ECLI:NL:RBMNE:2024:1679

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 maart 2024
Publicatiedatum
18 maart 2024
Zaaknummer
16-314774-22 en 99-000444-36 (herroeping v.i.) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met ernstige verwondingen en herroeping voorwaardelijke invrijheidsstelling

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 19 maart 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die wordt beschuldigd van poging tot doodslag. De verdachte is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van tien jaar, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 30 november 2022 in [woonplaats] een poging tot moord dan wel doodslag heeft gepleegd op [slachtoffer]. De rechtbank heeft de poging tot moord niet bewezen geacht, maar wel de poging tot doodslag. De verdachte heeft het slachtoffer meermalen met een mes gestoken, wat heeft geleid tot ernstige verwondingen, waaronder een klaplong en meerdere steekwonden. De rechtbank heeft ook de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling toegewezen, waarbij de verdachte nog 1037 dagen moet uitzitten. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is gepleegd zwaar meegewogen in de strafmaat. De verdachte had zich onttrokken aan zijn tbs-behandeling en heeft opnieuw een ernstig misdrijf gepleegd, wat heeft geleid tot maatschappelijke onrust. De rechtbank heeft ook de schadevergoeding aan de benadeelde partijen, [slachtoffer] en [benadeelde], toegewezen, waarbij de totale schadevergoeding voor [slachtoffer] is vastgesteld op €33.796,40 en voor [benadeelde] op €10.000,-. De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding van [slachtoffer] en [benadeelde] toegewezen, met wettelijke rente vanaf de datum van het delict.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16-314774-22 en 99-000444-36 (herroeping v.i.) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 19 maart 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1991] te [geboorteplaats] ,
gedetineerd in [verblijfplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 7 maart 2023, 23 mei 2023, 15 augustus 2023, 24 oktober 2023, 5 december 2023 en 27 februari 2024. Op laatstgenoemde datum heeft de inhoudelijke behandeling plaatsgevonden. Het onderzoek ter terechtzitting is op 19 maart 2024 gesloten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A. Drogt en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. N.M. van Wersch, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht. De rechtbank heeft ook kennisgenomen van de vorderingen van [slachtoffer] als benadeelde partij en als vertegenwoordiger van de benadeelde partij [benadeelde] , alsmede van de toelichting hierop van hun vertegenwoordiger mr. R.E.H. Jager, advocaat te Amersfoort.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 30 november 2022 in [woonplaats] een poging tot moord dan wel een poging tot doodslag op [slachtoffer] heeft gepleegd.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de ten laste gelegde poging tot moord wettig en overtuigend te bewijzen.
Voor zover van belang worden de standpunten van de officier van justitie hieronder besproken bij het oordeel van de rechtbank.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van de poging tot moord, omdat er meerdere contra-indicaties zijn voor voorbedachte raad. Verder heeft de raadsman gesteld dat uitgegaan moet worden van de verklaring van verdachte dat aangeefster als eerste het mes heeft gepakt.
Voor zover van belang worden de standpunten van de verdediging hieronder besproken bij het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
De verklaring van verdachte ter terechtzitting 27 februari 2024
Op 30 november 2022 heb ik mij onttrokken tijdens een begeleid verlof. Ik ben opgehaald in [plaats] en op mijn verzoek afgezet bij de woning van [slachtoffer] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer] ) in [woonplaats] . In haar slaapkamer ontstond een conflict. Ik heb haar geslagen met de platte hand of vuist. In de keuken raakten wij in een schermutseling en hebben wij gevochten met elkaar. Ik heb uitgehaald met het mes. Hierna heb ik de woning verlaten.
De aangifte van slachtoffer [slachtoffer]
Afgelopen woensdag, 30 november 2022, werd ik in de ochtend meerdere keren gebeld en
ge-smst. [verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte) vroeg mij steeds waar ik was en of ik thuis was. Op deze dag kwam ik aan het begin van de middag thuis. Mijn zoontje [benadeelde] stond nog voor de voordeur om zijn laarzen uit te trekken. Toen ik mij omdraaide richting de voordeur zag ik plotseling dat [verdachte] voor mijn voordeur stond. Ik schrok hier erg van. Ik zag dat [verdachte] [benadeelde] de hal in duwde en dat hij zelf ook de hal in stapte. Ik zag dat hij direct de voordeur dicht deed en op slot draaide. Ik hoorde dat hij meteen begon te roepen dat ik stoer deed. Ik heb [benadeelde] toen op de bank gezet en heb toen tegen [verdachte] gezegd dat wij maar even in de slaapkamer moesten praten, [benadeelde] hoefde dat niet te horen. Toen we in de slaapkamer waren werd er aangebeld. Toen [verdachte] open deed zag ik dat zijn neefje voor de deur stond. Ik zag dat hij alleen een zwarte rugzak aan [verdachte] gaf en aan [verdachte] vroeg hoe laat hij vanavond bij hun was. Ik hoorde dat [verdachte] zei dat hij vanavond niet kwam. Hierna deed [verdachte] de deur dicht en zijn wij de slaapkamer ingegaan. Daar gooide [verdachte] mij op het bed en wurgde mij. Ik kon heel even geen adem meer krijgen. Daarna begon hij mij te slaan. Hij sloeg mij met zijn vuisten in mijn gezicht. Ook heb ik een knietje van hem gehad tegen de rechterzijde van mijn gezicht. Ik hoorde dat [verdachte] zei dat één van de twee dood zou gaan, of ik of [benadeelde] . Nadat ik hem geschopt heb is hij van mij af gegaan. Ik zag dat hij met een zwarte telefoon ging videobellen met [getuige 2] , [getuige 2] is zijn geadopteerde zus. Na dit alles heeft hij mij aan mijn haren meegetrokken naar de woonkamer. Ik zag toen dat hij een mes uit de linker lade van mijn keuken pakte. Ik zag dat dit mijn vleesmes was. Dat mes is ongeveer dertig centimeter lang en geheel van metaal, zilverkleurig. Op dat moment zat ik toen gehurkt en had hij mij nog steeds bij mijn haren vast. Ik zag en voelde vervolgens dat hij mij met dat mes meerdere keren gestoken heeft. Ik voelde dat hij mij in mijn buik, mijn, rug, mijn zijkant, mijn been, mijn bil en mijn schouder stak. Ik hoorde dat hij de hele tijd riep dat ik dood ging vandaag. Doordat ik met hem worstelde en mij verzette is het mes uit zijn handen gevallen. Ik heb dat mes toen gepakt en heb hem geprobeerd te steken maar ik heb hem niet geraakt. Hij pakte toen mijn hand met het mes en draaide deze om en toen stak ik mij zelf in mijn schouder doordat hij doorduwde. Mijn zoontje [benadeelde] zat op dat moment nog steeds op de bank in de woonkamer. Hij heeft alles gezien en gehoord. Ik heb op een gegeven moment op kunnen staan en ben toen naar de achterdeur gerend en het balkon opgegaan. Ik heb daarbij mijn zoontje [benadeelde] meegenomen het balkon op. Ik heb daar hard geroepen naar de buurvrouw voor hulp. Terwijl ik daar lag zag ik overal bloed uit mij stromen. Ik dacht toen dat ik dood zou bloeden. [2]
De letselrapportage met fotobijlage
Naam: [slachtoffer]
Datum letselonderzoek: 01-12-2022
Samenvatting
Informatie zoals verkregen uit het medisch dossier UMCU:
Diagnose: Multiple steekwonden borstkas, buik en ledematen, klaplong links, strekpeesletsel wijsvinger rechts, gebroken ellepijp rechts (pareerfractuur)
* Ernst van het letsel: Ernstig
Ten aanzien van de ernst van het letsel:
* Scherp trauma ter hoogte van de buik en de borstkas dient altijd als levensbedreigend tot potentieel dodelijk beschouwd te worden in verband met de aldaar aanwezige vitale structuren (zoals hart, longen en grote vaten).
