Uitspraak
RECHTBANK Midden-Nederland
1.De procedure
2.De feiten
[C] , Executive Director, en [D] , Associate Director.
20 maart 2023 heeft [C] van [onderneming 1] aan [verzoeker] meegedeeld dat [onderneming 1] en de medebestuurders van [onderneming 2] het vertrouwen in hem als CFO van de onderneming hebben verloren. [verzoeker] is daarbij direct vrijgesteld van werkzaamheden. Daarnaast werd [verzoeker] een uitnodiging voor de Buitengewone Algemene Vergadering van Aandeelhouders (BAVA) op 20 april 2023 overhandigd, met het voornemen om [verzoeker] als bestuurder te ontslaan als agendapunt.
[onderneming 4] is een turn around case waarbij complexe integratievraagstukken spelen. Sinds de overname van [onderneming 4] is het beeld ontstaan dat [verzoeker] de eindverantwoordelijkheid als CFO onvoldoende invult en beheerst, wat op 4 januari 2023 met hem is besproken. Het functioneren bleek in januari en februari 2023 ondermaats: in het [onderneming 5] (overname) traject was [verzoeker] onvoldoende aangesloten, in het herfinancieringstraject had hij veel support nodig van de aandeelhouder en op cruciale onderdelen is de controle onvoldoende gebleken. [verzoeker] is niet meer ‘in control’ en beslissingen blijken niet ‘fact based’.
21 april 2023 de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] opgezegd per 1 augustus 2023. Voor de ontslagreden heeft [verweerster] verwezen naar wat tijdens de BAVA aan de orde is gekomen en naar de notulen van de BAVA die later zijn verstrekt. [verweerster] kwalificeert de ontslagreden primair als de grond genoemd in artikel 7:669 lid 3 sub g BW, subsidiair
sub h en meer subsidiair sub i. In de opzeggingsbrief heeft [verweerster] onder meer toegezegd dat zij [verzoeker] een transitievergoeding van € 58.309,97 bruto zal betalen.
3.Het verzoek
5.De beoordeling
- Er bestaan inmiddels ook zorgen met betrekking tot de financiële huishouding en rapportages op het niveau van [onderneming 2] . Per 15 maart loopt [onderneming 2] bijvoorbeeld al 3 maanden achter in rapportage (de laatste maandrapportage dateert november 2023). Nota bene: op zowel stand-alone [onderneming 4] als ook op groepsniveau is er nog geen enkele rapportage ontvangen.
- (..)
Hairstyle)). Ook met de gevolgen van het ontslag kan rekening worden gehouden, voor zover die gevolgen zijn toe te rekenen aan het verwijt dat de werkgever kan worden gemaakt. Het gaat er uiteindelijk om dat de werknemer wordt gecompenseerd voor het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever.
1 augustus 2024 een andere baan heeft gevonden, tegen 30% lager salaris. Op basis van deze inschattingen heeft [verzoeker] het inkomen (vast en variabel) dat hij tussen
1 augustus 2023 en 1 maart 2026 misloopt, verminderd met WW-uitkering, een totaalbedrag van € 256.105,20 bruto, als uitgangspunt genomen. Daarnaast heeft [verzoeker] gesteld dat hij een pensioenschade oploopt ter hoogte van € 56.833,-, op basis van gederfde werkgeversbijdragen tot 1 maart 2026. Tot slot heeft [verzoeker] verzocht het ernstig verwijtbare handelen van [verweerster] mee te wegen bij de omvang van de billijke vergoeding en op basis van 12 maandsalarissen, vast en variabel, € 164.498,40 toe te kennen.
€ 4.028,08. Het laatstverdiende loon van [verzoeker] is € 9.915,00 bruto; het verschil tussen dit laatstverdiende loon en 75% van het maximum maandloon bedraagt € 5.599,20. Het verschil tussen het laatstverdiende loon en 70% van het maximum maandloon bedraagt € 5.886,92. Afgerond komt dat uit op een bedrag van € 17.085,32 bruto ((2 maanden x
€ 5.599,20 =) € 11.198,40 + 1 maand van € 5.886,92). Vermeerderd met 8% vakantietoeslag, leidt dat tot een bedrag van € 18.452,15. Afgerond komt dit uit op een bedrag van € 19.000,00 bruto.
€ 164.498,40 toe te kennen. [verweerster] bestrijdt dat er voor een dergelijk bedrag plaats is en stelt dat zij aan het vertrek van [verzoeker] en de redenen daarvoor geen ruchtbaarheid heeft gegeven. Een onderbouwing waaruit blijkt dat door het handelen van [verweerster] de goede naam van [verzoeker] is beschadigd of zijn carrière is beschadigd, ontbreekt. De rechtbank ziet daarom geen reden om met deze omstandigheden rekening te houden bij de hoogte van de billijke vergoeding. De rechtbank wijst er op dat aan een functie van directeur ook inherent is dat reeds gewijzigde inzichten kunnen leiden tot ontslag van een directeur zonder dat dit tot beschadiging van de goede naam van die directeur hoeft te leiden. Deze mogelijkheid maakt dat veelal een hoger salaris wordt overeengekomen.
13 maart 2023 (ECLI:NL:RBZWB:2023:1583). [verweerster] stelt dat voor vergoeding van de gemaakte advocaatkosten alleen plaats is bij schending van het goed werkgeverschap of artikel 2:8 BW, waarvan volgens [verweerster] geen sprake is. De door [verzoeker] aangehaalde uitspraak van de rechtbank ZWB is volgens [verweerster] zeer uitzonderlijk.
6 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV7828) is vergoeding van de werkelijke proceskosten alleen toewijsbaar als er sprake is van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen. Wat [verzoeker] in dit verband heeft aangevoerd, hij is op 20 maart 2023 overvallen met verwijten en (ten onrechte) op non-actief gesteld, is onvoldoende om misbruik van procesrecht dan wel onrechtmatig handelen te kunnen vaststellen. Weliswaar kan aanspraak bestaan op vergoeding van advocaatkosten indien er sprake is geweest van - los van het ontslag - handelen van de werkgever in strijd met de op haar uit artikel 7:611 BW rustende verplichtingen. Als daarvan sprake is en de werknemer werd genoodzaakt advocaatkosten te maken om dat handelen van de werkgever het hoofd te bieden, kan aanspraak bestaan op vergoeding van de advocaatkosten. Die situatie doet zich hier echter niet voor omdat de bijstand ziet op het ontslag en de gevolgen daarvan. De rechtbank wijst het verzoek om veroordeling van [verweerster] in de gemaakte advocaatkosten daarom af.
1.058,00(tarief complex kort geding kanton)
6.De beslissing
€ 24.500,00 bestaande uit € 19.000,00 bruto aan inkomensschade en € 5.500,00 netto aan pensioenschade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de datum van deze beschikking tot de dag van volledige betaling;
€ 3.335,00, waarvan € 1.058,00 aan salaris gemachtigde;