4.3Het oordeel van de rechtbank
Verbalisant [verbalisant 1] heeft op 11 mei 2022 een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt en daarin gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Op 11 mei 2022 omstreeks 13.20 uur zag ik dat ter hoogte van de [straat] te Almere een persoon naar mij zwaaien. Ik hoorde dat er iemand was neergestoken. In het portiek zag ik een man liggen. Ik zag dat er door een omstander een doek in de nek van het slachtoffer werd gehouden. Ik zag dat er bloed op de grond naast het slachtoffer lag. Ik hoorde dat de moeder van het slachtoffer ook gestoken was. Op enig moment zag ik dat er een ambulanceverpleegkundige aanwezig was. Ik zag dat zij de doek weghaalde. Ik zag dat er een wond aan de onderkant van de hals en iets daaronder, in de buurt van het sleutelbeen, zat.
Verbalisant [verbalisant 2] heeft op 11 mei 2022 een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt en daarin gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Op 11 mei 2022 ter hoogte van de [straat] te Almere zag ik dat een persoon op de bestuurdersstoel voorovergebogen zat. Ik zag dat haar T-shirt was doordrenkt met vers bloed. Ik zag dat zij een steekwond in haar nek had. Ik zag dat deze wond circa 5 bij 5 centimeter groot was. Ik hoorde dat zij riep dat haar zoon was neergestoken.
Direct meldde zich een persoon die na controle bleek te zijn: [getuige] . [getuige] verklaarde: “Ik weet wie het heeft gedaan 100 procent. Diegene die hier net heeft gestoken is genaamd: [verdachte] .”
Op 13 mei 2022 heeft [slachtoffer 1] bij de politie aangifte gedaan en daarin verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik doe aangifte tegen een vrouw waarvan ik haar echte naam niet ken. Haar bijnaam is [bijnaam verdachte] . Op 11 mei 2022 was ik op de [straat] . Ik zei tegen [bijnaam verdachte] : “Ga weg, anders ga ik de politie bellen.” [bijnaam verdachte] deed haar handen in haar zakken. Mogelijk dacht [slachtoffer 2] dat zij iets zou pakken, want hij gaf [bijnaam verdachte] een duw. Ik zag dat ze naar achteren deinsde en opeens een mes in haar handen vasthield. Ik zag dat [bijnaam verdachte] [slachtoffer 2] probeerde te steken met dat mes. Ik sprong ertussen en [bijnaam verdachte] heeft met het mes mijn linker wijsvinger opengehaald. Vervolgens liep mijn moeder met een bezem in haar handen naar [bijnaam verdachte] toe. Ik zag dat [bijnaam verdachte] nog steeds dat mes in haar handen vasthield en met stekende bewegingen mijn moeder probeerde te raken. Ik probeerde mijn moeder te helpen en blokkeerde met mijn linkerhand het mes, welke [bijnaam verdachte] vasthield en met kracht richting mijn moeder zwaaide. Hierbij raakte ik gewond wederom aan mijn linker wijsvinger. Ik zag dat [bijnaam verdachte] opzettelijk mij aan de linkerzijde van mijn hals stak. Vervolgens haalde ze het mes uit mijn nek en stak mij wederom in mijn nek.
Het was een keukenmes. Ik denk dat het mes gedeelte ongeveer 20 centimeter was.
Van [slachtoffer 1] is op 14 juni 2022 een letselbeschrijving opgemaakt door M. Wind, forensisch arts FMG. Hierin is het volgende opgenomen, zakelijk weergegeven:
presentatie traumakamer SEH na een messteekverwonding met daarbij:
1) messteekverwonding hals linkerzijde zonder klinische of radiologische aanwijzingen voor vaatletsel of letsel van de luchtwegen of slokdarm.
Snijwond links laag in de hals, vrijwel in elkaars verlengde verlopend, boven en onder het sleutelbeen, 2 donkere huidonderbrekingen, beiden lengte ca 2 cm. Van beide laesies zijn de wondranden naar elkaar toegebracht met 3 hechtdraden. Het letsel past goed bij de gemelde toedracht.
2) snijverwondingen wijsvinger en ringvinger links zonder peesletsel, gevoel intact.
