Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.[gedaagde sub1] ,
2.[gedaagde sub2] ,
1.De procedure
in de hoofdzaak en in het incidentblijkt uit:
- de op 25 januari 2022 aan [Gedaagde in hoofdzaak en eiseres in vrijwaring] betekende dagvaarding, tevens incidentele vordering ex artikel 223 Rv met producties 1 tot en met 12;
- de incidentele vordering tot oproeping in vrijwaring van [Gedaagde in hoofdzaak en eiseres in vrijwaring] met een productie, van 9 maart 2022;
- de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring van [eiser sub1] en [eiser sub2] van 6 april 2022;
- het vonnis in het vrijwaringsincident van 20 april 2022;
- de conclusie van antwoord in conventie (in de hoofdzaak), tevens conclusie van antwoord in het incident ex artikel 223 Rv, tevens houdende eis in reconventie van [Gedaagde in hoofdzaak en eiseres in vrijwaring] met producties 1 tot en met 12, ingekomen op 17 mei 2022;
- de conclusie van antwoord in reconventie, tevens akte overlegging productie 13 van [eiser sub1] en [eiser sub2] , ingekomen op 2 november 2022.
in de vrijwaringszaakblijkt uit:
- de op 10 mei 2022 aan [gedaagde sub1] en [gedaagde sub2] betekende dagvaarding met producties
- de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 6, ingekomen op 8 juli 2022.
- de heer [gedaagde sub1] , statutair bestuurder van [eiser sub1] ;
- de heer [gedaagde sub2] , statutair bestuurder van [eiser sub2] ;
- mr. I. van Leusden-Willemse, gemachtigde van [eiser sub1] en [eiser sub2] ;
- de heer [B] , directeur van [Gedaagde in hoofdzaak en eiseres in vrijwaring] ;
- mr. R.J. Kwakkel, gemachtigde van [Gedaagde in hoofdzaak en eiseres in vrijwaring] .
2.Wat is er gebeurd?
[Gedaagde in hoofdzaak en eiseres in vrijwaring] betaalde hiervoor met ingang van 1 januari 2020 een aanvullend bedrag van in totaal € 2.000,00 per maand. Partijen hebben geen overeenstemming bereikt betreffende een schriftelijke huurovereenkomst voor de verhuur van ook de twee nieuwe delen aan [Gedaagde in hoofdzaak en eiseres in vrijwaring] .
3.De vorderingen
- i) te verklaren voor recht dat tussen respectievelijk [eiser sub1] en [Gedaagde in hoofdzaak en eiseres in vrijwaring] en [eiser sub2] en [Gedaagde in hoofdzaak en eiseres in vrijwaring] sprake is van een geldende huurovereenkomst;
- ii) veroordeling van [Gedaagde in hoofdzaak en eiseres in vrijwaring] tot betaling aan [eiser sub1] van:
- iii) veroordeling van [Gedaagde in hoofdzaak en eiseres in vrijwaring] tot betaling aan [eiser sub2] van:
4.De overwegingen in de hoofdzaak en in het incident
Niet in geschil is dat tussen partijen voor de oude delen schriftelijke overeenkomsten zijn gesloten voor de duur van 5 jaar, telkens te verlengen met 5 jaar.
Evenmin is in geschil dat [Gedaagde in hoofdzaak en eiseres in vrijwaring] de nieuwe delen vanaf augustus 2019 in gebruik had, waarvoor zij vanaf januari 2020 een aanvullend bedrag van € 2.000,00 per maand aan [eiser sub1] en [eiser sub2] heeft voldaan en dat de huur hiervan met wederzijds goedvinden op 21 december 2021 is geëindigd. Vast staat voorts dat [Gedaagde in hoofdzaak en eiseres in vrijwaring] in december 2021 naast de nieuwe delen ook de oude delen heeft ontruimd en verlaten.
5.De overwegingen in de vrijwaringszaak
€ 373,00).