ECLI:NL:RBMNE:2023:410

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 februari 2023
Publicatiedatum
6 februari 2023
Zaaknummer
9624266
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M. Ramsaroepen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurgeschil over geluidshinder door verwarmingsleidingen en verzoek tot huurprijsvermindering

In deze zaak vordert de eiseres, die een vierkamerappartement huurt van Aegon Levensverzekering N.V., een huurprijsverlaging van 40% wegens geluidshinder veroorzaakt door tikkende verwarmingsleidingen. De procedure begon met een dagvaarding op 29 december 2021, gevolgd door verschillende producties en een mondelinge behandeling op 14 oktober 2022. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen bruikbare geluidsmetingen zijn overgelegd door de eiseres, en dat de geluidshinder niet als een gebrek kan worden aangemerkt volgens de relevante wetgeving. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de eiseres niet voldoende bewijs heeft geleverd om haar vorderingen te onderbouwen. De vorderingen zijn afgewezen, en de eiseres is veroordeeld in de proceskosten van Aegon, die zijn vastgesteld op € 1.058,00, vermeerderd met wettelijke rente. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 9624266 \ UC EXPL 22-313 MR/47313
Vonnis van 1 februari 2023
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. E.M.F. Opering,
tegen
AEGON LEVENSVERZEKERING N.V.,
gevestigd te 's-Gravenhage,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Aegon,
gemachtigde: mr. L. Kruitwagen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 tot en met 26, die op 29 december 2021 namens [eiseres] bij Aegon is bezorgd;
  • de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 5 van Aegon;
  • de akte van [eiseres] van 4 augustus 2022, waarbij producties 27 tot en met 32 met een toelichting daarop zijn overgelegd;
  • de akte van Aegon van 4 augustus 2022, waarbij producties 6 tot en met 8 met een toelichting daarop zijn overgelegd;
  • de akte van [eiseres] van 3 oktober 2022, waarbij een 33e productie met een toelichting daarop is overgelegd;
  • de akte van Aegon van 3 oktober 2022, waarbij productie 9 met een toelichting daarop is overgelegd;
  • de mondelinge behandeling van 14 oktober 2022. Partijen hebben toen vragen van de kantonrechter beantwoord, hun standpunten aan de hand van hun spreekaantekeningen toegelicht en op elkaars stellingen gereageerd. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling.
1.2.
De kantonrechter heeft bepaald dat vandaag vonnis wordt gewezen.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] huurt met ingang van 1 juni 2007 een vierkamerappartement in een in 1960 gebouwde flat met het adres [adres] ( [postcode] ) te [plaats 1] (hierna: het appartement) van (de rechtsvoorganger van) Aegon. De maandelijks bij vooruitbetaling verschuldigde termijn aan huur en voorschot op servicekosten bedroeg ten tijde van de dagvaarding € 718,08. De contractuele indexering vindt per 1 juli van elk jaar plaats. [onderneming 1] is de beheerder van het complex.
2.2.
In 2012 hebben in drie appartementen in de flat werkzaamheden plaatsgevonden, waarna in de appartementen de cv-radiotoren op poten op de vloer zijn gemonteerd. In 2012 en april 2015 zijn werkzaamheden uitgevoerd aan het verwarmingsleidingsysteem dat zich in het midden van de berging van de flat bevindt.
2.3.
Op 31 oktober 2018 heeft [eiseres] bij [onderneming 1] gemeld dat zij in haar appartement geluidshinder ervaart in de vorm van tikkend geluid afkomstig van verwarmingsleidingen/ radiotoren in haar slaapkamer.
2.4.
In de periode van 10 tot en met 14 januari 2019 heeft het ingenieursbureau [onderneming 2] B.V., zijnde een akoestisch onderzoeksbureau (hierna: [onderneming 2] ), in opdracht van [onderneming 1] in het appartement van [eiseres] geluidonderzoek verricht door in de slaapkamer van [eiseres] geluidsmetingen te verrichten. Op basis van dit onderzoek heeft [onderneming 2] op 14 februari 2019 een notitie [1] opgesteld, waarin onder meer het volgende staat:
(...)
(...)
(...)
2.5.
