ECLI:NL:RBMNE:2023:7624

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 juli 2023
Publicatiedatum
20 maart 2024
Zaaknummer
UTR 22/5936
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake bijstandsuitkering en procesbelang

Op 26 juli 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere. Eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van het college van 23 november 2022, waarin het bezwaar van eiseres ongegrond was verklaard en haar bijstandsuitkering vanaf 1 november 2022 weer volledig betaalbaar was gesteld. De rechtbank heeft het beroep van eiseres niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiseres geen procesbelang meer had bij een inhoudelijke beoordeling van haar beroep. Eiseres ontving vanaf 4 maart 2022 een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet en had een arbeidscontract bij een uitzendbureau. Het college had de uitkering geblokkeerd vanwege de mogelijkheid dat eiseres geen recht meer had op bijstand door haar werkzaamheden. Eiseres voerde aan dat het college ten onrechte haar uitkering had geblokkeerd en dat zij in financiële problemen was gekomen. De rechtbank oordeelde echter dat eiseres met haar beroep geen resultaat meer kon bereiken, aangezien haar uitkering al was hersteld en de door haar ontvangen inkomsten waren verrekend. De rechtbank concludeerde dat het beroep niet-ontvankelijk was en dat eiseres geen recht had op terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Almere
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/5936
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 juli 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: A. Stokhof),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere(
het college),verweerder
(gemachtigde: mr. P.R. Klijn).

Zitting

De rechtbank heeft het beroep van eiseres tegen het bestreden besluit van het college van 23 november 2022 op 26 juli 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het college.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan. De motivering van die uitspraak vermeldt de rechtbank hierna onder de beslissing.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Inleiding

Eiseres ontvangt vanaf 4 maart 2022 een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet (Pw). Op 20 september 2022 meldt eiseres bij het college dat zij vanaf 1 september 2022 32 uur per week werkt bij het uitzendbureau [uitzendbureau] . Eiseres heeft een arbeidscontract dat loopt van 1 september 2022 tot en met 31 augustus 2023. Het college blokkeert vervolgens de uitkering van eiseres vanaf 1 september 2022, omdat de kans bestaat dat eiseres door haar werkzaamheden vanaf dat moment geen recht meer heeft op bijstand.
Met het besluit van 6 oktober 2022 (het primaire besluit) heeft het college de uitkering van eiseres voor de maand september 2022 hervat en de uitkering van eiseres met ingang van 1 oktober 2022 geblokkeerd in afwachting van een salarisstrook over de maand september 2022. Eiseres heeft op 15 november 2022 bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Hierbij heeft eiseres haar salarisstrook over de maand september 2022 overgelegd waaruit volgt dat zij netto € 1.818,09 aan loon heeft ontvangen.
3. Met het bestreden besluit van 23 november 2022 heeft het college het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Ook heeft het college de bijstandsuitkering vanaf 1 november 2022 weer volledig betaalbaar gesteld. Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.

Standpunten partijen

Het bestreden besluit
4. Het college beslist dat het blokkeren van de uitkering per 1 oktober 2022 niet onrechtmatig was gelet op de door eiseres verstrekte informatie. Het college heft de blokkering van de uitkering per 1 oktober 2022 weer op. Het college betaalt de uitkering over de maand oktober niet uit, omdat het de inkomsten van eiseres over de maand september 2022 verrekent met de maand oktober 2022. Omdat het arbeidscontract van eiseres per 25 september 2022 is beëindigd, stelt het college de uitkering vanaf 1 november 2022 weer betaalbaar.
Standpunt eiseres
5. Eiseres voert aan dat het college ten onrechte haar uitkering over vanaf 1 oktober 2022 heeft geblokkeerd. Hierbij wijst eiseres erop dat het college haar uitkering over de maand september al had stopgezet en wist dat haar arbeidsovereenkomst per eind september 2022 was beëindigd. Er was geen reden meer om te veronderstellen dat eiseres in oktober 2022 geen recht op een uitkering zou hebben. Eiseres is door het blokkeren van de uitkering in de maand oktober 2022 in ernstige financiële problemen gekomen. Als eiseres geen bezwaar had gemaakt met behulp van een juridisch adviseur was haar uitkering niet hervat. Eiseres stelt dat het college haar bezwaar gegrond had moeten verklaren en verzoekt om het beroep gegrond te verklaren. Eiseres heeft desgevraagd in haar brief van 17 juli 2023 aan de rechtbank toegelicht dat zij nog een belang bij de beoordeling van haar beroep om te voorkomen dat het college in de toekomst niet onterecht haar uitkering blokkeert. Eiseres vindt verder dat zij procesbelang heeft, omdat in ieder geval voor het beroep is gevraagd om een proceskostenveroordeling.

