Beoordeling door de rechtbank
1. Op 14 juli 2017 is eiser aangemeld bij de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst voor een hernieuwd veiligheidsonderzoek op veiligheidsmachtigingsniveau B. Eiser vervulde de vertrouwensfunctie van [functie] . Eiser heeft op het inlichtingenformulier verklaard dat hij lid was van [naam] . De minister heeft vervolgens een verklaring van geen bezwaar (VGB) afgegeven. Door de verbodenverklaring van [naam] en eisers lidmaatschap van [naam] , waar hij de bestuursfunctie van sergeant at arms vervulde, heeft de minister op 19 september 2019 heeft eisers VGB ingetrokken. Het bezwaarschrift heeft de minister ongegrond verklaard. Volgens de minister is er sprake van een risico op ongewenste beïnvloeding doordat eiser lid is geweest van [naam] , hij niet uitdrukkelijk afstand heeft genomen van zijn lidmaatschap en omdat eiser ook na de verbodenverklaring van [naam] nog contact heeft met oud leden van de motorclub.
2. In geschil is of de minister terecht tot weigering van de VGB op niveau B is overgegaan.
3. Eiser voert aan dat het bestreden besluit in strijd met het vertrouwensbeginsel en resultaat is van een onevenredige belangenafweging. Er is geen veiligheidsrisico door zijn eerdere lidmaatschap bij [naam] . Eiser is niet in aanraking gekomen met criminele leden of criminele gedragingen. Hij zou in zijn werk niet belemmerd kunnen worden in zijn onafhankelijke belangenafweging. De contacten binnen de motorclub gingen met name over alles wat met motorrijden te maken heeft. Ook na het verbod van de motorclub is er geen sprake geweest van onderhoud met contacten die een risico opleveren voor bewuste of onbewuste ongewenste beïnvloeding.
Verder houdt eiser zich altijd aan zijn verplichtingen als militair ambtenaar. Hij heeft een uitstekende staat van dienst en heeft zijn taken als militair altijd goed uitgevoerd. Eiser is ook eerlijk geweest over zijn lidmaatschap en dat was geen belemmering om eiser als militair zijn functie te laten uitoefenen. De minister was eerder al op de hoogte van deze gebeurtenissen in zijn persoonlijke leven en heeft eerder geen maatregelen genomen om een veiligheidsrisico te voorkomen. Eiser heeft een groot persoonlijk belang bij behoud van zijn verklaring van geen bezwaar en zijn baan.
4. Het relevante wettelijke kader is als bijlage bij deze uitspraak gevoegd.
Beoordeling door de rechtbank
5. Vanaf oktober 2018 had eiser de [functie] . Deze functie is gewaardeerd op veiligheidsmachtigingsniveau B.
6. Gelet op het bijzondere karakter van vertrouwensfuncties is screening van personen die een dergelijke functie uitoefenen een zaak van nationale veiligheid. Op grond van artikel 10, eerste lid, van de Wet veiligheidsonderzoeken (Wvo) is de minister bevoegd een VGB in te trekken, indien hernieuwd veiligheidsonderzoek onvoldoende gegevens heeft opgeleverd om vast te kunnen stellen dat voldoende waarborgen aanwezig zijn dat de betrokkene onder alle omstandigheden de uit de vertrouwensfunctie voortvloeiende plichten getrouwelijk zal volbrengen. Ter beantwoording van de vraag of sprake is van voldoende gegevens komt de minister beoordelingsruimte toe die hij met de Beleidsregel veiligheidsonderzoek heeft ingevuld. Deze dient door de rechtbank terughoudend te worden getoetst.
7. Indien de minister tot intrekking bevoegd is, dan vereist artikel 10, eerste lid, van de Wvo dat hij het algemene belang van de nationale veiligheid afweegt tegen het persoonlijke belang van de betrokkene bij het kunnen uitoefenen van de vertrouwensfunctie. Bij die belangenafweging komt de minister beslissingsruimte toe.
8. De rechtbank heeft met toepassing van artikel 8:29 van de Awb kennisgenomen van de gegevens uit het veiligheidsonderzoek.
9. De rechtbank is van oordeel dat de minister zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat onvoldoende waarborgen aanwezig zijn dat eiser onder alle omstandigheden de uit de vertrouwensfunctie voortvloeiende plichten getrouwelijk zal volbrengen. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
10. [naam] , ook de chapters van [naam] , zijn verboden verklaard en ontbonden omdat de activiteiten van deze vereniging is strijd zijn met de openbare orde. Op 18 juni 2018 heeft de rechtbank Den Haag [naam] verboden verklaard en de club ontbonden.Het Gerechtshof Den Haag heeft de verbodenverklaring bekrachtigd bij uitspraak van 18 juni 2019, en de Hoge Raad heeft het cassatieberoep verworpen bij beschikking van 13 november 2020.De rechtbank Den Haag heeft in zijn uitspraak het volgende overwogen:
“De rechtbank komt tot de slotsom dat de eerder geconstateerde inbreuken op de openbare orde door leden van [naam] aan [naam] kunnen worden toegerekend in die zin dat geoordeeld moet worden dat de werkzaamheid van [naam] in strijd is met de openbare orde en sprake is van (dreigende) ontwrichting van de samenleving. Die conclusie wordt in het bijzonder gerechtvaardigd door, zo vat de rechtbank samen, de betrokkenheid bij strafbare gedragingen van bestuurders/leidinggevenden van [naam] , door deze zelf te begaan of hieraan leiding te geven, door het door bestuurders/leidinggevenden scheppen van een klimaat waarin het plegen van strafbare feiten als respectabel handelen in verenigingsverband wordt ervaren en aldus de drempel tot het plegen van strafbare feiten wordt verlaagd, alsmede door het plegen van strafbare feiten door leden van [naam] waarbij zij duidelijk het belang van [naam] beogen te dienen.”