Beoordeling
Uitwendig zichtbare letsels:
- Bloeduitstortingen rondom beide ogen (een brilhematoom).
- Een bloeduitstorting in het oogwit van het rechter oog (een subconjunctivale bloeding).
- Bloeduitstortingen en oppervlakkige huidbeschadigingen op het aangezicht.
- Bloeduitstortingen en oppervlakkige huidbeschadigingen links en rechts op de hals en op de kaak.
- Bloeduitstortingen op de linker arm.
- Meerdere steek- en/of snijverwondingen in de linkerflank, borst, buik en rechter schouder.
- Meerdere steek- en/of snijverwondingen in linker en rechter onderarm, linkerhand en rechterbeen.
Inwendige letsels:
- Klaplong links.
- Gebroken rib links.
- Strekpeesletsel van de rechterwijsvinger.
- Gebroken ellepijp rechts.
De gemelde toedracht kan goed passen bij het geconstateerde letsel tijdens lichamelijk onderzoek. [3]
Het gesprek met [benadeelde] (de zoon van het slachtoffer) ter plaatse
Ik ben in gesprek gegaan met [benadeelde] van vijf jaar oud. Ik zag dat hij bloed op zijn trui, op zijn broek en op zijn handen had. Ik vroeg hem vervolgens hoe dat kwam. Ik hoorde dat hij mij het volgende vertelde:
- dat er een man in de woning was
- dat deze man boos was op zijn moeder
- dat deze man op zijn moeder op het bed sprong en haar sloeg met een mes
- dat het bloed van zijn moeder op hem was gekomen
(…) Het mes zou hij uit een kast in de keuken hebben gepakt. [4]
Het verhoor van [benadeelde] (de zoon van het slachtoffer)
De man ging eerst binnenkomen, toen zei hij dat het, [verdachte] , het was een grote man, het was een jongen, hij zei tegen mijn mama, doe eens normaal. Toen ging mama dat doen. Toen zei [verdachte] de man, blijf je hier, ik ging daar blijven en wij bleven praten, dat zei [verdachte] . Toen ging ik kijken en toen ging hij mama slaan. Toen zei mama help help en toen ging ik schreeuwen. En mama ging vallen. Toen ging ik kijken, toen ging die mama slaan. Toen zei mama help help. Toen ging ik schreeuwen. Toen ging ik verder. Toen ging hij komen. Toen ging hij nog steeds slaan. Toen was mama naar het balkon. Toen ging [verdachte] het mes pakken. Toen ging hij in mama met een mes slaan. Toen zei mama [benadeelde] kom. Toen ging ik rennen. Toen ging die alle buurvrouwen roepen. Toen had mama heel veel bloed van dat mes.
V: Wie was er net binnen gekomen dan?
[benadeelde] : Een jongen, [verdachte] .
V: En toen kwam [verdachte] binnen, want de deur was open? Waar waren jullie toen in
huis?
[benadeelde] : Mama was binnen en ik was mijn schoenen uit aan het doen. Ik kwam van school. Ik
heb één schoen uit gedaan, één schoen was buiten.
V: Toen ging mama naar bed. Wat ging [verdachte] toen doen?
[benadeelde] : Die ging met mama praten. Toen zei [verdachte] "doe je schoenen uit" en die zei toen " [slachtoffer] ga binnen ga binnen". Toen zei hij tegen mij "ga binnen". Toen ging ik wel naar binnen. Ik ging naar binnen en mama niet.
[benadeelde] : Toen ging [verdachte] hier bij de keuken bij de mes. Toen ging ik op de bank, toen ging ik tv kijken. Toen ging hij haar slaan slaan. Toen ging [verdachte] mama omgooien.
O: [benadeelde] houdt zijn armen gebogen tegen zijn borst aan en strekt ze beide met een snelle beweging naar voren.
[benadeelde] : Toen ging hij haar omgooien en toen had mama heel veel bloed in haar gezicht. Ook overal bloed.
V: En wat gebeurde er toen, je vertelde iets over een mes?
[benadeelde] : Toen ging [verdachte] zo op zijn knieën en toen ging hij zo en toen zo.
O: Ik, [verbalisant 1] , zag dat [benadeelde] op zijn knieën ging zitten. Hij tilde zijn rechter hand boven zijn hoofd en maakt twee hakkende bewegingen met zijn hand richting de grond.
V: En waar was mama dan?
[benadeelde] : Die lag op de grond.
V: En dan ligt mama op de grond, wat gebeurd er daarna?
[benadeelde] : Slaan met een mes. Toen ging die nog steeds slaan.
V: Waar was jij toen mama op bed lag, je zei dat je ging spieken, hoe zag je dat?
[benadeelde] : Ik was tv aan het kijken. Ik ging stiekem lopen, toen zag ik wat hij deed. Ik ging een beetje kijken.
V: Waar stond jij dan dat je dat kon zien?
0: Ik, [verbalisant 1] , zag dat [benadeelde] naar de deur van de verhoorkamer loopt. Ik zag dat hij deze op een kier deed en zijn hoofd tussen de kier stopt.
[benadeelde] : Zo ging ik kijken. Een beetje door de deur kijken.
V: Je vertelde over het mes, waar kwam die vandaan?
[benadeelde] : Uit mijn keuken. In een kast. Bij die kast waar ik altijd ga eten, waar de vork en lepels liggen.
V: Wat zag je dat hij deed met dat mes?
[benadeelde] : Slaan, zo
O: Ik, [verbalisant 1] , zag dat [benadeelde] een hakkende beweging maakt door zijn hand van boven naar zijn hoofd te tillen en snelle beweging naar beneden te maken waarna hij met zijn vuist op een tafeltje slaat. Ik zag dat hij dit twee keer herhaald [5]
Bewijsoverweging
Poging moord
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair ten laste gelegde poging moord en zal verdachte hiervan vrijspreken. De rechtbank heeft niet de overtuiging bekomen dat verdachte het slachtoffer na kalm beraad en rustig overleg heeft geprobeerd te vermoorden. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De officier van justitie heeft gerekwireerd dat verdachte op 29 november 2022 een plan heeft gemaakt om aangeefster om het leven te brengen, omdat zij de relatie had beëindigd en zij het door haar uitgegeven benzinegeld terug vroeg. Verdachte heeft daarom meteen verlof aangevraagd. Dit zou blijken uit de chats tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] (hierna ook: [medeverdachte] ).
