ECLI:NL:RBMNE:2023:4908

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 september 2023
Publicatiedatum
20 september 2023
Zaaknummer
9750037 EL 22-7
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad en effectenleaseovereenkomst tussen Dexia en eisers

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een effectenleaseovereenkomst, hebben eisers [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] een vordering ingesteld tegen Dexia Nederland B.V. De kantonrechter heeft op 14 september 2023 uitspraak gedaan in deze zaak, waarin de eisers stellen dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld door hen als cliënt te accepteren, terwijl de tussenpersoon geen vergunning had voor het geven van financieel advies. De procedure begon met een dagvaarding op 10 maart 2022, gevolgd door verschillende conclusies en een incidentiële vordering tot inzage. De feiten van de zaak zijn dat eisers een leaseovereenkomst hebben ondertekend met Dexia, waarbij zij aanzienlijke bedragen hebben betaald zonder dat zij adequaat zijn geïnformeerd over de risico's van het product. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Dexia haar zorgplicht heeft geschonden en dat er een causaal verband bestaat tussen de onrechtmatige daad van Dexia en de schade die eisers hebben geleden. De vordering van eisers is toegewezen, waarbij Dexia is veroordeeld tot schadevergoeding, vermeerderd met wettelijke rente. De kantonrechter heeft ook de proceskosten ten laste van Dexia gelegd.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Almere
Zaaknummer: 9750037 EL 22-7
vonnis van de kantonrechter van 14 september 2023,
in de zaak van
[eiser sub 1] ,
en
[eiseres sub 2] ,
beiden wonende te [woonplaats] ,
eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. G. van Dijk, Leaseproces,
tegen
de besloten vennootschap DEXIA NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie,
gemachtigde: USG Legal Professionals B.V..
Partijen worden hierna Dexia en respectievelijk [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] genoemd. [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] samen worden ook wel [eiser sub 1] c.s. (in mannelijk enkelvoud) genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 10 maart 2022;
  • de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie;
  • de incidentiele conclusie inzake vordering tot inzage ex artikel 843a Rv, tevens houdende de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie;
  • de conclusie van antwoord in het incident, tevens houdende de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie;
  • de conclusie van repliek in het incident, tevens houdende de conclusie van dupliek in reconventie, tevens akte uitlating producties.
1.2.
Vervolgens is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel van Dexia Bank Nederland, Bank Labouchere en Legio Lease. Waar sprake is van Dexia worden haar rechtsvoorgangsters daaronder begrepen.
2.2.
[eiser sub 1] c.s. heeft de volgende leaseovereenkomst (hierna: de overeenkomst) ondertekend waarop [eiser sub 1] c.s. als lessee stond vermeld, met als wederpartij Dexia:
Nr.
Contractnr.
Datum
Naam overeenkomst
Looptijd
Leasesom
I.
[contractnummer]
01-08-2000
AEX Plus Effect
240 mnd
€ 103.461,84
2.3.
Dexia heeft met betrekking tot de overeenkomst een eindafrekening opgesteld met het volgende resultaat:
Nr.
Datum eindafrekening
Resultaat
Betaald
I.
09-08-2005
- € 9.566,72
Ja
2.4.
Volgens opgave van Dexia heeft [eiser sub 1] c.s. op grond van de leaseovereenkomst – al dan niet bij wijze van vooruitbetaling – in totaal een bedrag van
€ 20.692,20 aan maandtermijnen en een bedrag van € 9.566,72 wegens restschuld aan Dexia betaald.
[eiser sub 1] c.s. heeft geen bedrag aan dividenden ontvangen.
Op 16 maart 2012 heeft Dexia een bedrag van € 8.475,10 aan [eiser sub 1] c.s. uitgekeerd, zijnde tweederde van de restschuld inclusief reeds verschenen rente.
2.5.