In een e-mail van [onderneming 1] aan de voormalige gemachtigde van [eiseres] van 11 oktober 2019 staat onder meer het volgende:
“Aan het begin van dit jaar is een onafhankelijk geluidsonderzoek uitgevoerd. De optredende geluidsniveau zijn daarbij gemeten en getoetst aan de toegestane karakteristieke installatiegeluidsniveaus uit het Bouwbesluit 2012. Aan de hand van de meetresultaten is geconcludeerd dat het totale geluidsniveau voldoet aan de eisen uit het Bouwbesluit. Onder meer op basis hiervan is ons de mening toegedaan dat vanwege deze conclusie geen sprake is van een gebrek in de woning.
Daarnaast zal op zeer korte termijn een opdracht worden verstrekt om na te gaan of op technisch gebied nog mogelijkheid bestaat om het geluidsniveau te reduceren.”
2.6.
Op 2 en 3 maart 2020 heeft Aegon werkzaamheden in het appartement van [eiseres] laten verrichten; in alle verwarmingsleidingen zijn compensatoren geplaatst en zijn leidingen gebeugeld.
2.7.
Vanwege de blijvende discussie over de vraag of sprake is van de door [eiseres] gestelde geluidshinder/het gebrek, heeft Aegon in juni 2020 aan [eiseres] voorgesteld om tijdens het stookseizoen in 2020 opnieuw geluidsmetingen uit te laten voeren door [onderneming 2] . Vanwege de discussie van partijen over dat voorstel is het niet gelukt om [onderneming 2] nieuwe metingen te laten uitvoeren.
2.8.
Op 8 november 2019 heeft [eiseres] bij de Huurcommissie een verzoek tot huurverlaging wegens de door haar ondervonden geluidshinder ingediend.
Bij uitspraak van 21 juli 2021 (zaaknummer 92649) [2] heeft de voorzitter van de Huurcommissie beslist dat i) het verzoek van [eiseres] om huurprijsverlaging kennelijk niet redelijk is en ii) de woonruimte geen gebreken heeft die ernstig genoeg zijn om de huurprijs tijdelijk te verlagen. In deze uitspraak staat onder meer het volgende:
“Uit het rapport van onderzoek volgt dat er geen sprake is van een ernstig bouwkundig of technisch gebrek. De voorzitter heeft geen reden om af te wijken van het rapport van onderzoek. (...) Er is daarom geen reden de huurprijs te verlagen.”
Bij uitspraak van 4 november 2021 (zaaknummer 356251) [3] heeft de Huurcommissie het verzet van [eiseres] tegen de voorzittersuitspraak van 21 juli 2021 ongegrond verklaard. In deze uitspraak staat onder meer het volgende:
“Op het moment dat de voorzitter zijn uitspraak deed, volgde hij het rapport van voorbereidend onderzoek. Dit rapport is gebaseerd op het rapport van [onderneming 2] waarin geen overschrijding van de norm is geconstateerd. (...) Omdat het rapport van de gemeente Utrecht na de voorzittersuitspraak is uitgevoerd, kan dit rapport alleen al hierom niet meegenomen worden in het verzet.
Uit het rapport van onderzoek volgt dat er geen sprake is van een ernstig bouwkundig of technisch gebrek. (...) Er is daarom geen reden de huurprijs te verlagen. Het verzet van de huurder is ongegrond.”
2.9.
[eiseres] heeft de gemeente Utrecht verzocht om bestuursrechtelijk handhavend op te treden. Naar aanleiding van dit verzoek heeft de gemeente Utrecht in de periode van 31 maart 2021 tot en met 9 april 2021 in de woonkamer van het appartement van [eiseres] geluidsmetingen verricht. In een “Proces Verbaal van Bevindingen” van de gemeente Utrecht van 1 juli 2021 [4] staat onder meer het volgende:
(...)
2.10.
[eiseres] heeft ing [A] , werkzaam bij het akoestisch onderzoeksbureau [onderneming 3] en sinds 1996 lid [..] (hierna: [A] ), gevraagd om de uitspraak van de Huurcommissie alsook de geluidsmetingen van [onderneming 2] en de geluidsmetingen van de gemeente Utrecht te beoordelen. In een notitie van [A] van 8 december 2021 [5] staat onder meer het volgende:
(...)
