ECLI:NL:RBMNE:2023:4299

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 augustus 2023
Publicatiedatum
17 augustus 2023
Zaaknummer
UTR 22/4648
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huishoudelijke ondersteuning op basis van de Wmo en de normering van beïnvloedingsfactoren

In deze zaak heeft eiseres, die huishoudelijke hulp ontvangt op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), bezwaar gemaakt tegen de verlaging van het aantal uren voor huishoudelijke hulp door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere. Eiseres had op 7 januari 2022 een verzoek ingediend voor verlenging van de hulp, maar het college kende haar een maatwerkvoorziening toe die niet voldeed aan haar verwachtingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de basisnorm van 108 uur per jaar voor ondersteuning bij het huishouden niet ter discussie staat, maar dat het geschil zich richt op de zogenoemde 'beïnvloedingsfactoren'. Deze factoren zijn van invloed op de hoeveelheid ondersteuning die eiseres ontvangt. De rechtbank heeft geoordeeld dat de normering van deze beïnvloedingsfactoren deugdelijk is onderbouwd en dat het onderzoek hiernaar voldoet aan de geldende maatstaven. Eiseres heeft aangevoerd dat de normtijden niet reëel zijn en dat er onvoldoende rekening is gehouden met haar medische situatie. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat verweerder de individuele situatie van eiseres voldoende heeft meegewogen en dat de toegepaste normering op een deugdelijke basis rust. Het beroep van eiseres is ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen gelijk krijgt in haar verzoek om meer uren huishoudelijke ondersteuning.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/4648

uitspraak van de meervoudige kamer van 18 augustus 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. K. Wevers),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere

(gemachtigde: mr. R.E. Tak).

Inleiding

1. Eiseres heeft huishoudelijke hulp ontvangen op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo). Op 7 januari 2022 heeft eiseres een verzoek om verlenging van deze hulp ingediend. Verweerder heeft met het primaire besluit van 15 maart 2022 een maatwerkvoorziening voor huishoudelijke ondersteuning toegekend, genaamd ‘Lichamelijke achteruitgang pakket A.’ Het gaat hierbij om zorg in natura. Deze indicatie loopt van 1 april 2022 tot en met 31 maart 2027.
2. Hiertegen heeft eiseres bezwaar gemaakt. In de kern komt zij op tegen het feit dat verweerder het aantal uren voor huishoudelijke hulp per week heeft verlaagd. Eiseres vindt de gegeven indicatie onvoldoende duidelijk.
3. De bezwaarschriftencommissie (de commissie) heeft op 15 juni 2022 een schriftelijk advies uitgebracht. De commissie vindt het primaire besluit gebrekkig, omdat de te behalen doelen enkel globaal zijn genoemd en er niet concreet is vermeld op hoeveel uur huishoudelijke ondersteuning eiseres aanspraak kan maken.
4. Verweerder heeft het bezwaar van eiseres met het bestreden besluit van 16 augustus 2022 gegrond verklaard en een proceskostenvergoeding voor de bezwaarfase toegekend. Eiseres krijgt gedeeltelijk gelijk, in die zin dat verweerder erkent dat uit het primaire besluit niet geheel kan worden opgemaakt op welke zorg zij recht heeft.
5. Hiertegen heeft eiseres beroep ingesteld. De rechtbank heeft het beroep in eerste instantie behandeld op de zitting van de enkelvoudige kamer van 12 januari 2023. Daarna is het beroep verwezen naar de meervoudige kamer.
6. De rechtbank heeft op 13 februari 2023 schriftelijk vragen gesteld aan verweerder. Verweerder heeft deze vragen beantwoord met de brief van 16 maart 2023 met bijlagen. Op 26 mei 2023 heeft verweerder nader verweer ingediend.
7. Het beroep is behandeld door de meervoudige kamer op de zitting van 6 juni 2023. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Daarnaast waren namens verweerder mr. [A] en mr. [B] aanwezig. Verder is aan de zijde van verweerder de heer drs. [C] verschenen, werkzaam bij [bedrijf] .