De gemachtigde van [eiser sub 1] c.s., Leaseproces, heeft bij brief van 1 mei 2006 de nietigheid, vernietiging, dan wel ontbinding van de overeenkomst ingeroepen op grond van misbruik van omstandigheden, wanprestatie, dwaling, onrechtmatige daad en/of misleidende reclame. Tevens wordt het recht voorbehouden daartoe ook andere gronden nog aan te voeren.

3.De vordering en het verweer in conventie, in reconventie en in het incident

3.1.
[eiser sub 1] c.s. vordert (samengevat) dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
- in het incident:
1. Dexia zal veroordelen ex artikel 843a Rv om het aanvraagformulier en haar versie van de ondertekende overeenkomst aan [eiser sub 1] c.s. te verstrekken;
- in de hoofdzaak:
2. voor recht zal verklaren dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiser sub 1] c.s. en/of toerekenbaar is tekort geschoten,
3. voor recht zal verklaren dat [eiser sub 1] c.s. schade heeft geleden ten gevolge van voornoemd handelen van Dexia en dat Dexia gehouden is de schade te vergoeden,
4. Dexia zal veroordelen tot voldoening aan [eiser sub 1] c.s. van al datgene dat [eiser sub 1] c.s. aan Dexia heeft betaald onder de overeenkomst, vermeerderd met de wettelijke rente daarover,
5. Dexia zal veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van [eiser sub 1] c.s.,
6. Dexia zal veroordelen in de proceskosten en de nakosten, met rente.
3.2.
Dexia voert verweer tegen de vorderingen. Het verweer mondt uit in een tegenvordering, waarbij Dexia vordert (samengevat) dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. zal verklaren voor recht dat Dexia met betrekking tot de overeenkomst met nummer [contractnummer] aan al haar verplichtingen heeft voldaan en niets meer aan [eiser sub 1] c.s. verschuldigd is,
2. [eiser sub 1] c.s. zal veroordelen in de proceskosten.
3.3.
Op de stellingen en verweren van partijen zal voor zover nodig hierna nader worden ingegaan.
4. Beoordeling van de vorderingen in conventie, in reconventie en in het incident4.1. Het gaat in deze zaak om een financieel product dat tussen 1990 en 2003 in Nederland ongeveer één miljoen keer is verkocht, namelijk een effectenleaseovereenkomst. Kenmerk van dit product is, dat de afnemer van het product met geleend geld belegt. Na het instorten van de aandelenmarkt zijn vele afnemers geconfronteerd met restschulden en andere verliezen. In de afgelopen 15 à 20 jaar zijn in Nederland hierover duizenden procedures gevoerd, waarbij Dexia vaak één van de procespartijen was. Door belangenbehartigers van afnemers en vertegenwoordigers van aanbieders van deze producten is, in het kader van de WCAM, een regeling getroffen, die bij beschikking van het Gerechtshof Amsterdam van 25 januari 2007 algemeen verbindend is verklaard. Enkele tienduizenden afnemers hebben deze regeling niet geaccepteerd en tijdig een opt-out-verklaring ingediend, onder wie [eiser sub 1] c.s..
4.2.
De veelheid van procedures heeft geleid tot veel jurisprudentie, waaronder verschillende richtinggevende arresten van de Hoge Raad. Deze jurisprudentie is bij de gemachtigden van partijen bekend. In het bijzonder gaat het om de arresten van de Hoge Raad van 28 maart 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BC2837), 5 juni 2009 (ECLI:NL:HR:2009:BH 2815), 29 april 2011 (ECLI:NL:HR:2011:BP4003), 3 februari 2017 (ECLI:NL:HR: 2017:164) en 12 april 2019 (ECLI:NL:HR:2019:590) en de arresten van het gerechtshof Amsterdam van 1 december 2009 (ECLI:NL: GHAMS:2009:BK4981) en 1 april 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:1135). Deze jurisprudentie wordt als leidraad genomen. Door partijen zijn geen (althans onvoldoende) bijzondere omstandigheden gesteld die in deze zaak een afwijking daarvan rechtvaardigen.