(...)
2.11.
[eiseres] heeft voormelde notitie van [A] naar de gemeente Utrecht gestuurd, die in dit schrijven aanleiding heeft gezien om op 17 december 2021 een aanvullend “Proces Verbaal van Bevindingen” [6] op te stellen. In dit proces-verbaal staat onder meer het volgende:
(...)
(...)
(...)
2.12.
In een brief van de gemeente Utrecht van 26 januari 2022 aan [onderneming 1] , houdende een vooraanschrijving handhaving, staat onder meer het volgende:
2.13.
Op verzoek van Aegon heeft [onderneming 2] op 16 maart 2022 een notitie [7] opgesteld waarin onder meer het volgende staat:
(...)
(...)
(...)
2.14.
Bij brief van 22 maart 2022 [8] aan de gemeente Utrecht heeft Aegon met verwijzing naar de onder 2.13. bedoelde notitie van [onderneming 2] betwist dat sprake is van overtreding van het Bouwbesluit. In deze brief staat onder meer het volgende:
(...)
2.15.
In een e-mailbericht van 25 april 2022 van de gemeente Utrecht aan de gemachtigde van Aegon [9] staat:
2.16.
Op verzoek van [eiseres] heeft [A] op 15 april 2022 een tweede notitie [10] geschreven. Hierin staat onder meer het volgende:
(...)
(...)
2.17.
Op verzoek van [eiseres] heeft ing. [C] B.Sc., directeur van de [stichting] , op 29 juli 2022 een notitie “Beoordeling geluid” [11] geschreven. Hierin staat onder meer het volgende
(...)
(...)
2.18.
Op verzoek van Aegon heeft [onderneming 2] op 30 september 2022 een notitie [12] opgesteld, waarin [onderneming 2] de door [A] en [C] geuite kritiek op de notities van [onderneming 2] weerspreekt. In deze notitie van [onderneming 2] staat onder meer het volgende:
(...)
(...)
(...)
(...)

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert dat de kantonrechter bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht verklaart dat de huurprijs van [eiseres] met ingang van 31 oktober 2018 tot 40% van de geldende huurprijs wordt verlaagd tot het moment dat het gebrek, de aanwezigheid van tikkende geluiden afkomstig van verwarmingsleidingen/ radiotoren, in de woning van [eiseres] is verholpen;
II. Aegon veroordeelt om binnen 30 dagen na betekening van het vonnis zodanige maatregelen te treffen dat [eiseres] in het gehuurde niet meer gestoord wordt door de aanwezigheid van tikkende geluiden afkomstig van verwarmingsleidingen/ radiotoren, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,00 per dag, voor iedere dag dat Aegon in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen;
III. Aegon veroordeelt tot terugbetaling van de door [eiseres] te veel betaalde huur vanaf 31 oktober 2018, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 november 2018;
IV. Aegon veroordeelt tot betaling van € 363,00 inclusief btw ter zake van redelijke kosten voor vaststelling van de schade en aansprakelijkheid, vermeerderd met de wettelijke rente tot de dag van algehele voldoening;
V. Aegon veroordeelt tot betaling van:
- primair: € 8.365,35 inclusief btw ter zake van redelijke kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte, vermeerder met de wettelijke rente tot de dag van algehele voldoening;
- subsidiair: de buitengerechtelijke kosten van € 943,03;
VI. althans in goede justitie een beslissing te nemen;
VII. Aegon te veroordelen in de kosten van de procedure, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na dagtekening van het in deze te wijzen vonnis en eveneens vermeerderd met nakosten voor een bedrag van € 131,00 dan wel indien betekening plaatsvindt, van € 199,00.
3.2.
[eiseres] stelt ter motivering van haar hoofdvorderingen, kernachtig weergegeven, het volgende.
Tijdens het stook-/winterseizoen is sprake van geluidshinder in het appartement.
Sinds 25 oktober 2018, vooral ’s nachts, hoort [eiseres] in haar slaapkamer een van verwarmingsleidingen/radiotoren afkomstig tikkend geluid (hierna: het tikkend geluid). Sinds de herfst-/winter- en lenteseizoen van 2018/2019 hoort [eiseres] tijdens het stookseizoen in het gehele appartement met uitzondering van de keuken dit tikkend geluid. Sinds 2021 hoort [eiseres] dit tikkend geluid ook buiten het stookseizoen.
