ECLI:NL:RBMNE:2024:1568

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 maart 2024
Publicatiedatum
14 maart 2024
Zaaknummer
UTR 22/5107
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van een handhavingsverzoek gericht tegen hoogspanningsmasten en hoogspanningsverbinding

In deze zaak hebben eisers, wonende in [plaats], een handhavingsverzoek ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Ronde Venen, gericht tegen twee hoogspanningsmasten en een hoogspanningsverbinding. Het college heeft het verzoek afgewezen, stellende dat handhavend optreden onevenredig zou zijn. De rechtbank heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat de hoogspanningsmasten illegaal zijn, omdat zij zonder omgevingsvergunning zijn gebouwd. De rechtbank oordeelt dat het college onvoldoende heeft gemotiveerd waarom handhaving onevenredig zou zijn en vernietigt het primaire besluit. De rechtbank concludeert dat de rechtsgevolgen van het primaire besluit in stand blijven, wat betekent dat het college niet handhavend zal optreden. De rechtbank heeft ook de proceskosten van eisers toegewezen en het college opgedragen het griffierecht te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/5107

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 maart 2024 in de zaak tussen

[eiser 1] ,

[eiser 2],
[eiser 3],
allen uit [plaats] , en
[eiser 4], gevestigd in [vestigingsplaats] ,
samen eisers
(gemachtigde: mr. M.J.H. van Baalen)
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Ronde Venen, verweerder (het college)
(gemachtigde: mr. M.C. de Smidt).

Als derde-partij heeft TenneT TSO B.V. aan dit geding deelgenomen.

(gemachtigde: mr. M.J.O. Copier).
Partijen worden in deze uitspraak eisers, het college en TenneT genoemd.

Inleiding

1. Deze zaak gaat over een langlopend geschil tussen eisers en het college over twee hoogspanningsmasten en een hoogspanningsverbinding. Deze hoogspanningsmasten [nummer 1] en [nummer 2] staan ter hoogte van de percelen van eisers aan de [adres] en [nummer 3] in [plaats] . De hoogspanningsverbinding loopt vlakbij en deels over de percelen van eisers. Eisers hebben meerdere verzoeken gedaan bij het college om handhavend op te treden tegen de hoogspanningsmasten [nummer 1] en [nummer 2] , de hoogspanningsverbinding en het gebruik ervan. Deze verzoeken hebben geleid tot meerdere uitspraken van deze rechtbank [1] en een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) [2] .
2. Op 27 juni 2022 hebben eisers het college opnieuw verzocht om handhavend op te treden tegen het gebruik van de hoogspanningsmasten en de hoogspanningsverbinding.
3. Met het besluit van 30 augustus 2022 (het primaire besluit) heeft het college het handhavingsverzoek afgewezen. Na instemming van het college hebben eisers tegen het primaire besluit rechtstreeks beroep ingesteld bij de rechtbank. [3]
4. Het beroep van eisers is behandeld op de zitting van de enkelvoudige kamer van 31 mei 2023. De behandeling ter zitting is aangehouden om het college en TenneT in de gelegenheid te stellen om hun standpunten nader te onderbouwen. Aan het eind van de behandeling zijn partijen geïnformeerd dat deze zaak vanwege zijn omvang en complexiteit wordt verwezen naar de meervoudige kamer.
5. Op 29 juni 2023 heeft het college in een aanvullend stuk toegelicht hoe hij de gezondheidsbelangen van eisers bij deze zaak heeft betrokken. Vervolgens heeft TenneT op 29 juni 2023 een aanvullend stuk overgelegd waarin hij een toelichting geeft op de eigendomssituatie van de hoogspanningsmasten. Daarnaast heeft hij door middel van een rapport van 28 juni 2023 van [functie 1] [A] een toelichting gegeven op het belang van de 380 Kv-verbinding voor de Nederlandse energievoorziening. Namens eisers is op 16 augustus 2023 op de hiervoor beschreven toelichtingen gereageerd.
6. Op 30 januari 2024 hebben eisers een nadere reactie ingediend. Vervolgens heeft het college op 31 januari 2024 gereageerd. Tot slot heeft TenneT op 1 februari 2024 een nader stuk ingediend.
7. De zaak is door de meervoudige kamer behandeld op 15 februari 2024. Eisers waren daarbij aanwezig, bijgestaan door hun gemachtigde. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door [B] . TenneT heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Ook zijn verschenen [C] , [functie 2] , en [A] , [functie 1] allebei werkzaam bij TenneT.