4.3.
Toepassing van deze maatstaven en beoordelingskaders leidt in het onderhavige geval tot de volgende conclusies:
er is sprake van huurkoop;
er is geen sprake van dwaling, misleidende reclame en/of misbruik van omstandigheden; evenmin is er sprake van (ver)nietig(baar)heid krachtens de Wck;
Dexia heeft haar bijzondere zorgplichten geschonden, in elk geval de waarschuwingsplicht, en daardoor onrechtmatig gehandeld;
[eiser sub 1] c.s. heeft schade geleden, bestaande uit betaalde termijnen en restschuld;
E. er is voldoende causaal verband aanwezig tussen de hiervoor bedoelde schade
en de onrechtmatige daad van Dexia.
verjaring4.4. Dexia stelt dat een eventuele vordering van [eiser sub 1] c.s. in verband met een schending van artikel 41 NR 1999 inmiddels verjaard is. Dit verweer kan niet worden gevolgd. In de uitspraken van diverse rechtbanken in het recente verleden zijn bestendige oordelen te vinden voor wat betreft de stellingen en verweren van partijen die zien op (onder andere) de volmacht van Leaseproces, de klachtplicht en verjaring. Voor zover in deze zaak geen andere, afwijkende standpunten zijn ingenomen door één van de partijen, wordt op de aan (de gemachtigde van) partijen bekende overwegingen, ook in deze zaak geoordeeld dat er geen reden is om aan te nemen dat de verweren omtrent de verjaring doel treffen.
tussenpersoon
4.5.
[eiser sub 1] c.s. heeft de overeenkomst met Dexia afgesloten via de tussenpersoon [onderneming] . Tussen partijen is niet in geschil dat de tussenpersoon niet beschikt over de voor beleggingsadvieswerkzaamheden noodzakelijke vergunning. In het arrest van de Hoge Raad van 10 juni 2022 (ECLI :NL:HR:2022:862) is opnieuw geoordeeld dat indien de afnemer een effectenleaseovereenkomst is aangegaan nadat de daarbij optredende tussenpersoon, zonder te beschikken over de daarvoor benodigde vergunning, tevens – naar de aanbieder wist of behoorde te weten- als financieel adviseur is opgetreden door advies te geven, daarmee vaststaat dat de aanbieder heeft gecontracteerd in strijd met het verbod van artikel 41 NR 1999, dan wel met het daarmee materieel overeenkomende artikel 25 NR 1995. De Hoge Raad heeft daarbij, zoals (de gemachtigden van) partijen bekend is, bepaald dat het moet gaan om een gepersonaliseerde aanbeveling, waarbij een aantal omstandigheden zijn genoemd, die bij de beoordeling daarvan van belang kunnen zijn.
Ook indien niet wordt vastgesteld dat die omstandigheden zich voordoen, bestaat de mogelijkheid dat de tussenpersoon toch een gepersonaliseerde aanbeveling heeft gedaan als door de Hoge Raad bedoeld, namelijk een aanbeveling die is voorgesteld als geschikt voor de betrokken afnemer.
4.6.