Op 13 mei 2022 heeft [slachtoffer 2] aangifte gedaan bij de politie en daarin verklaard, zakelijk weergegeven:
Op 11 mei 2022 zag ik [bijnaam verdachte] staan. Mijn zoon, [slachtoffer 1] , kwam net aan in de straat met de buurjongen. [bijnaam verdachte] zag hem aankomen. Ik zag dat zij de linkerkant van de jas open deed en ik zag dat zij een groot keukenmes uit haar jas pakte. Zij hield het mes omhoog op ongeveer gezichtshoogte. Het leek alsof zij gek werd toen ze mijn zoon zag. Ik ben naar beneden gegaan met een bezemsteel om mijn zoon te beschermen. Toen ik beneden kwam zag ik haar rennen achter mijn zoon aan. Ik zag dat zij op borsthoogte van [A] (rechtbank: de buurjongen) een zwaaiende beweging met het mes maakte. Toen kwam ik met de bezemstok naar haar toe. Zij gilde dat ze mij en mijn zoon ging vermoorden. Ik vroeg haar om weg te gaan. Zij bleef roepen dat ze mij ging vermoorden. Ik sloeg haar met de bezemstok omdat ik het mes uit haar handen wilde slaan. Zij kwam vervolgens op mij afgerend. Toen volgde een worsteling. Tijdens het worstelen, daarmee bedoel ik dat ik zwaai met de stok en zij stekende bewegingen naar mij maakte, kwam mijn zoon naar buiten. Zij maakte een stekende beweging bovenlangs, waarmee ze uit had kunnen komen rond mijn gezicht. Ik weerde het mes af met mijn linkerhand. Het mes verwondde mijn hand. Mijn zoon weerde op dat moment met zijn andere hand haar mes af, hij heeft ook een wond aan zijn hand. Zij bleef op dat moment steken, zij heeft mij toen op mijn schouder geraakt. Ik lag op de grond en ik zag haar een stekende beweging maken naar mijn zoon.
Van [slachtoffer 2] is op 10 juni 2022 een letselbeschrijving opgemaakt door M. Wind, forensisch arts FMG. Hierin is het volgende opgenomen, zakelijk weergegeven:
1. Huidonderbreking (laceratie) borst rechts achter (rug), daarbij letsel spier schouderblad met bloeding in de spier. Geen aanwijzingen voor letsel in de borstkas. Geen vaatletsel.
Snijwond op de rug rechts ter hoogte van schouderblad: een lineaire huidonderbreking met een lengte van 5 cm en breedte na hechten ca 0,1 cm. 6 hechtdraden. Het letsel past goed bij de gemelde toedracht.
2. Oppervlakkige huidonderbreking (laceratie) pols links, geen peesletsel, geen verdenking breuk.
3. Bovenbeen rechts achterzijde: kleine huidonderbreking.
Door verbalisant [verbalisant 3] is op 18 mei 2022 een proces-verbaal van bevindingen van het uitlezen van de telefoon van verdachte opgemaakt. Hierin heeft hij gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Bij aanhouding had verdachte een mobiele telefoon bij zich die in beslag genomen werd. Ik heb de telefoon inhoudelijk onderzocht. Hierbij heb ik het volgende bevonden:
Contact [contactnaam] .
Gesprek 11 mei 2022 beginnend om 03.12 uur en 4.22 uur. Samengevat zinnen van de gebruiker van de telefoon:
“Wil een pistool”.
“Zorg dat je morgen 7 uur niet in dat huis bent”.
“Bereid om naar de gevangenis te gaan”.
“Ik heb iets besteld. Niemand raakt mij aan”.
Uit screenshots van het gesprek: ‘Dare go inside’, ‘I’m ready to go to jail’, ‘I want a gun’, ‘Tomorrow 7 I’ll make sure you don’t go in that house’.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverweging
De rechtbank stelt op basis van voornoemde bewijsmiddelen vast dat verdachte [slachtoffer 1] meermalen met een mes in de hals heeft gestoken. Ook stelt de rechtbank vast dat verdachte in de richting van het gezicht en in de schouder van [slachtoffer 2] heeft gestoken of gesneden.
De plekken waar verdachte de slachtoffers heeft gestoken zijn kwetsbaar gelet op de aanwezigheid van onder meer de slagader en de longen. Door het steken op deze plekken is het risico ontstaan dat de slachtoffers zouden komen te overlijden door de messteken.
Opzet
De rechtbank dient vervolgens de vraag te beantwoorden of verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de dood van aangevers.
Verdachte heeft in de ochtend van 11 mei 2022 aan [contactnaam] , haar (ex-)vriend, berichten gestuurd dat zij een pistool wil, dat [contactnaam] moet zorgen dat hij om 7 uur niet in dat huis is en dat zij bereid is om naar de gevangenis te gaan. [contactnaam] verbleef op dat moment in de woning waar ook [slachtoffer 2] verbleef.
Uit de verklaring van [slachtoffer 2] blijkt dat verdachte tegen haar geroepen heeft dat zij [slachtoffer 2] en haar zoon, [slachtoffer 1] , zou vermoorden.
Gelet op deze bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat verdachte vol opzet heeft gehad op de dood van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] .
De rechtbank acht daarom het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde, de pogingen tot doodslag, wettig en overtuigend bewezen.