De rechtbank stelt voorop dat het dossier aanwijzingen bevat dat verdachte met voorbedachten rade heeft gehandeld. Uit de chats tussen verdachte en [medeverdachte] blijkt dat verdachte [medeverdachte] vraagt om een ‘shenk’ mee te nemen. Volgens verdachte heeft hij daarmee een vuurwapen bedoeld en volgens de politie is daarmee een mes bedoeld. Los van het antwoord op de vraag wat daarmee is bedoeld, is voor de rechtbank op basis van het dossier onvoldoende komen vast te staan dat verdachte dit vroeg omdat hij de ‘shenk’ wilde gebruiken om het slachtoffer om het leven te brengen. De rechtbank overweegt hiertoe dat verschillende chats, waarbij verdachte en/of [medeverdachte] betrokken zijn, eerder duiden op een plan om een overval (‘ov’) te plegen en geld te pakken van aangeefster dan wel van (een) ander(en). De rechtbank wijst hierbij bijvoorbeeld op een chat tussen verdachte en [medeverdachte] waarin verdachte zegt ‘het is blacka money als we geen geweld gebruiken kunnen ze geen aangifte doen’ en ‘jammer dat we niet iemand hebben die nu al op die osso kan letten van waar die money ligt dat we zeker weten dat er iemand is’ (p. 319 procesdossier). Ook wijst de rechtbank op een chat van [medeverdachte] met een onbekend gebleven derde waarin [medeverdachte] zegt ‘man wilt ov plegen’ en ‘is mislukt, die ov’ (p. 316 procesdossier). Uit het dossier is bovendien niet gebleken dat uiteindelijk een ‘shenk’ meegenomen is naar de woning van aangeefster.
Daarnaast zit in het dossier de chat van [getuige 1] (hierna: [getuige 1] ) aan [getuige 2] (hierna: [getuige 2] ) waarin zij zegt: “OMG [getuige 2] . Deze man zegt: Ik ga haar dood maken”. In het verhoor van [getuige 1] bij de rechter-commissaris heeft zij verklaard dat zij dit niet serieus nam, omdat verdachte vaker zegt dat hij iemand gaat doodmaken als hij boos is. De rechtbank sluit niet uit dat deze uitlating door verdachte uit boosheid is gedaan en dat het dus geen onderdeel is geweest van een kalm beraad en rustig overleg.
Verder heeft aangeefster in haar tweede verklaring (van 23 december 2022) verklaard over haar contact met getuigen [getuige 3] en [getuige 4] . [getuige 3] en [getuige 4] zouden haar hebben verteld over een gezamenlijk moordplan van verdachte en [getuige 2] . Dat moordplan zouden zij hebben ontdekt in persoonlijke spullen van [getuige 2] . Tijdens het politieonderzoek is voor het door hen omschreven moordplan evenwel geen onderbouwing gevonden. Het dossier bevat ook niet de persoonlijke spullen waarin dat moordplan beschreven zou staan. [getuige 3] en [getuige 4] hebben deze gang van zaken bovendien ontkend. De rechtbank kan daaraan dan ook geen betekenis hechten.
De rechtbank merkt verder op dat aangeefster in haar tweede verklaring heeft verklaard dat verdachte gelijk bij binnenkomst heeft geroepen dat aangeefster of haar zoontje doodging. Dat zou ook kunnen wijzen op het bestaan van een moordplan. Daarover heeft aangeefster echter niet verklaard bij haar aangifte op 1 december 2022. De rechtbank sluit niet uit dat het contact dat aangeefster heeft gehad met [getuige 3] en [getuige 4] heeft doorgewerkt en van (onbewuste) invloed is geweest op haar tweede verklaring. In haar eerste verklaring heeft aangeefster nog genoemd dat verdachte tijdens het steken heeft geroepen dat "hij de hele nacht gedacht had over hoe hij mij dood ging maken, door te wurgen of door wat anders”. Die verklaring kan op zichzelf beschouwd weliswaar wijzen op een kalm beraad en rustig overleg, maar de rechtbank is daarvan niet overtuigd geraakt.
Daarbij heeft de rechtbank in het bijzonder betrokken dat er contra-indicaties zijn dat verdachte met voorbedachten rade heeft gehandeld. Verdachte had zich net onttrokken aan zijn begeleid verlof, wist dat hij hiervoor gezocht werd en had vervoer nodig om zich verder te verplaatsen vanwege deze onttrekking. Als verdachte met voorbedachten rade handelde, had hij de vluchtauto ook nodig om op de vlucht te slaan na het om het leven brengen van aangeefster. Verdachte heeft echter ervoor gekozen om kort voor het steekmoment de vluchtauto weg te sturen, medeverdachte [medeverdachte] een tas met kleding te laten brengen om even later de vluchtauto terug te laten komen en met diezelfde tas weer in de auto te stappen. Deze gang van zaken wijst niet op de uitvoering van een uitgedacht moordplan, maar eerder op een impulsief handelen.
Daarnaast is verdachte enige tijd in de woning van aangeefster geweest en had hij al die tijd de gelegenheid om haar om het leven te brengen. Als verdachte daadwerkelijk met een vooraf gemaakt plan naar de woning was gegaan, had hij aangeefster meteen kunnen aanvallen. Dat doet hij echter niet en hij kiest er zelfs voor om tijdens zijn bezoek aan aangeefster met [getuige 2] te videobellen.
Tot slot vindt de rechtbank, naast de hiervoor genoemde chats, de chat tussen [medeverdachte] en ‘de driver’ [A] een contra-indicatie. Hierin zegt [medeverdachte] tegen [A] dat verdachtes ex hem haat en leugens verzint waardoor verdachte niet meer weg mag. Verdachte gaat tegen ‘haar’ zeggen “Hij s weg doe iets en k kom. Dan gaat ze niks meer doen. Snapje”. Uit deze chat leidt de rechtbank af dat verdachte hoogstens het plan had om het slachtoffer bang te maken, niet om haar te vermoorden.
Poging doodslag
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de impliciet subsidiair ten laste gelegde poging tot doodslag. De rechtbank ligt dit toe als volgt.