De stelplicht en bewijslast dat de tussenpersoon [eiser sub 1] c.s. heeft geadviseerd en dat Dexia wetenschap had althans behoorde te hebben van het feit dat de tussenpersoon [eiser sub 1] c.s., anders dan in algemene zin, een persoonlijk en specifiek op dit product toegesneden advies heeft verstrekt, rusten op [eiser sub 1] c.s.. Dat is immers degene die zich op de rechtsgevolgen van het onrechtmatig handelen van Dexia en de vergunningplichtige advisering beroept. De door [eiser sub 1] c.s. gestelde feiten en omstandigheden dienen voldoende concreet te zijn en zo mogelijk voorzien van onderbouwing. Voor zover Dexia de gestelde feiten en omstandigheden betwist, dient die betwisting eveneens voldoende gemotiveerd te zijn. Bij de beoordeling of de stellingen voldoende concreet en onderbouwd zijn en of het verweer voldoende gemotiveerd is weegt mee, dat beide partijen al zeer lange tijd – in elk geval sinds de opt-out door [eiser sub 1] c.s. in 2007 - weten dat over de totstandkoming van de overeenkomst en de afwikkeling daarvan een gerechtelijke procedure gevoerd zal (kunnen) worden, zodat van hen verlangd mag worden de voor hun procespositie relevante informatie en stukken te hebben verzameld en bewaard.
4.7.
[eiser sub 1] c.s. stelt over de feitelijke gang van zaken het volgende:
“ [eiser sub 1] c.s. werd door [onderneming] telefonisch benaderd. De
medewerker van [onderneming] stelde voor om een afspraak te maken voor een huisbezoek om de financiële situatie van [eiser sub 1] c.s. door te nemen met een financieel adviseur, (hierna te noemen: 'adviseur'), van [onderneming] . [eiser sub 1] c.s. heeft hiermee ingestemd. De adviseur is in totaal drie keer bij [eiser sub 1] c.s. thuis langsgekomen. De echtgenote van [eiser sub 1] , [eiseres sub 2] , was ook bij deze huisbezoeken aanwezig.
Op afspraak heeft de adviseur [eiser sub 1] c.s. bezocht.Tijdens het eerste gesprek heeft de adviseur van [onderneming] geïnformeerd naar de wensen en de financiële situatie van [eiser sub 1] c.s.. Met de adviseur is gesproken over de WOZ waarde van de woning, het inkomen van [eiser sub 1] c.s. en het spaargeld van [eiser sub 1] c.s.. Met de adviseur is ook gesproken over de wens van [eiser sub 1] c.s. om vermogen op te bouwen om de studie van de kinderen te kunnen bekostigen, om eerder te stoppen met werken en om
het pensioen aan te kunnen vullen. De adviseur gaf aan dat dit mogelijk was en adviseerde
[eiser sub 1] c.s. om een AEX Plus Effect product van Bank Labouchere af te sluiten.
[eiser sub 1] c.s. diende hiervoor de overwaarde op zijn woning op te nemen middels een
hypotheek verhoging en de opgenomen overwaarde aan te wenden voor de vooruitbetaling
van het AEX Plus Effect product. Volgens de adviseur zou [eiser sub 1] c.s. op deze wijze
aanzienlijk vermogen opbouwen, waardoor [eiser sub 1] c.s. niet alleen de studie van zijn
kinderen zou kunnen bekostigen maar er ook voldoende vermogen over zou blijven om eerder te kunnen stoppen met werken en om het pensioen aan te kunnen vullen. Ter onderbouwing van zijn advies verwees de adviseur naar prognoses die hij in een map had meegenomen. Na het gesprek heeft de adviseur de map weer meegenomen en gaf hij aan dat hij het één en ander voor [eiser sub 1] c.s. op papier zou gaan zetten. De adviseur heeft na het gesprek een brochure van het AEX Effect bij [eiser sub 1] c.s. achtergelaten.