Gezien het geluidsniveau en de frequentie van dat tikkend geluid, is sprake van een gebrek. Gelet op het bestaan van dit gebrek en de substantiële aantasting van het huurgenot die dat gebrek tot gevolg heeft, waaronder verstoring van haar nachtrust, heeft zij recht op een huurprijsvermindering van 60% sinds de melding van dat gebrek tot het moment waarop Aegon dat gebrek heeft hersteld.
3.3.
Aegon voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiseres] in de kosten van deze procedure en de nakosten, te verhogen met de wettelijke rente.

4.De beoordeling

4.1.
Hieronder wordt op de stellingen van partijen, voor zover nodig, ingegaan.
Uitspraak van de huurcommissie
4.2.
De kantonrechter stelt voorop dat partijen in het geheel niet meer aan de uitspraak van (de voorzitter van) de huurcommissie zijn gebonden, omdat [eiseres] door middel van de dagvaarding tijdig een beslissing van de kantonrechter heeft gevorderd over het punt waarover de huurcommissie om een uitspraak was verzocht zoals bedoeld in artikel 7:262 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Het is aan de kantonrechter om te beslissen over de geschilpunten die partijen aan haar hebben voorgelegd. [13]
Kunnen de vorderingen van [eiseres] worden toegewezen? Nee
4.3.
De hoofdvorderingen van [eiseres] worden als niet voldoende gemotiveerd en/of onderbouwd afgewezen. De nevenvorderingen van [eiseres] delen datzelfde lot. De kantonrechter legt hierna uit hoe zij hiertoe is gekomen.
Relevant toetsingskader huurprijsvermindering
4.4.
Een gebrek is een staat of eigenschap van de zaak of een andere niet aan de huurder toe te rekenen omstandigheid, waardoor de zaak aan de huurder niet het genot kan verschaffen dat hij bij het aangaan van de huurovereenkomst mocht verwachten van een goed onderhouden zaak van de soort als waarop de huurovereenkomst betrekking heeft. [14]
4.5.
Of een dergelijk gebrek aan de zaak zich al dan niet voordoet, dient op een objectieve wijze te worden bepaald, aan de hand van verifieerbare feitelijke gegevens en niet aan de hand van de subjectieve beleving van een huurder. [15]
4.6.
Een huurder kan in geval van
verminderingvan huurgenot
ten gevolge vaneen
gebrekeen daaraan evenredige vermindering van de huurprijs vorderen vanaf de dag waarop hij van het gebrek behoorlijk heeft kennis gegeven aan de verhuurder, of waarop de verhuurder reeds in voldoende mate bekend was met het gebrek om tot maatregelen over te gaan, tot de dag waarop het gebrek is verholpen. [16]
4.7.
Volgens de parlementaire geschiedenis is slechts ruimte voor een evenredige huurprijsvermindering in geval van een naar objectieve maatstaven gemeten substantiële aantasting van het huurgenot. [17]
Stelplicht en bewijslast
4.8.
In het kader van de vordering van een huurder tot huurprijsvermindering, rust op grond van de hoofdregel van artikel 150 van het Rv op hem de stelplicht en de bewijslast van:
(i) het gebrek,
(ii) het verminderde huurgenot als gevolg van dit gebrek, en
(iii) de behoorlijke kennisgeving of de bekendheid met het gebrek door de verhuurder.
Dit zijn cumulatieve voorwaarden. Dit betekent dat als aan een van deze voorwaarden niet wordt voldaan of niet kan worden vastgesteld dat aan die voorwaarde is voldaan, de vordering tot huurprijsvermindering moet worden afgewezen.
Tikkend geluid afkomstig van verwarmingsleidingen/radiotoren
4.9.
Gezien de gedingstukken en het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling, stelt de kantonrechter vast dat tussen partijen niet in geschil dat in het appartement van [eiseres] van verwarmingsleidingen/radiatoren afkomstig tikkend geluid zich voordoet.
Gebrek?
4.10.