Beoordeling door de rechtbank

8. Op 1 januari 2024 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) ingetrokken en is de Omgevingswet in werking getreden. Omdat voor die datum het handhavingsverzoek is ingediend, is in deze zaak de Wabo met de onderliggende regelingen nog van toepassing. Dat volgt uit het overgangsrecht van artikel 4.3 van de Invoeringswet Omgevingswet.
Omvang van het geding
9. Deze zaak is begonnen met het verzoek van eisers van 27 juni 2022. Daarin vragen eisers het college handhavend op te treden tegen de betreffende hoogspanningsverbinding en het gebruik daarvan, in al haar onderdelen en in de ruimste zin van het woord. Eisers wijzen er op dat dit verzoek uitsluitend ziet op de hierboven bedoelde twee masten, waarvan ondertussen vaststaat dat zij binnen de huidige planologie niet legaal aanwezig zijn.
Het handhavingsverzoek ziet naar het oordeel van de rechtbank op twee aspecten, namelijk
i) het gebruik van de hoogspanningsverbinding en
ii) het feit dat de masten zonder vergunning zijn opgericht en in stand worden gehouden.
Het verzoek met betrekking tot het gebruik
10. In het primaire besluit heeft het college het handhavingsverzoek afgewezen, omdat er volgens het college sprake is van een herhaald verzoek en er geen nieuwe feiten en omstandigheden zijn. [4] Het college verwijst daarbij naar het eerder ingediende handhavingsverzoek van 15 maart 2019. Dit verzoek heeft het college afgewezen met het besluit van 23 april 2019 en eisers hebben daartegen rechtsmiddelen ingesteld. Dit heeft geleid tot de uitspraak van de Afdeling van 22 juni 2022. [5] Volgens het college volgt uit deze uitspraak van de Afdeling dat geen sprake is van een overtreding met betrekking tot het gebruik van de hoogspanningsmasten en de hoogspanningsverbinding. Volgens het college zijn er in de procedure die hier voorligt geen nieuwe feiten en omstandigheden, zodat hij het herhaalde verzoek van 27 juni 2022 afwijst.
11. Eisers zijn het hier niet mee eens en voeren aan dat er wel nieuwe feiten en omstandigheden zijn. Volgens eisers moet in deze procedure in ieder geval als nieuw feit worden betrokken dat het college inmiddels erkent dat de hoogspanningsmasten zonder omgevingsvergunning zijn gebouwd en daarom illegaal zijn.
12. De rechtbank volgt eisers daarin niet. De erkenning door het college dat de hoogspanningsmasten illegaal zijn, houdt verband met het zonder omgevingsvergunning
bouwenvan de hoogspanningsmasten en kan zodoende niet worden gezien als een nieuw feit ten aanzien van het
gebruikvan de hoogspanningsmasten, waarvan eisers in deze zaak om handhaving hebben verzocht. Dit betekent dat het college het handhavingsverzoek voor zover dat ziet op het gebruik terecht heeft afgewezen, omdat sprake is van een herhaalde aanvraag.
13. Eisers hebben op zitting een nadere toelichting gegeven op hun handhavingsverzoek. Volgens eisers ziet het verzoek om handhavend op te treden tegen het gebruik ook op de hoeveelheid elektriciteit die door de hoogspanningsverbinding wordt getransporteerd en op de vraag of die hoeveelheid binnen de in het bestemmingsplan aangegeven magneetveldzone mogelijk is. Naar het oordeel van de rechtbank wordt met deze op zitting gegeven toelichting de omvang van het handhavingsverzoek uitgebreid. Uit vaste rechtspraak [6] volgt dat de reikwijdte van het handhavingsverzoek na het primaire besluit niet meer mag worden uitgebreid. De invulling die eisers op zitting aan hun handhavingsverzoek hebben gegeven volgt niet uit het oorspronkelijke verzoek van 27 juni 2022. De rechtbank ziet deze op de zitting gegeven invulling van het handhavingsverzoek daarom als een ongeoorloofde uitbreiding van het handhavingsverzoek en zal deze toelichting niet bij haar beoordeling betrekking.
14. Uit het hiervoor overwogene volgt dat het college het handhavingsverzoek voor zover dat ziet op het gebruik terecht heeft afgewezen omdat sprake is van een herhaalde aanvraag en er geen nieuwe feiten en omstandigheden zijn.
Het verzoek over het zonder vergunning in stand laten van de masten