Beoordeling door de rechtbank

Onderzoeksmethoden en onderbouwing van tijdsindicaties voor de beïnvloedingsfactoren
8. Eiseres stelt zich op het standpunt dat het HHM-normenkader, waaraan verweerder in het Indicatieprotocol toepassing geeft, inhoudelijk niet deugt. Voor de normtijden uit het HHM-normenkader is aansluiting gezocht bij het eerdere KPMG/HHM-rapport Utrecht [1] . Dit terwijl in dit rapport expliciet is benoemd dat het enkel ziet op Utrecht. Daarbij was dit rapport nog gebaseerd op uitgevoerde metingen, dit is niet het geval voor het HHM-normenkader. Dit laatste wringt met name waar het gaat om het bepalen van de omvang van de extra ondersteuning (de beïnvloedingsfactoren). De vraag is wat wordt bedoeld met ‘enige extra inzet’ of ‘veel extra inzet’ en waar dit concreet op is gebaseerd. Voor het oorspronkelijke KPMG/HHM-rapport Utrecht is geen onderzoek gedaan naar deze aanvullende tijden. Voor het HHM-normenkader is dit ook niet gebeurd. Eiseres heeft aangevoerd dat het onderzoek dat hieraan ten grondslag ligt om diverse redenen niet deugdelijk is. In lijn hiermee acht zij de normtijden waarvan verweerder voor de verschillende beïnvloedingsfactoren uitgaat niet reëel, want niet passend bij de praktijk. Eiseres vindt dat vanwege deze gebreken de normtijden uit het CIZ-protocol moeten worden toegepast.
9. De rechtbank stelt voorop dat de zogenaamde basisnorm van 108 uur per jaar voor ondersteuning bij het huishouden niet ter discussie staat. Het geschil spitst zich toe op de zogenoemde ‘beïnvloedingsfactoren’. Dit zijn factoren die afwijken van de standaardsituatie. Denk daarbij aan extra kamers, huisdieren, eigen mogelijkheden van de cliënt of de aanwezigheid van een netwerk. Deze factoren maken dat verweerder in positieve of negatieve zin van de basisnorm afwijkt. De betrokkene krijgt dan meer of minder ondersteuning dan de reguliere 108 uur [2] .
10. Uit rechtspraak van de Raad volgt dat de te hanteren maatstaven voor een schoon en leefbaar huis gebaseerd moet zijn op objectief onderzoek, dat is uitgevoerd door onafhankelijke derden die geen belang bij de uitkomst hebben. [3] Ook heeft de Raad geoordeeld dat inzicht moet worden verkregen in welk niveau van schoon voor een huishouden verantwoord is, welke concrete activiteiten daarvoor verricht moeten worden, hoeveel tijd daarvoor nodig is en met welke frequentie deze activiteiten verricht moeten worden om te kunnen spreken van een schone en leefbare woning. [4] De rechtbank acht deze voorwaarden ook van belang als het gaat over de normering van de beïnvloedingsfactoren en het onderzoek dat hier aan ten grondslag ligt.
11. Met de brief van 13 februari 2023 heeft de rechtbank vragen gesteld over de resultaatgebieden ‘schoon en leefbaar huis’ en ‘wasverzorging’. De vragen gaan over hoe het aantal uren meer/ minder inzet tot stand gekomen is, of hier empirisch onderzoek aan ten grondslag ligt, op welke objectieve normering het aantal uren meer/ minder inzet berust en hoe deze normering tot stand is gekomen.
12. Verweerder schrijft in de reactie van 16 maart 2023 dat het onderzoek is uitgevoerd door KPMG Plexus en/of [bedrijf] . Het gaat om toegepast bedrijfskundig onderzoek dat empirisch van aard is. De respondenten die meededen aan het onderzoek zijn volgens verweerder aselect gekozen en er is gebruik gemaakt van een expertgroep en klankbordgroep. De voorlopige bevindingen van de expertgroep zijn getoetst in de praktijk. Ter illustratie heeft verweerder bijlagen bijgevoegd met rapporten over de onderzoeken die zijn uitgevoerd binnen verschillende gemeenten. [5] Tijdens de zitting heeft de heer [C] verduidelijkt dat in de loop der tijd verschillende onderzoeken in diverse regio’s en gemeenten hebben plaatsgevonden. Bij de aanvang is een lange lijst met huishoudelijke taken opgesteld. Op basis hiervan zijn tijdmetingen gedaan en gaandeweg is dit ontwikkeld tot het werken met categorieën. Er is een analyse gemaakt op basis van data, bevindingen van experts en bevindingen van cliënten. Vanuit dit geheel zijn uiteindelijk normen gedestilleerd. Het onderzoek dat in Rotterdam [6] is uitgevoerd betreft slechts één bouwsteen hiervan.
13. Voorafgaand aan de zitting is geen reactie ontvangen van eiseres op de brief van verweerder van 16 maart 2023. Wel heeft eiseres zich tijdens de zitting tot in detail gericht op het onderzoek dat gedaan is ten behoeve van de gemeente Rotterdam. In de kern is haar standpunt dat dit onderzoek onlogisch en niet goed gemotiveerd is.
14. De rechtbank is op basis van de nadere onderbouwing van verweerder, dat is de brief van 16 maart 2023 met bijlagen en de toelichting daarop ter zitting van de heer [C] , van oordeel dat ook het normenkader voor de beïnvloedingsfactoren een deugdelijke basis heeft. Er is sprake van uitgebreid en objectief onderzoek dat is uitgevoerd door onafhankelijke derden. Hierbij is voldaan aan de eerder door de Raad geformuleerde criteria. Wat eiseres hiertegen op de zitting heeft ingebracht is enkel gericht op het onderzoek dat is uitgevoerd ten behoeve van de gemeente Rotterdam. Mocht het al zo zijn dat specifieke deelaspecten hiervan geen stand kunnen houden, dan geldt dat dit onderzoek slechts een element betreft van al hetgeen aan de tijdindicaties voor de
beïnvloedingsfactoren in het HHM-normenkader van juni 2019 ten grondslag is gelegd.
15. Gelet op wat hiervoor is overwogen, bestaat naar het oordeel van de rechtbank geen grond voor het oordeel dat, waar het betreft de tijdsindicaties van de beïnvloedingsfactoren, verweerder in het Indicatieprotocol ten onrechte toepassing heeft gegeven aan het HHM-normenkader van juni 2019. De beroepsgrond slaagt niet.
16. Voorts overweegt de rechtbank dat uit rechtspraak van de Raad volgt dat verweerder altijd onderzoek moet doen naar alle relevante individuele feiten en omstandigheden. [7] Als dit onderzoek uitwijst dat toepassing van de urennorm (ook voor de beïnvloedingsfactoren) niet leidt tot een passende bijdrage in de zelfredzaamheid en participatie, dan zal verweerder van die urennorm al naar gelang de persoonlijke situatie van de betrokkene moeten afwijken. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.
Individuele situatie van eiseres in relatie tot tijdsindicaties voor de beïnvloedingsfactoren
17. Eiseres voert aan dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met haar medische situatie. Zij noemt hierbij een allergie voor huisstofmijt en incontinentie. Verder kan eiseres niet strijken.
18. De rechtbank overweegt dat de door eiseres genoemde klachten worden ondersteund door de brief van de huisarts van 14 juni 2022. Dit betreft een opsomming van de aanwezige medische klachten. Verweerder betwist deze klachten niet en heeft hiermee rekening gehouden. Op pagina 7 van het bestreden besluit is vermeld dat meer inzet nodig is om het huis schoon te maken vanwege de lichamelijke klachten van eiseres. Om deze reden is 26 uur extra ondersteuning per jaar toegekend. Verder is op pagina 8 van het bestreden besluit uiteengezet dat verweerder vanwege de lichamelijke gezondheid van eiseres aanneemt dat de wasverzorging volledig moet worden overgenomen. Hiervoor wordt 30 uur extra ondersteuning per jaar toegekend en nog eens 14 uur extra, omdat uitgegaan wordt van meer benodigde inzet voor de was. Eiseres heeft niet met medische documenten onderbouwd dat in haar specifieke situatie de extra uren ondersteuning nog steeds onvoldoende zijn. Voorts heeft zij op pagina 6 van het huishoudplan aangekruist dat ondersteuning bij strijken niet nodig is. Dit huishoudplan heeft eiseres ondertekend op 8 maart 2022. De verwijzing naar algemene artikelen is hiertoe ontoereikend. De beroepsgrond slaagt daarom niet.

