ECLI:NL:RBMNE:2023:7097

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 december 2023
Publicatiedatum
29 december 2023
Zaaknummer
UTR 23 / 6181
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Sluiting van een woning op grond van de Opiumwet na aantreffen van cocaïne en andere verdovende middelen

Op 29 december 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak waarin de burgemeester van de gemeente Nieuwegein de woning van verzoekster heeft gesloten op grond van artikel 13b van de Opiumwet. De sluiting volgde na het aantreffen van een handelshoeveelheid cocaïne en andere verdovende middelen in de woning. Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen de sluiting en vroeg om een voorlopige voorziening om de sluiting op te schorten. De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten, gezien de aangetroffen hoeveelheid drugs en de ernst van de situatie. De voorzieningenrechter concludeerde dat de burgemeester voldoende aanleiding had om te veronderstellen dat de woning betrokken was bij zware georganiseerde criminaliteit, mede door de aanwezigheid van contant geld, wapens en vuurwerk. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en de schorsing van de sluiting opgeheven, waarbij de burgemeester werd veroordeeld tot betaling van proceskosten aan verzoekster. De uitspraak benadrukt de noodzaak van de sluiting ter bescherming van het woon- en leefklimaat en het herstel van de openbare orde.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/6181
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 29 december 2023 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoekster] , uit [woonplaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. A.M.J. Comans),
en

de burgemeester van de gemeente Nieuwegein

(gemachtigde: mr. J.B. van Doorn).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter over de opheffing of wijziging van de bij uitspraak van 19 december 2023 getroffen voorlopige voorziening in het geding tussen partijen.
1.1.
In het bestreden besluit van 18 december 2023 heeft de burgemeester bepaald dat de woning van verzoekster aan de [adres] in [woonplaats] met ingang van 19 december 2023 om 17.00 uur voor drie maanden wordt gesloten op grond van artikel 13b van de Opiumwet.
1.2.
Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter tevens gevraagd om de sluiting van haar woning op te schorten totdat is beslist op haar bezwaar.
1.3.
Op 19 december 2023 heeft de voorzieningenrechter aanleiding gezien bij wijze van ordemaatregel het besluit van 18 december 2023 te schorsen vooruitlopend op de behandeling van het verzoek op zitting.
1.4.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 29 december 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster, de gemachtigde van verzoekster en de gemachtigde van de burgemeester.
1.5.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Totstandkoming van het besluit

2. Op 6 december 2023 heeft de politie Midden-Nederland naar aanleiding van relevante informatie een onderzoek ingesteld op het adres [adres] in [woonplaats] , de woning van verzoekster. De politie heeft, na het doen van een aantal waarnemingen, de woning doorzocht en de bevindingen opgesteld in de bestuurlijke rapportage van 8 december 2023. Op 11 december 2023 heeft de politie een aanvullende bestuurlijke rapportage opgesteld met aanvullende feiten en omstandigheden vanuit het opsporingsonderzoek. De burgemeester is geïnformeerd over de bestuurlijke rapportages en heeft aanleiding gezien om de woning van verzoekster te sluiten. De burgemeester heeft verzoekster op 12 december 2023 op de hoogte gebracht van het voornemen om de woning te sluiten. Op 14 december 2023 heeft verzoekster haar zienswijze tegen de sluiting ingebracht. Op 18 december 2023 heeft de burgemeester het besluit genomen waarin is bepaald dat de woning wordt gesloten.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3. Op grond van artikel 8:87, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter, ook ambtshalve, een voorlopige voorziening opheffen of wijzigen.
4. De voorzieningenrechter zal beoordelen of aanleiding bestaat de bij uitspraak van 19 december 2023 getroffen voorlopige voorziening op te heffen of te wijzigen.
5. De voorzieningenrechter heft de bij uitspraak van 19 december 2023 toegewezen voorlopige voorziening op. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.

Is de burgemeester bevoegd de woning te sluiten?

6. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester bevoegd is om de woning te sluiten.
6.1.
Uit vaste rechtspraak van de Afdeling volgt dat artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Opiumwet naar zijn tekst niet van toepassing is bij de enkele aanwezigheid van drugs in een pand. Gezien de woorden "daartoe aanwezig" moeten de drugs met een bepaalde bestemming aanwezig zijn, dat wil zeggen voor verkoop, aflevering of verstrekking. Als uitgangspunt wordt aanvaard dat bij aanwezigheid van meer dan 0,5 gram harddrugs de aangetroffen hoeveelheid harddrugs in beginsel (mede) bestemd wordt geacht voor de verkoop, aflevering of verstrekking. Het ligt in dat geval op de weg van verzoekster om het tegendeel aannemelijk te maken. Als het tegendeel niet aannemelijk wordt gemaakt, dan is de burgemeester op grond van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Opiumwet bevoegd om voor het pand een last onder bestuursdwang op te leggen. [1]
6.2.
De bestuurlijke rapportages bieden voldoende aanleiding voor de conclusie dat in de woning drugs aanwezig was voor de verkoop, aflevering of verstrekking van drugs. Zo volgt uit de bestuurlijke rapportages dat op 6 december 2023 omstreeks 09:55 uur een persoon (N1) de woning aan de [adres] binnenging. Na drie minuten verliet N1 de woning weer met een zwarte tas en een koffertje. Zij is een auto ingestapt en naar een andere woning in [woonplaats] gereden. Daar ging zij naar binnen met de tas en het koffertje. Korte tijd later stapte N1 weer in de auto en reed vervolgens ergens anders naartoe. De politie is de woning van N1 binnengetreden en trof daar de tas en het koffertje aan. N1 heeft tegenover de politie verklaard dat zij de tas en het koffertje uit de woning aan de [adres] had meegenomen. In het koffertje werden goederen aangetroffen voor het verzegelen van meterkasten en gereedschappen. Uit de politiepraktijk is bekend dat een verzegelingsapparaat wordt gebruikt om een meterkast opnieuw te verzegelen na het aftappen van stroom voor bijvoorbeeld hennepkwekerijen. In de tas zijn de volgende goederen aangetroffen:
  • 18 gevulde ponypacks met in totaal 7,31 gram cocaïne;
  • een contact geldbedrag van € 33.840,- in verschillende coupures, waaronder kleine;
  • een contact geldbedrag van in totaal 3.450 Marokkaanse dirhams,
  • een contant geldbedrag van 8.650 AED (munteenheid van de Verenigde Arabische Emiraten).
De voorzieningenrechter vindt het voldoende aannemelijk dat de inhoud van de inbeslaggenomen tas en het koffertje op 6 december 2023 in de woning van verzoekster aanwezig is geweest. Uit de bestuurlijke rapportage volgt namelijk dat de tas en het koffertje door N1 (die met lege handen aankwam) zijn meegenomen vanuit de woning aan de [adres] en dat deze vanaf het moment van het verlaten van die woning tot aan de aankomst in de andere woning altijd in het zicht is geweest van de politie. Op deze route zijn er geen andere personen dan N1 in aanraking geweest met de tas en het koffertje. Uit de bestuurlijke rapportage blijkt ook niet dat er andere personen in de woning van N1 aanwezig waren. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om aan deze informatie van de politie te twijfelen. Verzoekster haar stelling, dat N1 valselijk zou hebben verklaard dat zij de drugs uit de woning van verzoekster zou hebben meegenomen, is niet aannemelijk.
6.3.
Gelet op het voorgaande heeft de burgemeester zich op het standpunt mogen stellen dat in de woning een hoeveelheid harddrugs aanwezig is geweest die is bestemd voor de verkoop, aflevering of verstrekking daarvan. Verzoekster heeft met haar gronden het tegendeel niet aannemelijk gemaakt. De enkele stellingen van verzoekster dat de aangetroffen hoeveelheid cocaïne de gebruikershoeveelheid niet ernstig overschrijdt, dat de cocaïne niet van haar is en er geen indicaties voor drugshandel waren, zijn onvoldoende om de aangetroffen hoeveelheid cocaïne niet als handelshoeveelheid aan te merken. [2]

Is de sluiting van de woning noodzakelijk?