15. Voor de verdere beoordeling van deze zaak is van belang dat tussen partijen niet meer in geschil is dat de hoogspanningsmasten illegaal zijn, omdat een omgevingsvergunning ontbreekt. Dit betekent dat er sprake is van een overtreding die bestaat uit het in stand laten van een illegaal gebouwd bouwwerk. [7] Het college is daarom bevoegd om daartegen handhavend op te treden.
16. Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van een overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisatie bestaat. Verder kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
17. Tussen partijen is niet in geschil, en ook de rechtbank stelt vast, dat geen sprake is van concreet zicht op legalisatie omdat op dit moment geen aanvraag om een omgevingsvergunning voor de hoogspanningsmasten is ingediend.
De belangen
18. Het college heeft zich in zijn besluitvorming op het standpunt gesteld dat handhavend optreden onevenredig is in verhouding tot de belangen die met handhaving gediend zijn. Het college heeft daarbij het belang van de gezondheid van eisers en andere omwonenden betrokken, de leveringszekerheid van elektriciteit en de mogelijke alternatieven voor de hoogspanningsmasten en de kosten daarvan. Het college heeft het gezondheidsbelang en de weging daarvan tijdens de beroepsprocedure met nadere stukken onderbouwd. TenneT heeft het belang van de leveringszekerheid van elektriciteit en de alternatieven nader toegelicht met het rapport van 28 juni 2023 van [A] , [functie 1] bij TenneT.
19. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college in zijn primaire besluit, dat hier ter beoordeling voorligt, onvoldoende gemotiveerd welke belangen hij heeft betrokken bij zijn standpunt dat handhaving onevenredig is. Het college heeft in dat besluit ook niet gemotiveerd welk gewicht hij aan deze belangen heeft toegekend. Het primaire besluit is daarom onzorgvuldig voorbereid en genomen in strijd met artikel 3:2, eerste lid, van de Awb. Dit betekent dat het primaire besluit moet worden vernietigd. Het beroep van eisers is daarom gegrond.
20. De rechtbank heeft het college in de gelegenheid gesteld om nader te onderbouwen waarom handhavend optreden in dit geval onevenredig is. Het college heeft van deze gelegenheid gebruik gemaakt en heeft een nadere toelichting gegeven op de belangen die volgens hem relevant zijn en hoe deze belangen moeten worden gewogen. De rechtbank moet vervolgens beoordelen of de nadere motivering van het college voldoende draagkrachtig is en of daarmee de rechtsgevolgen van het primaire besluit in stand kunnen blijven.
Gezondheid
21. Voor een nadere toelichting op de wijze waarop hij de gezondheidsbelangen bij zijn beoordeling heeft betrokken, heeft het college gewezen op het beleidsadvies van staatssecretaris Van Geel van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu uit 2005 en het herijkte beleid van de minister voor Klimaat en Energie van 21 april 2023. Op basis van de analyses uit het beleidsadvies is aan de Gezondheidsraad en het RIVM advies gevraagd. De conclusie van dit advies is dat er geen aanwijzingen zijn gevonden voor een oorzakelijk verband tussen blootstelling aan magnetische velden van hoogspanningslijnen en het ontstaan van leukemie bij kinderen. Het college heeft ter onderbouwing het beleidsadvies uit 2005 en het advies van de Gezondheidsraad en het RIVM overgelegd. Vanuit voorzorg is in het beleidsadvies als uitgangspunt genomen dat nieuwe situaties waarbij kinderen langdurig worden blootgesteld aan magneetvelden van bovengrondse hoogspanningslijnen, zoveel als redelijkerwijs mogelijk is, vermeden moet worden. Volgens het college is in deze zaak sprake van een bestaande situatie zodat voor de gezondheidsbelangen kan worden aangesloten bij het beleidsadvies en het advies van de Gezondheidsraad en de RIVM.
22. Eisers hebben hier op zitting tegenin gebracht dat de hoogspanningsmasten moeten worden gezien als een nieuwe situatie en dat daarom in hun geval moet worden uitgegaan van het voorzorgbeleid. Er is sprake van een nieuwe situatie, omdat de masten zijn gebouwd zonder omgevingsvergunning en illegaal zijn. Als het college de masten wil legaliseren, dan is er sprake van een nieuwe situatie. Door dit niet te betrekken in de beoordeling heeft het college onvoldoende rekening gehouden met de persoonlijke gezondheidssituatie van eisers. Daarbij speelt een rol dat één van de eisers op jonge leeftijd leukemie heeft gehad evenals een aantal kinderen uit de buurt.