De adviseur adviseerde [eiser sub 1] c.s. tijdens het tweede gesprek om de hypotheek te over
te sluiten en te verhogen naar een bedrag van NLG 175.000,-. Een bedrag van NLG 45.600, kon vervolgens worden aangewend voor de vooruitbetaling van het AEX Plus Effect product. Het overige deel was bestemd als buffer voor de hypotheekrente en voor de aanschaf van een nieuwe auto. Volgens de adviseur zou het AEX Plus Effect na twintig jaar een aanzienlijk bedrag opleveren, waarmee [eiser sub 1] c.s. de extra opgenomen hypotheek weer kon aflossen en er alsnog een aanzienlijk kapitaal zou resteren. De adviseur heeft tijdens het tweede gesprek benadrukt dat het AEX Plus Effect een veilige manier was om vermogen op te bouwen en dat dit product juist veel zekerheid gaf om een goed rendement te behalen omdat in de index belegd zou worden. De adviseur onderbouwde zijn advies door aan te geven dat het goed ging met de beurzen en dat de beurzen alleen maar omhoog zouden gaan. Ter onderbouwing van zijn advies verwees de adviseur naar de brochure die hij aan [eiser sub 1] c.s. had verstrekt. Op basis van deze brochure kon [eiser sub 1] c.s. bij een inleg van € 113,45 (NLG 250,-) per maand na 20 jaar een bedrag van € 327.995,39 verwachten.
De adviseur heeft het aanvraagformulier voor [eiser sub 1] c.s. ingevuld en vervolgens ervoor gezorgd dat het aanvraagformulier naar Bank Labouchere werd opgestuurd. De adviseur heeft de overeenkomst tijdens het derde huisbezoek ter ondertekening aan [eiser sub 1] en zijn echtgenote, [eiseres sub 2] , voorgelegd. Vervolgens heeft adviseur de overeenkomst weer teruggezonden naar Bank Labouchere.
De adviseur heeft [eiser sub 1] c.s. niet geïnformeerd over de specifieke risico's. Zo heeft hij
er niet op gewezen dat met een lening ( de hypotheek) de rentelasten voor de andere lening
(het effectenleasecontract) werden betaald en dat bij tegenvallende koersontwikkelingen, de
inleg geheel verloren kon gaan, de hypotheek niet kon worden afgelost en er bovendien een
schuld kon ontstaan uit hoofde van het effectenleasecontract. Indien de adviseur [eiser sub 1] c.s. wel had geïnformeerd over deze specifieke risico's was [eiser sub 1] c.s. de overeenkomst nimmer aangegaan.
[eiser sub 1] c.s. had geen ervaring met beleggen of kennis van complexe financiële producten en heeft het advies van de adviseur opgevolgd. De hypotheek is via een lening bij AMEV Woning Hypotheken N.V. verhoogd en er is voor NLG 45.600,- aan inleg betaald voor het effectenleasecontract van Bank Labouchere.”
4.8.
[eiser sub 1] c.s. heeft, ter onderbouwing van zijn stellingen, gewezen op de volgende stukken die in het geding zijn gebracht:
- een kopie van het aanvraagformulier van 11 juli 2000 op naam van [eiser sub 1] c.s., betreffende het AEX Plus Effect product met een vooruitbetaling van
f45.600,00, waarop de gegevens van [eiser sub 1] c.s. zijn ingevuld, voorzien van het adviesnummer:
[adviesnummer]en
[onderneming]als
Kantoor, opgemaakt te [plaats] ,
- een kopie van de overeenkomst van 1 augustus 2000 met contractnummer [contractnummer] op naam van [eiser sub 1] c.s., genaamd AEX Plus Effect, voorzien van het adviseursnummer:
[adviesnummer] - [onderneming]. De overeenkomst vermeldt een vooruitbetaling van
f45.600,00,
- een kopie van een visitekaartje, voorzien van het logo van [onderneming] , waarop
‘Volgens afspraak’is aangekruist,
- een brochure van Bank Labouchere betreffende het AEX Plus Effect product,
- een kopie van een hypotheekakte van 27 juli 2000, waaruit volgt dat [eiser sub 1] c.s. een hypotheeklening van
f175.000,00 is aangegaan,
- informatie van de (toenmalig) website van [onderneming] , waarop te lezen was:
UW FINANCIËN ONZE ZORG
Of het nu gaat om een hypotheek, een financiering, een pensioenregeling of verzekeringsoplossing, bij [onderneming] bent u verzekerd van een individueel advies waarbij niet slechts een oplossing wordt geboden voor de korte termijn maar zeker ook de toekomst niet uit het oog wordt verloren.