7. De voorzieningenrechter is van oordeel de burgemeester heeft mogen aannemen dat de sluiting van de woning noodzakelijk is.
7.1.
Uit vaste rechtspraak van de Afdeling volgt dat voor de beoordeling van de noodzaak van een sluiting gekeken moet worden of de burgemeester met een minder ingrijpend middel had kunnen volstaan. Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding moet worden beoordeeld in hoeverre de sluiting noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde. Hiervoor kunnen verschillende omstandigheden relevant zijn. [3]
7.2.
Van belang voor de ernst en omvang van de overtreding is of de drugs feitelijk in of vanuit de woning werden verhandeld. Uit de bestuurlijke rapportages volgt dat er “loop” naar de woning is waargenomen, namelijk op 6 december 2023 door N1 die de tas met daarin de drugs uit de woning heeft opgehaald. Daarbij is verder relevant dat de in de tas aangetroffen ponypacks
met bepaalde opdrukzijn te linken aan een groter drugsnetwerk. Verder volgt uit de bestuurlijke rapportage dat de politie, enkele uren nadat N1 de woning had verlaten, de minderjarige zoon van verzoekster hun woning via de achterkant zag verlaten. De zoon had een plastic tas bij zich die hij tijdens zijn vlucht in een prullenbak gooide. Later bleek dat in deze tas verpakkingsmateriaal zat voor verdovende middelen (lege gripzakjes). Vervolgens is de woning van verzoekster doorzocht. Daar zijn de volgende goederen aangetroffen:
  • een replica singleshot wapen;
  • een luchtdrukwapen;
  • een contant geldbedrag van € 4.390,-, bestaande uit verschillende coupures;
  • 16 telefoons, waaronder een aantal prepaid telefoons;
  • negen kilo aan categorie-4 vuurwerk.
Deze aangetroffen voorwerpen maken dat de burgemeester ervan uit heeft mogen gaat dat het gaat om een ernstige situatie. Dat het aantreffen van deze voorwerpen geen rol kunnen spelen bij de sluiting van de woning, volgt de voorzieningenrechter niet. Verzoekster heeft geen goede uitleg gegeven waarom deze spullen in haar woning zijn aangetroffen. Verder is relevant dat verzoekster onlangs is veroordeeld voor het witwassen van € 95.000,-. Niet valt in te zien waarom deze veroordeling geen rol kan spelen bij de sluiting van de woning, ook al ziet dit op feiten van tot november 2021. In de woning en in de koffer/tas afkomstig uit de woning is immers € 4.390,- en € 33.840,- aan contant geld aangetroffen. De voorzieningenrechter vindt dat de burgemeester een minder ingrijpende maatregel onvoldoende heeft mogen vinden. Het ter zitting gedane beroep op de toepassing van het
Rotterdamse beleid is onvoldoende onderbouwd. De feiten en omstandigheden waar de burgemeester in een zaak heeft volstaan met een waarschuwing en geen sluiting zijn niet duidelijk.

Is de sluiting van de woning evenwichtig?

8. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester de sluiting van de woning voor drie maanden evenwichtig mag vinden. Daarbij is van belang dat niet alleen een handelshoeveelheid cocaïne vanuit de woning is aangetroffen, maar ook lege gripzakjes komend uit die woning, een wapen, een replica van een wapen, grote bedragen contant geld en zwaar vuurwerk. Ook zijn de aangetroffen pony packs te linken aan een groter drugsnetwerk. Hierdoor is voldoende aannemelijk dat de woning betrokken is bij zware georganiseerde criminaliteit. Ook kan niet worden gezegd dat verzoekster geen enkel verwijt treft, enkel omdat zij geen weet zou hebben van de in haar woning aangetroffen spullen. Van een bewoner van de woning mag verwacht worden dat zij bekend is met het gebruik van de verschillende vertrekken van de woning en de daarin aanwezige goederen. [4] Verzoekster heeft niet voldoende onderbouwd waarom een deel van de aangetroffen goederen niet van haar zouden zijn of daar zonder dat zij het kon weten aanwezig waren. Daarnaast hoefde de burgemeester er niet vanuit te gaan dat de gevolgen van de woningsluiting onevenredig bezwarend zijn. Ter zitting heeft verzoekster immers aangegeven dat het mogelijk zou zijn om bij familie of vrienden te verblijven, maar dat dit, om diverse redenen, niet wenselijk is. De mogelijkheid is er dus wel. Over de meerderaruge dochter merkt de voorzieningenrechter op dat zij geen bijzondere binding heeft met de woning. Het is de eigen keuze van de dochter geweest om na 6 december 2023 terug te keren naar de woning om bij haar moeder te verblijven. Dat is voorstelbaar, maar kan niet meewegen bij de beoordeling van de sluiting. Over de minderjarige zoon van verzoekster merkt de voorzieningenrechter op dat hij op dit moment in voorlopige hechtenis zit. Er wordt door verzoekster gesteld dat het er naar uitziet dat de voorlopige hechtenis wordt geschorst. Het is voor de voorzieningenrechter op dit moment niet te verifiëren wat er precies is gezegd tijdens de zitting gevangenhouding over hulpverlening, reclassering en/of kinderbescherming. Feit is dat zijn voorlopige hechtenis op 21 december 2023 is verlengd met dertig dagen en dat het onzeker is of hij überhaupt medio januari geschorst gaat worden vanuit zijn voorlopige hechtenis.

Conclusie en gevolgen

9. Tijdens de zitting is een aantal zaken besproken die aanscherping dan wel correctie behoeven in een beslissing op bezwaar (zoals de opmerking op pagina 5 van het besluit over het aantreffen van softdrugs en de op pagina 4 genoemde datum van een eerdere doorzoeking in november 2021), maar die raken niet aan de kern van de bezwaren van verzoekster. Gelet op het voorgaande in deze uitspraak is er geen reden om te veronderstellen dat het bestreden besluit in bezwaar geen stand zal kunnen houden. De voorzieningenrechter zal de bij wijze van ordemaatregel uitgesproken schorsing van het besluit opheffen en het verzoek verder afwijzen. Dat betekent dat de burgemeester de woning mag sluiten.
10. Ook al wordt het verzoek verder afgewezen, de voorzieningenrechter zie aanleiding de burgemeester deels te veroordelen in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Dit omdat verzoekster genoodzaakt was door de korte termijn tussen de dreigende sluiting en het besluit zich tot de voorzieningenrechter te wenden met het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening. Verzoekster heeft, als gevolg van dat verzoek, van de voorzieningenrechter op 19 december 2023 een uitspraak verkregen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt verzoekster een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft het verzoekschrift ingediend. Elke proceshandeling heeft een waarde van € 837,-. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 837,-.
11. Voor vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.
12. Partijen zijn erop gewezen dat tegen deze mondelinge uitspraak geen hoger beroep of verzet openstaat.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- heft op de bij wijze van voorlopige voorziening uitgesproken schorsing van 19 december 2023 van het besluit van de burgemeester van de gemeente Nieuwegein van 18 december 2023 tot sluiting van de woning aan de [adres] voor de duur van drie maanden;
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af;
- veroordeelt de burgemeester tot betaling van € 837,- aan proceskosten aan verzoekster.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 29 december 2023 door mr. M. Eversteijn, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S. Westerhof, griffier.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zie rechtsoverweging 3.2 van de uitspraak van de Afdeling van 8 november 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:4117).
2.Zie rechtsoverweging 3.3. van de uitspraak van de Afdeling van 19 juli 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:2776).
3.Zie de uitspraak van de Afdeling van 21 december 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:3906).
4.Zie ter illustratie rechtsoverweging 4.3.1. van de uitspraak van de Afdeling van 8 november 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:4117).