23. De rechtbank is van oordeel dat het college de genoemde rapporten heeft kunnen betrekken bij de weging van de gezondheidsbelangen. Dit is, zoals het college ter zitting terecht heeft aangegeven, de best beschikbare wetenschappelijke informatie waarop de weging van de gezondheidsbelangen kan worden gebaseerd. Eisers hebben bovendien niet nader onderbouwd dat er, in afwijking van deze rapporten, wel causaal verband is aangetoond tussen gezondheidsklachten en de blootstelling aan magneetvelden. De rechtbank volgt eisers niet in hun stelling dat het college ten onrechte geen rekening heeft gehouden met hun persoonlijke gezondheidssituatie. Het college heeft naar het oordeel van de rechtbank op de zitting voldoende toegelicht dat hij de gezondheidssituatie van eisers wel bij zijn belangenafweging heeft betrokken, door te kijken naar de eerdergenoemde rapporten.
Bedrijfsbelangen
24. Daarnaast hebben eisers erop gewezen dat het college de belangen van hun bedrijf niet bij zijn beoordeling heeft betrokken. Volgens eisers zijn zij door de hoogspanningsmasten zeer beperkt in de mogelijkheden om hun bedrijf uit te breiden en worden zij daardoor ook in hun levensonderhoud en pensioenvoorziening aangetast.
25. De rechtbank volgt eisers hierin niet. Het college heeft hierover op de zitting terecht toegelicht dat de beperking voor het uitbreiden van het bedrijf voortkomt uit een wijziging van het bestemmingsplan en niet uit het al dan niet handhaven van de hoogspanningsmasten. Tegen de wijziging van het bestemmingsplan hebben eisers geen rechtsmiddelen ingesteld.
Leveringszekerheid van energie en alternatieven
26. TenneT heeft een notitie overgelegd van 28 juni 2023 van [A] , [functie 1] bij TenneT, In deze notitie wordt een toelichting gegeven op het belang van de 380 Kv-verbinding, waar de hoogspanningsmasten [nummer 1] en [nummer 2] onderdeel van uitmaken. Daaruit volgt dat de 380 Kv-verbinding essentieel is voor het transporteren van elektriciteit van Noordoost Nederland naar de regio Rotterdam en andersom en voor het transporteren van elektriciteit vanuit de regio Rotterdam naar Amsterdam. Daarnaast is de 380 Kv-verbinding een onmisbare schakel in internationale stroomtransporten. De ringstructuur zorgt ervoor dat in alle situaties in de vraag naar elektriciteit kan worden voorzien. Met het verwijderen van de hoogspanningsmasten [nummer 1] en [nummer 2] zou de ringstructuur worden doorbroken. Daardoor wordt de transportcapaciteit gereduceerd en wordt de vraag naar transportcapaciteit groter dan de beschikbare capaciteit. Dit leidt tot hogere kosten voor het in stand houden van de leveringszekerheid, afschakeling en meer storingen.
27. Eisers hebben hier op de zitting tegenin gebracht dat de notitie niet is opgesteld door een onafhankelijke deskundige en daardoor niet bij de belangenafweging kan worden betrokken. Op de zitting hebben eisers toegelicht dat zij de notitie hebben voorgelegd aan ing. [deskundige] van [bedrijf] . Eisers stellen dat door [deskundige] mondeling is toegelicht dat de conclusie uit de notitie van TenneT dat de kans op storingen toeneemt door het verwijderen van de desbetreffende hoogspanningsmasten niet te volgen is, omdat alleen bij overbelasting een storing kan plaatsvinden.
28. De rechtbank stelt vast dat eisers de reactie van [deskundige] niet op schrift hebben overgelegd. De rechtbank en de andere partijen hebben van die reactie alleen indirect kennis kunnen nemen. De mondelinge toelichting op de zitting vindt de rechtbank onvoldoende om het standpunt van eisers te onderbouwen.
29. De rechtbank volgt eisers niet in hun standpunt met betrekking tot de notitie van [A] . Daarbij stelt de rechtbank voorop dat de notitie is ingebracht in het kader van een belangenafweging. [A] is bovendien niet gepresenteerd als onafhankelijk deskundige, maar als specialist van TenneT. Met de notitie van een eigen specialist heeft TenneT zijn belang van het realiseren en in stand houden van een betrouwbare en constante elektriciteitsvoorziening inzichtelijk onderbouwd.