Betrouwbaarheid verklaringen
De rechtbank volgt in grote mate de lezing van aangeefster. De rechtbank acht het van belang om hierbij op te merken dat zij in het bijzonder de eerste verklaring van aangeefster, afgelegd daags na het incident, betrouwbaar acht. De rechtbank kan, zoals hiervoor al overwogen, niet uitsluiten dat de latere verklaringen van aangeefster zijn beïnvloed door de informatie die zij heeft verkregen van derden en gebruikt deze daarom niet voor het bewijs. De forensisch arts heeft verklaard dat de letsels die aangeefster heeft opgelopen goed passen bij haar lezing van het gebeuren. Voorts vindt de lezing van aangeefster bevestiging in de verklaring van haar zoon, zoals onmiddellijk na het incident door hem is afgelegd tegenover een politieagent ter plaatse. Deze verklaring heeft hij niet kunnen afstemmen met aangeefster omdat deze op dat moment werd gestabiliseerd door de ambulancemedewerkers en naar het ziekenhuis werd gebracht. In de verklaring die hij een week later heeft afgelegd in het studioverhoor heeft hij deze verklaring op diverse essentiële punten herhaald.
De rechtbank vindt daarnaast de verklaring van verdachte, waaronder zijn verklaring dat aangeefster het mes heeft gepakt, niet aannemelijk geworden. In het dossier zit weliswaar een tapgesprek tussen verdachte en [getuige 2] vlak na het steekincident waarin hij heeft benoemd dat aangeefster een mes (niffie) pakt, maar de rechtbank gelooft niet dat verdachte daarin de waarheid heeft gesproken. De kans was groot dat verdachte werd afgeluisterd. Niet alleen omdat hij het slachtoffer net had geprobeerd te doden, maar ook omdat hij zich eerder die dag had onttrokken aan begeleid verlof en dus al werd gezocht. Verdachte was zich hier ook bewust van. Dit blijkt uit het feit dat hij in het telefoongesprek zei “He, stop met mijn naam noemen. Stop, stop.”. Zelfs als ervan uit moet worden gegaan dat verdachte daarvan niet op de hoogte is geweest, dan is de rechtbank – anders dan de verdediging – van oordeel dat verdachte in dat gesprek wel al bezig was om zich in te dekken. Verdachte had er belang bij om meteen bij [getuige 2] aan te geven dat hij zichzelf heeft verdedigd. Verdachte heeft immers haar zoon voor zijn karretje gespannen door hem vervoer te laten regelen voor na zijn ontsnapping. Daarnaast zijn [getuige 2] en verdachte al langere tijd bevriend. De rechtbank acht het daarom zeer aannemelijk dat verdachte om die redenen [getuige 2] zijn onschuld wil voorwenden.
Verder heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij de zoon van het slachtoffer helemaal niet heeft gezien. De rechtbank acht dit volstrekt onaannemelijk. Uit de verklaring van aangeefster en haar zoon leidt de rechtbank af dat haar zoon nog in de voordeuropening stond toen verdachte binnenkwam en zijn schoenen nog aan het uitdoen was. Haar verklaring wordt op dit punt ondersteund door de foto waarop is te zien dat één laars van haar zoon buiten de voordeur is aangetroffen. Daarnaast leidt de rechtbank uit de verklaring van aangeefster en haar zoon af dat hij op de bank in de woonkamer zat toen verdachte het slachtoffer stak. Het slachtoffer woonde in een kleine woning waarbij de woonkamer en de keuken zich in één ruimte bevinden. Het kan dus niet anders dan dat verdachte haar zoon moet hebben gezien. Bovendien heeft ook [getuige 2] meermaals verklaard dat zij de zoon van aangeefster heeft gezien én heeft horen schreeuwen tijdens het eerdergenoemde videobelgesprek in de woning van aangeefster. De rechtbank maakt hieruit op dat verdachte ook op dit onderdeel niet de waarheid spreekt.
Vol opzet
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte meermalen het slachtoffer heeft gesneden en gestoken met een mes. Uit het letselrapport blijkt dat het slachtoffer 12 steek- en snijwonden heeft opgelopen in onder meer haar buik en borstkas. Drie daarvan in haar linkerzij waarbij haar rib is gebroken en haar long is geklapt. Hieruit leidt de rechtbank af dat verdachte met kracht heeft gestoken. Verdachte was ook in de positie om met kracht te steken, omdat het slachtoffer op de vloer lag en hij bovenop haar zat. Dit blijkt uit de verklaring van de zoon van het slachtoffer. Uit het letselrapport volgt bovendien dat scherp trauma ter hoogte van de buik en de borstkas altijd als levensbedreigend tot potentieel dodelijk beschouwd dient te worden in verband met de aldaar aanwezige vitale structuren (zoals hart, longen en grote vaten).
Uit de hoeveelheid verwondingen, de locatie van die verwondingen en de wijze waarop die verwondingen zijn toegebracht, leidt de rechtbank af dat verdachte willens en wetens heeft gehandeld met het doel om het slachtoffer om het leven te brengen. Daarbij betrekt de rechtbank ook dat verdachte tijdens het steken heeft geroepen dat aangeefster doodging.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 30 november 2022, te [woonplaats] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet
  • de hals van die [slachtoffer] met kracht heeft dichtgedrukt en die [slachtoffer] gedurende enige tijd de ademhaling heeft belemmerd en
  • die [slachtoffer] meermalen, met kracht tegen/op het hoofd, heeft geslagen en gestompt en een knietje heeft gegeven en
  • vervolgens die [slachtoffer] - terwijl hij, verdachte, die [slachtoffer] bij haar haren mee had gesleurd
  • meermalen, met een mes, met kracht in de buik, de borst, de zij, het been en de schouder, van die [slachtoffer] heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
poging tot doodslag.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

De verdediging heeft gesteld dat verdachte is aangevallen met een mes en heeft een beroep gedaan op noodweerexces.
De rechtbank heeft hiervoor geconcludeerd dat verdachte het mes uit de keuken heeft gepakt en het slachtoffer heeft aangevallen met het mes. Een noodweersituatie is dan ook niet aannemelijk geworden. De rechtbank komt daarom niet toe aan de vervolgvraag of verdachte disproportioneel zou hebben gehandeld vanuit een hevige gemoedsopwelling. De rechtbank verwerpt daarom het beroep op noodweerexces.
Er is ook verder geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van de door de officier van justitie bewezen geachte poging tot moord te veroordelen tot een gevangenisstraf van achttien (18) jaren, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht te volstaan met het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar gelet op soortgelijke zaken. [6]
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
8.3.1
De ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging doodslag van iemand met wie hij een relatie had, gepleegd terwijl hij een tbs-behandeling onderging voor het doden van een andere ex-vriendin en het wegmaken van haar lichaam. Verdachte heeft zich tijdens zijn begeleid verlof onttrokken en is rechtsreeks naar de woning van het slachtoffer gegaan. Daar heeft verdachte het slachtoffer meermalen gestoken en gesneden met een keukenmes. Dit alles in het bijzijn van haar vijfjarig zoontje. Verdachte heeft zich hiermee schuldig gemaakt aan een buitengewoon ernstig misdrijf. Verdachte heeft met zijn handelen een zeer ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en haar zoontje bijna zijn moeder ontnomen. De omstandigheid dat de gevolgen van het aan het slachtoffer toegebrachte ernstige letsel niet tot de dood hebben geleid, is geenszins aan verdachte te danken. Zij heeft het geluk gehad dat haar buurvrouw thuis was, het slachtoffer heeft horen schreeuwen om hulp en gelijk de hulpdiensten heeft gebeld. Het slachtoffer ondervindt nog steeds fysieke en mentale klachten. Daarnaast zal zij blijvend letsel overhouden aan de strekpees in haar rechter wijsvinger en dagelijks geconfronteerd worden met de littekens op haar lichaam. Ook haar zoontje ondervindt nog steeds mentale klachten. Het is een feit van algemene bekendheid dat dergelijke gebeurtenissen een negatieve invloed hebben op de ontwikkeling van kinderen. De rechtbank neemt dit verdachte zeer kwalijk.