[eiseres] stelt en Aegon betwist, dat het tikkend geluid een gebrek is in de zin van artikel 7:204 BW. Tussen partijen is in dat kader
onder meerin geschil wanneer, waar en met welke frequentie dat tikkend geluid zich in het appartement voordoet, wat het geluidsniveau van dat tikkend geluid is en of dat geluidsniveau al dan niet onder de toepasselijke norm blijft.
Kan worden vastgesteld dat sprake is van het door [eiseres] gestelde gebrek? Nee
4.11.
Gelet op wat onder 4.5. staat, verwerpt de kantonrechter de tijdens de mondelinge behandeling ingenomen stelling van [eiseres] , dat haar subjectieve beleving van de door haar gestelde geluidshinder voldoende is om vast te stellen dat een gebrek in de zin van artikel 7:204 BW zich voordoet. Of sprake is van een gebrek in de vorm van de door [eiseres] gestelde geluidshinder moet aan de hand van objectieve verifieerbare feitelijke gegevens worden vastgesteld.
4.12.
De kantonrechter is van oordeel dat [eiseres] haar stelling dat sprake is van het door haar gestelde gebrek, mede gezien de gemotiveerde betwisting van Aegon, niet voldoende heeft gemotiveerd en/of onderbouwd. Daartoe overweegt de kantonrechter het volgende.
4.13.
Om vast te kunnen stellen of sprake is van de door [eiseres] gestelde geluidshinder in de vorm van tikkend geluid is in de eerste plaats nodig dat bruikbare geluidsmetingen, dat wil zeggen geluidsmetingen die aan de daaraan te stellen eisen voldoen, voorhanden zijn, op basis waarvan vervolgens kan worden beoordeeld of sprake is van een voor een mens hoorbaar installatiegeluid waarvan het karakteristieke installatiegeluidsniveau het acceptabele aantal decibel overstijgt.
Geen (bruikbare) geluidsmetingen
4.14.
Vaststaat dat [A] en [C] zelf geen geluidsmetingen in het appartement hebben verricht. [eiseres] heeft dus niet “eigen” geluidsmetingen overgelegd.
4.15.
[eiseres] heeft ter onderbouwing van haar stelling dat sprake is van de door haar gesteld geluidshinder niet verwezen naar de geluidsmetingen van [onderneming 2] . Integendeel, volgens haar mogen de geluidsmetingen van [onderneming 2] , gezien de kritiek van [A] en [C] op
onder meerde wijze waarop en het apparaat waarmee die geluidsmetingen zijn verricht, niet als uitgangspunt dienen.
4.16.
[eiseres] heeft ter onderbouwing van de gestelde geluidshinder verwezen naar de geluidsmetingen die de gemeente Utrecht heeft verricht, zoals neergelegd in het onder 2.9 bedoelde proces-verbaal en het onder 2.11. bedoelde aanvullend procesverbaal. Aegon heeft met verwijzing naar de notities van [onderneming 2] onder meer de betrouwbaarheid van de door de gemeente Utrecht verrichte geluidsmetingen gemotiveerd weersproken. De gemeente Utrecht heeft deze weerspreking van Aegon (nog) niet ontkracht. Evenmin heeft [eiseres] dit (met hulp van bijvoorbeeld [A] dan wel [C] ) gedaan. Weliswaar heeft [eiseres] tijdens de mondelinge behandeling de stelling ingenomen, dat de enkele omstandigheid dat de gemeente Utrecht nog niet heeft gereageerd op de door tussenkomst van [onderneming 2] door Aegon geuite kritiek niet betekent dat de inhoud van de processen-verbaal niet juist is. Echter, [eiseres] gaat met deze stelling er aan voorbij dat door het ontbreken van een gemotiveerde en/of onderbouwde weerlegging van de weerspreking van Aegon door haar (met tussenkomst van de gemeente Utrecht dan wel met hulp van [A] , [C] en/of een andere ter zake deskundige), de geluidsmetingen van de gemeente Utrecht niet als bruikbaar kunnen worden aangemerkt. Om die reden kunnen de conclusies die op grond daarvan door de gemeente Utrecht alsook door [A] en/of [C] ten behoeve van [eiseres] worden getrokken, evenmin als juist worden aangemerkt.
Tussenconclusie
4.17.
