelijk beschouwd dient te worden in verband met de aldaar aanwezige vitale structuren (zoals hart, longen en grote vaten).
Uit de hoeveelheid verwondingen, de locatie van die verwondingen en de wijze waarop die verwondingen zijn toegebracht, leidt de rechtbank af dat verdachte willens en wetens heeft gehandeld met het doel om het slachtoffer om het leven te brengen. Daarbij betrekt de rechtbank ook dat verdachte tijdens het steken heeft geroepen dat aangeefster doodging.