Daarnaast heeft deze zaak veel maatschappelijke onrust veroorzaakt, omdat verdachte als ontsnapte terbeschikkinggestelde een nieuw misdrijf heeft gepleegd. Dit leidt tot toename van gevoelens van angst en onveiligheid onder burgers. De rechtbank rekent ook dit verdachte aan.
8.3.2
De persoonlijke omstandigheden van verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 5 februari 2024. Hieruit blijkt onder meer dat verdachte in 2017 onherroepelijk is veroordeeld voor de doodslag op zijn ex-vriendin en het wegmaken van haar lijk.
Adviezen van deskundigen
Uit het psychiatrisch rapport van mw. dr. I.F.F.M. Elzakkers (psychiater) van 13 juli 2023 en de beantwoording van de aanvullende vragen hierop van 1 december 2023 blijkt het volgende. Er is bij verdachte sprake van een antisociale en narcistische persoonlijkheidsstoornis met een hoge mate van psychopathie. De stoornis was ook aanwezig ten tijde van het plegen van de poging tot doodslag en het recidiverisico wordt hoog ingeschat. De psychiater heeft twee scenario’s beschreven. In scenario 1 is er meer sprake van kille berekening en had verdachte voldoende tijd om andere keuzes te maken. Het tenlastegelegde is dan geheel of in licht verminderde mate toe te rekenen. In scenario 2 is er sprake van meer reactieve agressie naast kille berekening in de aanloop naar het tenlastegelegde toe en kan het verdachte ten hoogste in verminderde mate toe worden gerekend. Verdachte is impulsief, maar kan zich tot op zekere hoogte beheersen en meer berekenend te werk gaan. Bij een verhoogde emotionele staat lukt dit minder goed. De krenkbaarheid van verdachte is van centrale betekenis in de twee beschreven scenario's. Geadviseerd wordt om verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen eventueel in combinatie met de maatregel tot terbeschikkingstelling (hierna: tbs) met dwangverpleging. Een Zorgmachtiging of bijzondere voorwaarden zijn niet passend bij de ernst van de pathologie, het hoge recidiverisico en de beperkte behandelbaarheid en motivatie.
Uit het psychologisch rapport van mw. M.G.H. van Willigenburg (klinisch psycholoog) van 6 juli 2023 en de beantwoording van de aanvullende vragen hierop van 30 november 2023 blijkt ook dat er bij verdachte sprake is van een antisociale en narcistische persoonlijkheidsstoornis met een hoge mate van psychopathie. De stoornis was ook aanwezig ten tijde van het tenlastegelegde en het is waarschijnlijk dat de stoornis verdachte heeft beïnvloed. Er is bij verdachte sprake van ernstige agressieregulatie problematiek voortvloeiend uit de stoornis en de hoge mate van psychopathie. Verdachte is in staat tot het toepassen van instrumenteel en berekenend geweld vanuit de antisociale trekken. Daarnaast is verdachte in staat impulsief-reactieve agressie in te zetten in situaties waarin hij wordt begrensd, gekrenkt of afgewezen vanuit de narcistische trekken. De verschillend gemotiveerde vormen van geweld lijken in elkaar over te lopen en met elkaar te vervloeien, en ook tegelijkertijd op te treden. De psycholoog kan geen uitspraak doen over de mate van doorwerking van de stoornis, maar sluit wel uit dat het tenlastegelegde verdachte niet kan worden toegerekend. Het recidiverisico schat de psycholoog in als hoog tot zeer hoog. Geadviseerd wordt om tbs met dwangverpleging op te leggen om het recidiverisico te doen afnemen. Gezien de beperkte mate van ontvankelijkheid voor behandeling is de verwachting dat de behandeling zeer langdurig van aard zal zijn en mogelijk weinig effect zal opleveren. Alle andere behandelinterventies worden afgeraden, omdat de psychopathologie van verdachte zeer moeilijk te behandelen is en alle inspanning daartoe tot nu toe onsuccesvol is gebleken.
De rechtbank neemt de conclusies van de psychiater en klinisch psycholoog over. De rechtbank is ervan overtuigd dat er in dit geval sprake was van het door de psychiater geschetste scenario 2. Verdachte heeft gereageerd met agressie op hetgeen vooraf is gegaan in de woning tussen hem en het slachtoffer. Verdachte voelde zich gekrenkt en verkeerde daardoor in een verhoogde emotionele staat. Hierdoor kon hij zijn impulsiviteit minder goed beheersen.
8.3.3
Conclusie
Gevangenisstraf
De rechtbank legt verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op voor de duur van tien (10) jaar met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Poging tot doodslag is een zeer ernstig feit en in dit geval heeft het plaatsgevonden onder ernstige omstandigheden. Daarom kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt.
De eis van de officier van justitie is gebaseerd op artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) waarin de maximumstraf 30 jaar of levenslang is. Gelet op artikel 45 tweede lid Sr heeft de officier van justitie hier een derde deel van afgetrokken, omdat er sprake is van een poging. De geëiste 18 jaar nadert het strafmaximum van 20 jaar dat geldt voor een poging tot moord.
Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank een poging tot doodslag bewezen ex artikel 287 Sr. Het strafmaximum van dit wetsartikel is per 1 juli 2023 verhoogd van 15 naar 25 jaar. De bewezenverklaarde poging doodslag heeft vóór deze strafverhoging plaatsgevonden. De verhoging van het strafmaximum mag niet in het nadeel van verdachte zijn. De rechtbank is daarom gebonden aan het strafmaximum dat gold ten tijde van de bewezenverklaarde poging tot doodslag, te weten 15 jaar. Omdat er sprake is van een poging, is de maximaal op te leggen straf 10 jaar. Er geldt een hoger strafmaximum als er sprake is van recidive, waarvan in deze zaak sprake is, maar deze recidive dient daarvoor wel expliciet in de tenlastelegging te worden benoemd, hetgeen hier niet het geval is.