30. De rechtbank heeft TenneT in het verkort proces-verbaal gevraagd om ook in te gaan op mogelijke alternatieven voor de hoogspanningsmasten [nummer 1] en [nummer 1] en de gevolgen daarvan voor het energienet. In zijn notitie van 28 juni 2023 is [A] daarop ingegaan. Uit deze notitie volgt dat zowel het verplaatsen van de masten, als het ondergronds verkabelen geen geschikte alternatieven zijn. Het verplaatsen van de hoogspanningsmasten [nummer 1] en [nummer 2] brengt in ieder geval de verplaatsing van 4 tot 6 andere bestaande hoogspanningsmasten met zich. Een dergelijk proces duurt naar verwachting 3 tot 5 jaar en kost ongeveer € 11.600.000,-. Voor het verkabelen geldt dat dit leidt tot een lagere beschikbaarheid, wat niet wenselijk is voor het belangrijke aandeel aan elektriciteit die de 380 kV-ring levert. Bovendien is de kans op storingen bij ondergrondse verbindingen groter en duurt reparatie vaak enkele weken.
31. Eisers hebben in hun reactie de toelichting uit de notitie van [A] in twijfel getrokken. Volgens eisers is het belang van de 380 kV-ring onvoldoende onderbouwd en is onvoldoende inzichtelijk gemaakt dat het verplaatsen van de masten tot hogere kosten en meer storingen gaat leiden. Bovendien stellen eisers dat onvoldoende is onderzocht dat verkabelen een geschikt alternatief is. Eisers hebben daarbij toegelicht dat de langere reparatieduur ondervangen kan worden door extra kabels aan te leggen die in het geval van een storing gebruikt kunnen worden.
32. In wat eisers hebben aangevoerd ziet de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de alternatieven die [A] in zijn notitie heeft beschreven en de gevolgen daarvan. Eisers hebben met algemene opmerkingen de inhoud van de notitie betwist, maar hebben hun twijfels niet onderbouwd. Ook is niet onderbouwd dat het aanleggen van extra kabels de reparatieduur bij een ondergronds tracé kan verkorten.
33. De rechtbank is van oordeel dat het college de notitie van [A] terecht heeft meegenomen in de belangenafweging.
De belangenafweging
34. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college met de nadere onderbouwing voldoende inzichtelijk gemaakt welke belangen hij heeft betrokken bij zijn standpunt dat handhaving onevenredig is en hoe hij deze belangen heeft gewogen. Het college heeft bij zijn belangenafweging de gezondheid van eisers en andere omwonenden betrokken. Daartegenover heeft hij het algemeen belang betrokken van een betrouwbare en constante elektriciteitslevering en tot slot heeft hij de financiële belangen van TenneT bij zijn beoordeling betrokken. De uitkomst van de belangenafweging is dat het college het belang van een betrouwbare en constante elektriciteitsvoorziening zwaarder laat wegen dan de belangen van eisers en dat hij daarom handhaving met betrekking tot de hoogspanningsmasten onevenredig vindt in verhouding tot de belangen van eisers. Bij de weging van de belangen kon het college naar het oordeel van de rechtbank als uitgangspunt nemen dat er geen oorzakelijk verband is tussen gezondheidsschade en de blootstelling aan magneetvelden. Met betrekking tot de beperkte bedrijfsmogelijkheden mocht het college betrekken dat eisers niet zijn opgekomen tegen een eerdere wijziging van het bestemmingsplan, waar die beperkingen uit voortkomen. Gelet hierop heeft het college in redelijkheid een zwaarder belang mogen toekennen aan de leveringszekerheid van elektriciteit in Nederland. Dit betekent dat het college naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid heeft kunnen afzien van handhaving omdat dat onevenredig is. De rechtsgevolgen van het primaire besluit blijven daarom in stand.
De rechtszekerheid
35. Het college heeft aan de afwijzing van het handhavingsverzoek ook ten grondslag gelegd dat handhavend optreden in strijd is met de rechtszekerheid. Eisers hebben daar gronden tegen ingebracht. De rechtbank komt niet toe aan bespreking van deze grondslag. Uit deze uitspraak volgt dat het college naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid kan afzien van handhaving omdat dit onevenredig is. Beantwoording van de vraag of handhaving al dan niet in strijd is met de rechtszekerheid kan dan niet meer tot een andere uitkomst leiden.