Conclusie en gevolgen

19. In het voorgaande heeft de rechtbank geconcludeerd dat de normering/tijdsindicaties voor de beïnvloedingsfactoren op deugdelijk onderzoek rusten en daarom kan standhouden. Daarnaast heeft verweerder deugdelijk onderbouwd op welke manier rekening is met de specifieke (medische) situatie van eiseres. Eiseres heeft hier onvoldoende tegenover gesteld.
20. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Voor een veroordeling in de proceskosten of een vergoeding van het griffierecht bestaat bij deze uitkomst geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, voorzitter, en mr. S.G.M. van Veen en
mr. G.P. Loman, leden, in aanwezigheid van mr. S. van den Broek, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 18 augustus 2023.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Het rapport “Normering van de basisvoorziening ‘Schoon Huis’” van 12 augustus 2016.
2.Zie bijlage 2 van het Indicatieprotocol voor een overzicht van meer- of minder inzet per resultaatgebied.
3.Zie de uitspraak van 27 januari 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:430.
4.Zie de uitspraken van 18 mei 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:1402 en 1403.
5.Het gaat om de gemeenten Rotterdam, Amsterdam, Hoorn en 14 Twentse gemeenten.
6.“Onderzoek bouwstenen intensiteitstreden Hulp bij het Huishouden gemeente Rotterdam. Eindrapport voor de gemeente Rotterdam”, van KPMG Plexus, maart 2017.
7.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 10 december 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:3835 r.o. 4.5.2.