DE BUS IS ER :
Wellicht heeft u hem al zien rijden. De bus van [onderneming] . Een authentieke Engelse dubbeldekker. Dit symbool voor vriendelijkheid en gemoedelijkheid geeft goed onze manier van werken weer. U voelt zich bij ons direct op uw gemak.”.
4.9.
Met deze feitelijke uiteenzetting en stukken heeft [eiser sub 1] c.s. voldoende onderbouwd dat sprake is geweest van een specifiek op de persoon van [eiser sub 1] c.s. gericht financieel advies van de adviseur van de tussenpersoon om een specifiek effectenleaseproduct met Dexia overeen te komen. Het aanvraagformulier is handgeschreven, het kantoor en de naam van de adviseur is daarop ingevuld en het formulier is ondertekend te [plaats] , de toenmalige en huidige woonplaats van [eiser sub 1] c.s. Hiermee is voldoende onderbouwd dat sprake is geweest van een of meer huisbezoeken door de tussenpersoon. Zonder aanwijzingen van het tegendeel, die ontbreken, kan er vanuit worden gegaan dat de tussenpersoon daarbij (ook) heeft geïnformeerd naar de financiële omstandigheden en financiële doelen van [eiser sub 1] c.s.. Het betreft immers een huisbezoek van een medewerker van een op financiële producten gerichte tussenpersoon aan een (potentiële) afnemer van zo’n product, waarbij het doel van het huisbezoek gelegen is in het bespreken van de financiële situatie van de potentiële afnemer en vervolgens ook een overeenkomst met betrekking tot zo’n financieel product tot stand gekomen is. Ook is voldoende onderbouwd dat de tussenpersoon ook andere financiële producten heeft geadviseerd, zoals een hypotheek(verhoging).
Tegenover de concreet toegelichte stellingen van [eiser sub 1] c.s. heeft Dexia, gelet op de hiervoor genoemde motiveringseisen, haar verweer onvoldoende onderbouwd. Daarmee heeft zij niet voldaan aan de motiveringsplicht. Hieruit volgt dat als vaststaand wordt aangenomen dat van een vergunningplichtig advies door de tussenpersoon sprake is geweest. Aan bewijslevering wordt niet toegekomen. Hetgeen Dexia in dit verband heeft aangevoerd maakt het voorgaande niet anders.
wetenschap Dexia
4.10.
[eiser sub 1] c.s. stelt dat Dexia wist, althans behoorde te weten, dat de tussenpersoon een op de persoon van [eiser sub 1] c.s. toegesneden beleggingsadvies heeft gegeven. Dexia betwist dit. In diverse uitspraken van verschillende rechtbanken is overwogen en beslist dat in zijn algemeenheid uit de door Leaseproces in vele procedures overgelegde stukken het beeld naar voren komt, dat Dexia ermee bekend moet zijn geweest dat tussenpersonen op grote schaal individueel persoonlijk financieel advies gaven. Er bestaat geen aanleiding om in de huidige procedure anders te oordelen, te minder nu [eiser sub 1] c.s. genoegzaam heeft aangetoond dat de tussenpersoon zich in haar algemene naar buiten toe gerichte publicaties profileerde als persoonlijk adviseur op maat.
4.11.