Naar het oordeel van de rechtbank maakt de ernst van het feit dat in dit geval de maximale gevangenisstraf van 10 jaar passend is. Er is weliswaar sprake van verminderde toerekeningsvatbaarheid, maar dat leidt niet tot strafvermindering. Verdachte heeft zich namelijk willens en wetens in de situatie begeven waarin dit is gebeurd terwijl hij boos was op aangeefster, bekend is met zijn eigen agressieregulatie-problematiek en eerder een ex-vriendin heeft gedood. Deze omstandigheden doen de verminderde toerekeningsvatbaarheid teniet, zodat alleen de maximumstraf passend is.
Terbeschikkingstelling met dwangverpleging
De rechtbank zal geen nieuwe tbs-maatregel opleggen, omdat niet aan de wettelijke vereisten is voldaan. Er is weliswaar sprake van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens van verdachte en het gaat om een feit waar naar wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer op is gesteld, maar de veiligheid van anderen vereist niet het opnieuw leggen van de maatregel. De huidige tbs-maatregel is namelijk nog van kracht en daardoor wordt de maatschappij al op dezelfde manier beschermd. Aan dit vereiste voor oplegging van een nieuwe tbs-maatregel is dus niet voldaan. Na de opgelegde gevangenisstraf zal de oude tbs-maatregel worden hervat. De rechtbank gaat er daarbij van uit dat de onderhavige veroordeling integraal onderdeel zal uitmaken van de behandeling van verdachte in het kader van de tbs-maatregel.
Ter terechtzitting heeft de advocaat van het slachtoffer verzocht dat zij vanaf nu ook op de hoogte wordt gehouden van de voortgang en wijzigingen in de terbeschikkingstelling van verdachte. Dit zou het geval zijn als de rechtbank een nieuwe maatregel tot terbeschikkingstelling zou opleggen. De rechtbank ziet daarvan af, omdat er al een tbs-maatregel loopt. De wet biedt verder aan de rechtbank geen mogelijkheid om het slachtoffer een rol toe te kennen in het kader van de eerder opgelegde tbs-maatregel. Het gevolg daarvan is dat het slachtoffer niet op de hoogte zal worden gehouden van ontwikkelingen in het kader van die tbs-maatregel. De rechtbank vindt dat onwenselijk en roept daarom het Openbaar Ministerie en de feitelijk uitvoerders van de tbs-behandeling op om het slachtoffer als zodanig te erkennen bij de uitvoering van de huidige tbs-maatregel en haar op de hoogte te houden van ontwikkelingen die zich voordoen in het kader van de tbs-maatregel (zoals eventuele toekomstige verlofbewegingen).
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is en de reeds lopende tbs-maatregel zal worden hervat.

9.HERROEPING VOORWAARDELIJKE INVRIJHEIDSTELLING

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht dat de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling wordt toegewezen. De vordering heeft betrekking op het onherroepelijke arrest van het gerechtshof Den Haag van 6 mei 2015 en het onherroepelijke vonnis van de rechtbank Rotterdam van 8 september 2016.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering. Hierbij heeft de raadsman verwezen naar de wet, de Memorie van Toelichting en jurisprudentie. [7]
Voor zover van belang worden de standpunten van de verdediging hieronder besproken bij het oordeel van de rechtbank.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Het besluit tot voorwaardelijke invrijheidstelling van 18 december 2017 is op 18 januari 2018 in persoon aan verdachte betekend. Uit dit besluit volgt onder meer dat verdachte zich met ingang van de voorwaardelijke invrijheidstelling op 3 februari 2018 moet houden aan de algemene voorwaarde om geen strafbare feiten te plegen en dat anders de invrijheidstelling kan worden herroepen. Verder staat in het besluit vermeld dat de proeftijd niet loopt zolang de vrijheid van verdachte rechtens is ontnomen (zoals ook volgt uit artikel 6:1:18 lid 3 Sv en 15c lid 4 Sr (oud)).
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de vordering tot herroeping wel kan worden toegewezen. Verdachte heeft de algemene voorwaarde overtreden door voor het einde van de proeftijd een strafbaar feit te plegen. Naar het oordeel van de rechtbank maakt het voor dat oordeel niet uit dat de proeftijd nog niet is aangevangen vanwege het feit dat de vrijheid van verdachte is ontnomen door het ondergaan van de tbs-maatregel aansluitend op zijn voorwaardelijke invrijheidsstelling. De rechtbank verwijst in dat verband naar de uitspraak van de Hoge Raad van 14 juni 2005, ECLI:NL:HR:2005AT5752 over de algemene voorwaarde op grond van artikel 14c Sr en ziet geen reden om anders te oordelen over de algemene voorwaarde in het kader van een voorwaardelijke invrijheidstelling. De rechtbank gaat daarom voorbij aan het standpunt van de verdediging.
Verdachte wist dat er een langdurige straf boven zijn hoofd hing. Desondanks heeft hij een strafbaar feit begaan voor het einde van zijn proeftijd. De rechtbank acht het noodzakelijk dat verdachte de consequenties van zijn handelen ondervindt en wijst daarom de vordering toe.
De rechtbank volgt de verdediging niet in het standpunt dat de officier van justitie bij het bepalen van het aantal nog uit te zitten dagen van 1037 ten onrechte is uitgegaan van een gevangenisstraf voor de duur van negen (9) jaren, zoals opgelegd door het Gerechtshof Den Haag bij arrest van 6 mei 2015, in plaats een gevangenisstraf van de duur van acht (8) jaren en zes (6) maanden, zoals opgelegd bij arrest van de Hoge Raad van 20 juni 2017.
Uitgaande van laatstgenoemde gevangenisstraf van acht (8) jaar en zes (6) maanden en deze beziend samen met de tien (10) dagen gevangenisstraf opgelegd bij genoemd vonnis van de rechtbank Rotterdam, komt de rechtbank bij berekening van het totaal aantal uit te zitten dagen namelijk op (8x365 dagen + 6x30 dagen + 10 dagen=) 3110 dagen. Na het uitzitten van tweederde van deze straf start de voorwaardelijke invrijheidstelling en resteert nog een derde van de straf, te weten (3110/3 = afgerond) 1037 dagen. Aldus dient verdachte deze 1037 dagen nog uit te zitten.

10.BESLAG

10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht dat de inbeslaggenomen kleding verbeurd wordt verklaard en dat de telefoon, het mes en de pepperspray worden onttrokken aan het verkeer. Ten aanzien van de overige inbeslaggenomen goederen heeft de officier van justitie geen standpunt ingenomen.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen standpunt ingenomen.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Voorafgaand aan haar beslissing merkt de rechtbank op dat op de vordering van € 2.333,39 ook conservatoir beslag is gelegd. De rechtbank zal daarom geen beslissing hierover nemen.
Teruggave aan de rechthebbenden
De rechtbank zal teruggave gelasten van de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
  • 1 STK Rekening (G3092322)
  • 1 STK Rekening (G3092323)
  • 1 STK Rekening (G3092314)
  • 1 STK Rekening (G3092316)
  • 1 STK Rekening (G3092318)
  • 1 STK Rekening (G3092307)
  • 1 STK Kaart (G3085727)
  • 1 STK Telefoontoestel (G3085719)
aan degenen die redelijkerwijs als rechthebbenden van deze voorwerpen kunnen worden aangemerkt.