Gelet op het voorgaande komt de kantonrechter tot de conclusie dat [eiseres] haar stelling dat sprake is van het door haar gestelde gebrek onvoldoende heeft gemotiveerd en onderbouwd. Zij heeft immers geen gegevens overgelegd en/of niet naar verifieerbare feitelijke gegevens verwezen, op grond waarvan zou kunnen worden vastgesteld dat sprake is van de door haar gestelde geluidshinder.
Bewijslevering niet aan de orde
4.18.
Omdat [eiseres] met betrekking tot haar stelling dat sprake is van een gebrek niet aan haar stelplicht voldoet, is voor bewijslevering geen plaats.
Conclusie
4.19.
Reeds omdat niet kan worden vastgesteld dat sprake is van het door [eiseres] gestelde gebrek, kunnen de hoofdvorderingen van [eiseres] niet worden toewezen. Omdat deze hoofdvorderingen worden afgewezen, bestaat geen grond voor toewijzing van de nevenvorderingen.
Proces- en nakosten & wettelijke rente
4.20.
[eiseres] is de partij die ongelijk krijgt en zij wordt daarom in de kosten veroordeeld. Dit betekent dat zij haar eigen proceskosten moet dragen en de proceskosten van Aegon aan haar moet betalen, tot aan dit vonnis vastgesteld op € 1.058,00 (2 punten × € 529,00) ter zake van salaris gemachtigde. De over de proceskosten gevorderde wettelijke rente wordt toegewezen met inachtneming van de hierna te bepalen termijn.
4.21.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten worden dan ook toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld. De over de nakosten gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar als hierna te melden.
Uitvoerbaar bij voorraad
4.22.
Aegon heeft gevorderd het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Daartegen is [eiseres] niet opgekomen. Evenmin zijn feiten en/of omstandigheden gebleken die aan toewijzing van die vordering voor wat betreft de veroordelingen in de weg staan. Het vonnis wordt wat betreft de veroordelingen daarom op grond van het bepaalde in artikel 233, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
Ten overvloede
4.23.
Partijen voeren al een lange tijd discussie over de vraag of er aan het appartement van [eiseres] een gebrek kleeft. In het kader van het vinden van een minnelijke oplossing hebben partijen niet alleen voorafgaand deze procedure maar ook na de mondelinge behandeling, zij het tevergeefs, onderzocht of een verhuizing van [eiseres] naar een andere op dat moment beschikbare woning van Aegon tot de mogelijkheden behoort. De kantonrechter geeft partijen in overweging om te onderzoeken of dit thans wel mogelijk is.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vorderingen van [eiseres] af,
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de kosten; zij moet aan Aegon haar proceskosten betalen, tot dit vonnis vastgesteld op € 1.058,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [eiseres] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
  • € 132,00 aan salaris gemachtigde,
  • te vermeerderen met € 90,00 aan salaris gemachtigde en met de explootkosten als [eiseres] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden,
  • en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van de vijftiende dag na dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.4.
verklaart de proces- en nakostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Ramsaroep [18] en in het openbaar uitgesproken op 1 februari 2023.

Voetnoten

1.Productie 10 van [eiseres] .
2.Productie 16 van [eiseres] .
3.Productie 18 van [eiseres] .
4.Productie 21 van [eiseres] .
5.Productie 22 van [eiseres] .
6.Productie 23 van [eiseres] .
7.Productie 1 van Aegon.
8.Productie 7 van Aegon.
9.Productie 8 van Aegon.
10.Productie 27 van [eiseres] .
11.Productie 28 van [eiseres] .
12.Productie 9 van Aegon.
13.Zie het arrest van de Hoge Raad van 23 april 2021 (ECLI:NL:HR:2021:657).
14.Zie artikel 7:204 lid 2 BW.
15.Vergelijk het arrest van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 2 juli 2019 (ECLI:NL:GHSHE:2019:2335) en het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 19 november 2019 (ECLI:NL:GHARL:2019:9880).
16.Zie artikel 7:207 lid 1 BW.
17.Vgl. Kamerstukken II 1997/98, 26089, nr. 3, p. 18 en Kamerstukken I, 2001/02, 26089, nr. 162 p. 15.
18.type: MR/47313