Hoewel in dit geval niet is gebleken dat Dexia concrete wetenschap heeft gehad van de advisering van de tussenpersoon aan [eiser sub 1] c.s., had het, gelet op wat hiervoor is overwogen, op de weg van Dexia gelegen om bij de totstandkoming van een leaseovereenkomst, zoals in dit geval de overeenkomst met [eiser sub 1] c.s., actief navraag te doen bij de tussenpersoon of de desbetreffende klant de overeenkomst is aangegaan op advies van de tussenpersoon, om te kunnen beoordelen of zij de overeenkomst met [eiser sub 1] c.s. kon en mocht aangaan. Dat Dexia in deze zaak enig concreet hierop gericht onderzoek heeft verricht is gesteld noch gebleken. Zij had derhalve behoren te weten dat [eiser sub 1] c.s. door de tussenpersoon is geadviseerd.
aansprakelijkheid Dexia4.12. Nu Dexia ondanks het voorgaande toch met [eiser sub 1] c.s. de overeenkomst is aangegaan, heeft zij jegens [eiser sub 1] c.s. onrechtmatig gehandeld. Dit moet Dexia zwaar worden aangerekend. Weliswaar zijn aan [eiser sub 1] c.s. omstandigheden toerekenbaar die tot zijn schade hebben bijgedragen, maar vanwege de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten, eist de billijkheid in beginsel dat de vergoedingsplicht van Dexia geheel in stand blijft. (zie de arresten van de Hoge Raad van 2 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2012 r.o. 5.6 en 5.7). Deze lijn is nadien bevestigd in het arrest van de Hoge Raad van 12 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1935. Weliswaar kunnen er situaties zijn waarin voldoende reden is om een deel van de schade op grond van artikel 6:101 BW voor rekening van [eiser sub 1] c.s. te doen komen, maar in dit geval zijn dergelijke feiten en omstandigheden niet aanwezig. Er is geen aanleiding om af te wijken van het hierboven genoemde uitgangspunt. De schade komt dan ook geheel voor rekening van Dexia.
vorderingen van [eiser sub 1] c.s.4.13. De door [eiser sub 1] c.s. gevorderde verklaring voor recht zal daarom worden toegewezen, in die zin dat voor recht wordt verklaard dat Dexia onrechtmatig jegens [eiser sub 1] c.s. heeft gehandeld door [eiser sub 1] c.s. als cliënt te accepteren terwijl zij behoorde te weten dat de tussenpersoon [eiser sub 1] c.s. niet alleen als klant aanbracht maar [eiser sub 1] c.s. tevens persoonlijk had geadviseerd en de tussenpersoon geen vergunning daarvoor bezat.
4.14.
De als gevolg hiervan door [eiser sub 1] c.s. geleden schade kunnen partijen inmiddels berekenen. Zoals in de vele uitspraken in soortgelijke zaken is geoordeeld, bestaat de voor vergoeding in aanmerking komende schade uit de door de afnemer betaalde inleg (termijnbetalingen en eventuele aflossingen minus (dividend)uitkeringen) en het niet vergoede gedeelte van de eventueel betaalde (fictieve) restschuld. Daarnaast dient rekening gehouden te worden met te verrekenen genoten voordelen, waaronder fiscale voordelen en een eventueel in aanmerking te nemen batig saldo uit voorgaande overeenkomsten, één en ander volgens het door Dexia overgelegde financiële overzicht waarvan de juistheid door [eiser sub 1] c.s. niet of onvoldoende gemotiveerd is betwist. Het fiscaal voordeel is door Dexia vastgesteld op € 750,81 en het ligt op de weg van [eiser sub 1] c.s. om bijvoorbeeld aan de hand van zijn jaaropgaven of van biljetten van proces de onjuistheid van dit bedrag aan te tonen. [eiser sub 1] c.s. heeft dat nagelaten en daarom gaat de kantonrechter uit van de juistheid van het bedrag van € 750,81 aan genoten fiscaal voordeel. Ook dient een eventueel eerder betaalde schadevergoeding in aanmerking te worden genomen. De wettelijke rente is verschuldigd over het door Dexia te restitueren bedrag volgens de uitgangspunten als geformuleerd in HR 1 mei 2015 (ECLI:NL: HR:2015:1198) en HR 3 februari 2017 (ECLI:NL:HR:2017:164, r.o. 3.6.3). In het geval reeds eerder een schadevergoeding door Dexia is betaald, geldt ten aanzien van de verrekening daarvan hetgeen is overwogen in de beslissing van de Rechtbank Amsterdam van 25 november 2021 (ECLI:NL:RBAMS:2021:7910). Een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten is niet aan de orde. Niet gebleken is dat er meer of andere werkzaamheden aan de orde zijn geweest dan die, welke genoemd zijn in het arrest van de Hoge Raad van 12 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:590.
