In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 7 februari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. A. Alaca, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, vertegenwoordigd door E. Chahid. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een financiële tegemoetkoming voor verhuis- en inrichtingskosten op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), welke aanvraag eerder op 31 mei 2021 was afgewezen. Eiseres heeft tegen de afwijzing van haar aanvraag geen rechtsmiddel aangewend, maar heeft op 11 januari 2022 opnieuw een aanvraag ingediend. Deze aanvraag werd op 24 februari 2022 afgewezen, en het bezwaar daartegen werd op 25 juli 2022 ongegrond verklaard. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 31 januari 2023 is eiseres niet verschenen, terwijl de verweerder zich liet vertegenwoordigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die een andere beslissing rechtvaardigen. Eiseres voerde aan dat er ten onrechte geen medisch oordeel aan het bestreden besluit ten grondslag ligt en dat er wel degelijk sprake is van nieuw gebleken feiten, onderbouwd door een verklaring van een arts. De rechtbank oordeelde echter dat de eerder bekende medische omstandigheden reeds waren meegenomen in de eerdere besluitvorming en dat er geen aanleiding was om het besluit te herzien.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat het bestreden besluit niet evident onredelijk is en heeft het beroep ongegrond verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.