Verbeurdverklaring
De rechtbank zal de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
  • 1 STK Trui (G3084321)
  • 1 STK Trui (G3083941
  • 1 STK Broek (G3084323)
  • 1 STK Broek (G3083942)
  • 1 STK Vest (G3084334)
  • 1 STK Ondergoed (G3084341)
  • 1 STK Ondergoed (G3084331)
  • 1 STK Theedoek (G3084326)
  • 1 STK Theedoek (G3084327)
  • 2 STK Hoeslaken (G3084235)
  • 1 STK Nagel (G3084909)
  • 3 STK Sleutel (G3083988)
1 STK Papier (G3084346)
verbeurd verklaren.
Deze voorwerpen zijn beschadigd tijdens het bewezenverklaarde en/of (daardoor) niet meer bruikbaar. Ter terechtzitting heeft het slachtoffer aangegeven dat zij haar voorwerpen niet terug wil.
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
  • 1 STK Mes (G3084343)
  • 1 STK Wapen (G3084595)
  • 1 BUS Pepperspray (G3084345)
onttrekken aan het verkeer.
Het mes, het wapen en de pepperspray zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.

11.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 44.549,40. Dit bedrag bestaat uit € 14.549,40 materiële schade en € 30.000,- immateriële schade, ten gevolge van het ten laste gelegde.
[slachtoffer] heeft zich ook namens haar zoon [benadeelde] als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 10.000,- bestaande uit shockschade, ten gevolge van het ten laste gelegde.
11.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vorderingen tot schadevergoeding geheel worden toegewezen met toepassing van de wettelijke rente, de schadevergoedingsmaatregel en daarbij de gijzeling te bepalen.
11.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de vordering van [slachtoffer] primair bepleit dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering, omdat het beoordelen van de eigen schuld van [slachtoffer] een onevenredige belasting van het strafproces oplevert. Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat enkel de schade van het eigen risico, de ziekenhuisdagvergoeding, fysiotherapie, medicatie en littekencrème worden toegewezen tot een bedrag van € 1.158,89, doordat de kosten voor de littekencrème gematigd moeten worden tot € 71,10. In het overige moet de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
De raadsman heeft ten aanzien van de vordering van [benadeelde] primair bepleit dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering vanwege een geslaagd beroep op noodweerexces. Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat het bedrag gematigd dient te worden tot € 2.500,-.
Voor zover van belang worden de standpunten van de verdediging hieronder besproken bij het oordeel van de rechtbank.
11.3
Het oordeel van de rechtbank
Benadeelde partij [slachtoffer]
Er is niet gebleken van eigen schuld die in de weg staat aan de ontvankelijkheid van de benadeelde partij in de vordering. De rechtbank verwerpt daarom het verweer van de verdediging.
Materiele schade
De benadeelde partij heeft de volgende schadeposten ingediend:
  • Ziekenhuisdaggeldvergoeding € 248,-
  • Eigen risico 2023 € 385,-
  • Kosten fysiotherapie € 440,-
  • Kosten tandarts € 5.235,28
  • Kosten medicatie € 14,79
  • Kosten littekencrème en -behandeling € 2.439,33
  • Kosten littekencorrectie € 3.500,-
  • Kosten weggenomen telefoon € 984,-
  • Kosten navelpiercing € 249,-
  • Kosten nieuwe bank € 1.000,-
De schade voor zover die betrekking heeft op de schadeposten ziekenhuisdagvergoeding, eigen risico, fysiotherapie en medicatie ter hoogte van in totaal € 1.087,97 komt voor vergoeding in aanmerking. De verdediging heeft hier geen verweer op gevoerd.
De verdediging stelt dat de benadeelde partij met betrekking tot de post voor tandartskosten niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in de vordering, omdat de drie offertes zien op dezelfde behandeling en het onduidelijk is of de behandeling in de toekomst noodzakelijk zal zijn. De rechtbank begrijpt uit de stukken dat de kans dat de tand vervangen moet worden vanwege de cracks en verzwakkingen aannemelijk is. De schadepost is onderbouwd met drie offertes, omdat drie behandelingen nodig zullen zijn. De rechtbank acht daarom ook deze schadepost volledig toewijsbaar.
De verdediging stelt dat de kosten voor de littekencrème gematigd moet worden tot € 71,10. In het dossier zitten twee facturen van totaal € 141,70 aan litteken crème. De verdediging heeft enkel acht geslagen op de eerste factuur van € 72,10. De rechtbank wijst deze schade daarom geheel toe. De verdediging stelt ook dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering met betrekking tot de kosten voor de siliconenpleister en littekenbehandeling, omdat dit uit het eigen risico van de verzekering wordt betaald. Voor de rechtbank staat onvoldoende vast dat deze kosten uit het eigen risico moeten worden betaald. De rechtbank vindt deze schade voldoende onderbouwd en zal ook deze toewijzen.
De rechtbank acht ook de schade van de littekencorrectie volledig toewijsbaar. Uit de factuur blijkt dat het gaat om littekencorrectie en navelcorrectie. Anders dan de verdediging vindt de rechtbank het voldoende duidelijk dat het gaat om littekens die zijn ontstaan na het bewezenverklaarde. De benadeelde moest namelijk een spoedoperatie ondergaan waarbij zij vanaf onder haar borsten tot haar schaamstreek verticaal is gehecht. Hierdoor is ook haar navel verminkt.
De rechtbank wijst de schade van de weggenomen telefoon volledig toe. Verdachte heeft verklaard dat hij na het ten laste gelegde een telefoon uit de woning van de benadeelde partij heeft meegenomen en vervolgens in de bosjes heeft gegooid. Dat is deze telefoon. Naar het oordeel van de rechtbank is sprake van voldoende verband tussen het bewezen verklaarde en de geleden schade. Verdachte is daarom aansprakelijk om de kosten te vergoeden.
De rechtbank is het met de raadsman eens dat de schadepost van de bank moet worden gematigd. Voor de rechtbank is onvoldoende duidelijk geworden wat de waarde van de bank was en hoe oud de bank was. Wel staat vast dat de bank door het bewezenverklaarde onbruikbaar is geworden. De rechtbank schat de waarde naar redelijkheid en billijkheid op een bedrag van € 500,- en wijst de post in zoverre toe.
De rechtbank leidt uit de stukken af dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde haar navelpiercing is verloren. Dit kan inderdaad zijn gebeurd in het ziekenhuis, zoals de raadsman stelt, maar ook dit is het gevolg van de spoedoperatie die noodzakelijk bleek door het bewezenverklaarde. De rechtbank wijst de schadepost voor de navelpiercing toe, maar matigt deze tot een bedrag van € 50,-. De rechtbank vindt dat uit de vordering onvoldoende blijkt dat de benadeelde een soortgelijke navelpiercing droeg ten tijde van het feit en vindt het daarbij behorende bedrag hoger dan de gemiddelde kosten voor een navelpiercing.