11. Eiser was ten tijde van het veiligheidsonderzoek al meerdere jaren lid van de motorclub [naam] , waarbij hij een kader-/bestuursfunctie had. In zijn rol als bestuurder moest eiser de orde bewaken tijdens clubavonden en feesten, zorgde hij ervoor dat rekeningen werden betaald en dat het netjes verliep.Eiser vormde een onderdeel van de bestuurslaag en vervulde daarmee een belangrijke positie binnen het chapter. Het beeld dat is geschetst in de uitspraak van de rechtbank Den Haag, is besproken op zitting. Eiser heeft dat beeld niet weersproken. Hij heeft enkel verklaard dat hij niets daarvan heeft meegemaakt. Uit de vertrouwelijke stukken die de rechtbank heeft bekeken blijkt echter dat veel van de voormalige leden van [naam] , strafrechtelijk zijn veroordeeld. Anders dan eiser heeft verklaard op zitting, was daarbij niet ‘slechts’ sprake van overtredingen van te snel rijden of rijden onder invloed van alcohol. De minister stelt daarom terecht dat er ook binnen het [naam] van [naam] sprake was van een omgeving die bevorderend was om strafbare feiten te plegen.
12. Uit de verklaringen van eiser blijkt niet dat hij afstand heeft genomen van de club. Ook heeft eiser verklaard dat hij nog steeds contacten onderhoudt met oud-leden. Dat de oud-leden familieleden zouden zijn, maakt voor de beoordeling van het risico op beïnvloeding door contact met oud-leden van de motorclub niet uit.
13. De minister heeft gelet op het voorgaande kunnen concluderen dat onvoldoende vast is komen te staan dat eiser volledig loyaal is aan Defensie en een integere vervulling van de vertrouwensfunctie kan garanderen. Eiser was namelijk lid van [naam] , waar hij een leidinggevende positie had, en eiser heeft geen afstand genomen van [naam] . Ook is gebleken dat eiser nog contact heeft met oud-leden, wat ook een risico van (onbewuste) beïnvloeding met zich meebrengt.
14. De omstandigheid dat eiser eerder wel een VGB heeft gekregen, betekent niet dat er in het licht van wat over [naam] bekend is geworden, geen risico is op beïnvloeding. Aan de omstandigheid dat eiser, hoewel zijn werkgever wetenschap had van lidmaatschap bij [naam] , in de gelegenheid is gesteld carrière bij Defensie te maken, heeft hij daaraan niet het gerechtvaardigd vertrouwen kunnen ontlenen dat de minister geen gevolgen zou verbinden aan het lidmaatschap van [naam] . De minister heeft hierover kunnen overwegen dat hij door verloop van tijd, en door de verbodenverklaring van [naam] , anders is gaan kijken naar het lidmaatschap van [naam] . Op het moment dat eiser eerder zijn VGB kreeg, was de motorclub nog niet verboden verklaard. In zoverre heeft de minister kunnen stellen dat hij op basis van nieuwe informatie tot andere inzichten is gekomen.
15. De rechtbank overweegt ten slotte dat het uitgangspunt dat, bij afweging van de betrokken belangen, het belang van de nationale veiligheid zwaarder weegt dan de persoonlijke belangen van degene die de vertrouwensfunctie vervult, niet kennelijk onredelijk is.De omstandigheid dat eiser de vertrouwensfunctie niet langer kan vervullen omdat hij niet beschikt over een VGB is inherent aan het systeem van de Wvo. De daarmee samenhangende belangen van eiser moeten worden geacht te zijn betrokken bij de totstandkoming van de Wvo. Gelet op het doel van de Wvo zijn de gevolgen van de intrekking van de VGB niet onevenredig.
16. De omstandigheid dat eiser zijn werk altijd naar tevredenheid heeft uitgevoerd, maakt deze conclusie niet anders. De positieve beoordeling van het functioneren van eiser door de werkgever doet niet af aan de bevoegdheid van de minister om op basis van de Wvo te beoordelen of er voldoende waarborgen zijn dat eiser ook in de toekomst de uit de vertrouwensfunctie voortvloeiende plichten getrouwelijk zal volbrengen. De tevredenheid van eisers werkgever over de uitvoering van zijn vertrouwensfunctie en de intrekking van de VGB met het oog op het minimaliseren van veiligheidsrisico’s, staan in zoverre naast elkaar.
17. De rechtbank komt tot de conclusie dat de minister de VGB heeft kunnen intrekken. Het beroep is dus ongegrond. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.