4.15.
Gelet op het voorgaande behoeven de andere door [eiser sub 1] c.s. aangevoerde gronden geen nadere bespreking.
de incidentele vordering
4.16.
[eiser sub 1] c.s. vordert Dexia ex artikel 843a Rv te veroordelen om [eiser sub 1] c.s. een afschrift te verstrekken van de ondertekende overeenkomst behorende bij de overeenkomst. Uit het voorgaande volgt dat [eiser sub 1] c.s. in het gelijk zal worden gesteld. Hij heeft dan ook geen belang meer bij afgifte in deze procedure, zodat de vordering zal worden afgewezen.
De proceskosten in het incident worden gecompenseerd.
vordering van Dexia
4.17.
Gelet op de beoordeling in conventie worden de vorderingen van Dexia afgewezen.
proceskosten
4.18.
Nu Dexia grotendeels in het ongelijk gesteld wordt zal zij worden veroordeeld in de proceskosten, zoals hierna te melden.
4.19.
De gevorderde nakosten zullen voorwaardelijk worden toegewezen, voor zover nakosten gemaakt zullen worden en Dexia niet vrijwillig binnen veertien dagen na aanschrijving van [eiser sub 1] c.s. aan de veroordeling in het vonnis heeft voldaan. Daarbij wordt overwogen dat Dexia, indien deze door de aanschrijving van [eiser sub 1] c.s. pas kennis heeft kunnen nemen van de inhoud van het vonnis, de gelegenheid moet worden geboden om binnen een redelijke termijn aan de veroordeling in dit vonnis te voldoen, waarbij een termijn van veertien dagen als een redelijke termijn voor nakoming wordt gezien. De nakosten zullen worden vastgesteld op € 132,00.
4.20.
De gevorderde rente over de proces- en nakosten zal als na te melden worden toegewezen.

5.Beslissing

De kantonrechter
in het incident
5.1.
wijst de vordering af,
5.2.
compenseert de proceskosten, zodanig dat iedere partij met de eigen kosten belast blijft,
in conventie
5.3.
verklaart voor recht dat Dexia onrechtmatig jegens [eiser sub 1] c.s. heeft gehandeld door [eiser sub 1] c.s. als cliënt te accepteren terwijl zij behoorde te weten dat de tussenpersoon [eiser sub 1] c.s. niet alleen als klant aanbracht maar [eiser sub 1] c.s. tevens persoonlijk had geadviseerd en de tussenpersoon geen vergunning daarvoor bezat,
5.4.
veroordeelt Dexia om aan [eiser sub 1] c.s. te betalen de schade, vermeerderd met de wettelijke rente daarover zoals weergegeven in r.o. 4.14.,
5.5.
veroordeelt Dexia in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na aanschrijving tot de voldoening, aan de zijde van [eiser sub 1] c.s. tot op heden vastgesteld op:
a. kosten dagvaarding € 125,03
b. griffierecht € 85,00
c. salaris gemachtigde
€ 528,00
€ 738,03
5.6.
veroordeelt Dexia, onder de voorwaarde dat deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving door [eiser sub 1] c.s. volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, vastgesteld op € 132,00 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na aanschrijving tot voldoening aan dit vonnis, alsmede te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis,
5.7.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.9.
wijst de vorderingen af,
5.10.
veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure, aan de zijde van [eiser sub 1] c.s. gevallen, tot op heden begroot op nihil.
Aldus gewezen door mr. M. van Walraven, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 september 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.