ECLI:NL:RBMNE:2021:796
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen de vaststelling van arbeidsongeschiktheid op basis van WIA door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 23 februari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. C. Steijgerwalt, en de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), vertegenwoordigd door M. Tieman. Eiseres had een WIA-uitkering aangevraagd na een CVA en was aanvankelijk voor 36,48% arbeidsongeschikt geacht. Na bezwaar werd dit percentage verhoogd naar 52,89% en later naar 54,2%. Uiteindelijk heeft het UWV in een nieuw besluit de arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 59,75%. Eiseres was het niet eens met deze vaststelling en heeft beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het procesverloop en de argumenten van eiseres zorgvuldig overwogen. Eiseres voerde aan dat het UWV onvoldoende informatie had opgevraagd bij haar behandelaars en dat de geduide functies niet passend waren. De rechtbank oordeelde dat het UWV de besluiten op zorgvuldige wijze had genomen, waarbij de rapportages van de verzekeringsartsen voldoende onderbouwd waren. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de medische beoordeling en dat de geduide functies geschikt waren voor eiseres.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en veroordeelde het UWV in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.068,-, alsook in de vergoeding van het griffierecht van € 48,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.