Beoordeling door de rechtbank

6. De rechtbank oordeelt dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat eiseres geen procesbelang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van haar beroep. De rechtbank overweegt als volgt.
7. Uit vaste rechtspraak volgt dat pas sprake is van (voldoende) procesbelang indien het resultaat dat de indiener van een bezwaar- of beroepschrift met het maken van bezwaar of het indienen van beroep nastreeft, daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben. Het hebben van een alleen maar formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van (voldoende) procesbelang. [1]
8. Uit het dossier volgt dat het college op 6 oktober 2022 de bijstandsuitkering van eiseres over de maand september heeft gedeblokkeerd en in afwachting van de salarisstrook vervolgens over de maand oktober 2022 heeft geblokkeerd. Het college heeft de uitkering van eiseres over de maand september 2022 betaald. Naar aanleiding van de in bezwaar op 15 november 2022 overgelegde salarisstrook heeft het college de uitkering vanaf oktober 2022 weer hervat, waarbij het college het inkomen van eiseres over de maand september heeft verrekend met de uitkering over de maand oktober 2022. Vanaf de maand november 2022 heeft het college de bijstandsuitkering weer volledig betaalbaar gesteld. Ter zitting heeft eiseres verklaard dat zij de verrekening niet betwist en dat de uitgekeerde bedragen ook niet in geschil zijn, maar dat het college het bezwaar gegrond moest verklaren omdat dit terecht is ingesteld. Eiseres wenst een principiële uitspraak om te voorkomen dat het college in de toekomst op willekeurige momenten de uitkering gaat blokkeren. De rechtbank stelt vast dat eiseres in feite alleen erkenning wenst dat het college onrechtmatig tegenover haar heeft gehandeld. Die rechtbank oordeelt dat dit alleen een principieel belang is. Gelet op het toetsingskader is dat onvoldoende voor het hebben van procesbelang. Eiseres kan met haar beroep dus niet meer bereiken, dan zij nu heeft bereikt. Haar bijstandsuitkering is al hersteld over de maand oktober en de door eiseres ontvangen inkomsten zijn verrekend.
9. Eiseres heeft in bezwaar niet verzocht om een vergoeding van de proceskosten in bezwaar. Dit betekent dat de rechtbank het college niet meer kan veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Dit volgt uit artikel 7:15, derde lid van de Awb en vaste rechtspraak. [2] Hierin is dus ook geen procesbelang gelegen. Dat eiseres in beroep wel heeft verzocht om proceskostenvergoeding maakt dit niet anders. Uit vaste rechtspraak volgt dat als een beroep niet-ontvankelijk is vanwege het ontbreken van procesbelang, geen procesbelang kan worden ontleend aan de wens om in beroep een proceskostenvergoeding te krijgen. [3]

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt dus de zaak niet inhoudelijk. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.
11. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 26 juli 2023 door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van mr. R.G.A. Beijen, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld ECLI:NL:CRVB:2021:1651 ro. 4.6.
2.Zie bijvoorbeeld ECLI:NL:CRVB:2018:690.