De rechtbank wijst aan materiele schade in totaal een bedrag van € 13.796,40 toe.
Immateriële schade
De rechtbank matigt de immateriële schade tot een bedrag van € 20.000,- gelet op vergelijkbare zaken. De rechtbank doet hiermee niet af aan de ernstige gevolgen voor de benadeelde partij, zowel fysiek als mentaal. Uit de vordering blijkt dat de benadeelde partij naast het fysieke letsel, ook ernstig psychisch letsel heeft. Zij is getraumatiseerd, depressief, slaapt slecht en is nog altijd heel angstig. Zij slikt een antidepressivum en heeft twee maanden behandeling gehad voor een Post Traumatische Stress Stoornis. De benadeelde partij wil ook EMDR-behandeling ondergaan. Dit was tot nu toe niet mogelijk, omdat zij de dosis van haar antidepressivum heeft verhoogd waardoor haar emoties afvlakken. Voor EMDR is het noodzakelijk dat je bij je emoties kan.
Oordeel
De rechtbank zal de vordering tot het bedrag van in totaal € 33.796,40 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 30 november 2022 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De behandeling van de vordering levert voor dat deel een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 33.796,40, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 30 november 2022 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 203 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Benadeelde partij [benadeelde]
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De benadeelde heeft alles gezien en gehoord. Hij heeft hierdoor nog steeds last van stemmingswisselingen, nachtmerries en herbelevingen. Ook is de onrust te zien in zijn lichaam, maakt hij enge tekeningen en praat hij regelmatig over de dood. Gelet op zijn jonge leeftijd is de benadeelde partij gestart met speltherapie. De rechtbank hoopt dat dit de benadeelde partij op den duur helpt met de verwerking van dit trauma dat hij zijn hele leven zal moeten meedragen.
De rechtbank waardeert de shockschade op € 10.000,- en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 30 november 2022 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [benadeelde] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 10.000,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 30 november 2022 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 85 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
De rechtbank zal bepalen dat de als gevolg van deze uitspraak te betalen schadevergoeding zal worden gestort op een ten behoeve van de benadeelde partij te openen rekening met een zogenoemde BEM (Belegging, Erfenis en andere gelden Minderjarigen)-clausule. Een dergelijke BEM-clausule is bedoeld ter bescherming van de belangen van de minderjarige. De minderjarige en zijn wettelijke vertegenwoordiger kunnen aldus slechts met toestemming van de kantonrechter over het vermogen van de minderjarige beschikken tot hij achttien jaar is.

12.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 36f, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

13.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart de primair ten laste gelegde poging tot moord niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart de impliciet subsidiair ten laste gelegde poging tot doodslag bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van tien (10) jaren;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Herroeping voorwaardelijke invrijheidsstelling (99-000444-36)
  • wijst toede vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling;
  • gelast dat het gedeelte van de vrijheidsstraf dat als gevolg van de toepassing van de regeling van de voorwaardelijke invrijheidstelling niet ten uitvoer is gelegd, alsnog geheel moet worden ondergaan, te weten voor
Beslag
- gelast de teruggave aan de rechthebbende van de volgende voorwerpen:
  • 1 STK Rekening (G3092322)
  • 1 STK Rekening (G3092323)
  • 1 STK Rekening (G3092314)
  • 1 STK Rekening (G3092316)
  • 1 STK Rekening (G3092318)
  • 1 STK Rekening (G3092307)
  • 1 STK Kaart (G3085727)
1 STK Telefoontoestel (G3085719)
- verklaart de volgende voorwerpen verbeurd:
  • 1 STK Trui (G3084321)
  • 1 STK Trui (G3083941
  • 1 STK Broek (G3084323)
  • 1 STK Broek (G3083942)
  • 1 STK Vest (G3084334)
  • 1 STK Ondergoed (G3084341)
  • 1 STK Ondergoed (G3084331)
  • 1 STK Theedoek (G3084326)
  • 1 STK Theedoek (G3084327)
  • 2 STK Hoeslaken (G3084235)
  • 1 STK Nagel (G3084909)
  • 3 STK Sleutel (G3083988)
  • 1 STK Papier (G3084346)
  • verklaart de volgende voorwerpen onttrokken aan het verkeer:
  • 1 STK Mes (G3084343)
  • 1 STK Wapen (G3084595)
  • 1 BUS Pepperspray (G3084345)
Benadeelde partij [slachtoffer]
  • wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 33.796,40;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 november 2022 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 33.796,40 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 november 2022 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 203 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [benadeelde]
  • wijst de vordering van [benadeelde] toe tot een bedrag van € 10.000,-;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [benadeelde] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 november 2022 tot de dag van volledige betaling;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde] aan de Staat € 10.000,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 november 2022 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 85 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
  • bepaalt dat de als gevolg van deze uitspraak te betalen schadevergoeding zal worden gestort op een ten behoeve van de benadeelde partij te openen rekening met een BEM-clausule.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.E. Verschoor-Bergsma, voorzitter, mrs. H.F. Koenis en S.D. Groen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.J.A. Barends, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 19 maart 2024.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 30 november 2022, te [woonplaats] , althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk,
  • de keel/hals van die [slachtoffer] met kracht dicht te drukken en/of dicht te knijpen en/of die [slachtoffer] gedurende enige tijd de ademhaling te beletten en/of te belemmeren en/of
  • die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) tegen/op het hoofd, althans het lichaam te slaan en/of te stompen en/of een knietje te geven en/of
  • (vervolgens) die [slachtoffer] - terwijl hij, verdachte, die [slachtoffer] bij haar haren mee had gesleurd en/of vast had gepakt
  • meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, (met kracht) in de buik en/of de borst en/of de rug en/of de zij en/of de/het be(e)n(en) en/of de billen en/of de schouder, althans in het lichaam van die [slachtoffer] te steken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 287 Wetboek van Strafrecht, art 289 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1
Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 3 maart 2023, genummerd PL0900-2022357715 (MAMBO) en PL1700-2022376056 (KOIL), opgemaakt door politie-eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 834. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van verhoor aangever van 1 december 2022, p. 95-97.
3.Letselrapportage forensische geneeskunde GGD regio Utrecht van 1 december 2022, p. 510-527 met fotobijlage, p. 528-545.
4.Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] , p. 48-49.
5.Proces-verbaal van bevindingen van 7 december 2022, p. 146-151.
6.Rb. Zeeland-West-Brabant 29 november 2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:8265 en Rb. Midden-Nederland 27 september 2023, ECLI:NL:RBMNE:2023:5083.
7.Artikel 6:1:18 lid 3 Sv en 6:1:19 lid 1 c Sv, MvT Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen (p. 75) en ECLI:NL:GHDHA:2022:2191.