Conclusie

36. Uit deze uitspraak volgt dat het college met de nadere toelichting voldoende draagkrachtig heeft gemotiveerd welke belangen hij bij heeft betrokken bij zijn standpunt dat handhavend optreden onevenredig is en dat het college ook voldoende inzichtelijk heeft gemaakt hoe hij deze belangen heeft gewogen. Het college kon daarom in redelijkheid afzien van handhavend optreden. Omdat deze motivering niet uit het primaire besluit volgt, moet het primaire besluit worden vernietigd. Het beroep is daarom gegrond. De rechtsgevolgen van het primaire besluit blijven in stand.
37. Omdat het beroep gegrond is veroordeelt de rechtbank het college in de door eiser gemaakte proceskosten. De vergoeding daarvan wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 3,5 punt op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 2 punten voor het verschijnen ter zitting en 0,5 punt voor het indienen van een reactie op de nadere toelichting van het college). Die punten hebben een waarde van € 875,- met een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 3.062,5.
38. Eisers hebben daarnaast verzocht om vergoeding van hun reiskosten van € 35,40 (3 x een dagretour Abcoude – Utrecht à € 11,80) en de vergoeding van verletkosten van € 190,- (4 uur x € 47,50 p/u). Eisers hebben zowel bij de eerste, als bij de tweede zitting om vergoeding van hun reis- en verletkosten gevraagd. De totale gevraagde vergoeding voor reiskosten komt daarmee op € 70,80 en voor verletkosten op € 380,-.
39. Het college heeft op de zitting toegelicht dat hij geen bezwaar heeft tegen de door eisers ingediende reis- en verletkosten.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het primaire besluit van 30 augustus 2022;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het primaire besluit van 30 augustus 2022 in stand blijven;
- draagt het college op het betaalde griffierecht van € 365,- aan eisers te vergoeden;
- veroordeelt het college in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 3.513,30.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M. van der Linde, voorzitter, en J.R. van Es-de Vries en S.C.A. van Kuijeren, leden, in aanwezigheid van mr. C.H. Verweij, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 14 maart 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

3.Dit volgt uit artikel 7:1a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
4.Gelet op het bepaalde in artikel 4:6 van de Awb.
6.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de ABRvS van 19 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1529, ro. 3.1.
7.Artikel 2.3a, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)