Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
2.Waar de zaak over gaat
By means of signing this agreement, the tenant(s) grant(s) the landlord the final discharge. The landlord grants the tenant(s) the final discharge, after performing the above operations”.
3.De beoordeling
De uitspraak van de voorzitter van de huurcommissie
Verder heeft [eiser] het volgende tegen voormelde stelling van [gedaagde] ingebracht. De beëindigingsovereenkomst heeft niet het door [gedaagde] omschreven gevolg. De overeenkomst is geen vaststellingsovereenkomst omdat er geen geschil of onzekerheid was waar een einde aan gemaakt moest worden. Daarnaast ontbreekt de wederkerigheid terwijl dat een constitutief vereiste is bij de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. [eiser] wist ook niet dat de overeenkomst een kwijtscheldingsdocument was, waarbij hij opmerkt dat zijn vordering uit onverschuldigde betaling (nog) niet bestond op het moment dat de beëindigingsovereenkomst werd gesloten omdat de huurcommissie nog geen uitspraak had gedaan. [eiser] heeft dus ook geen afstand kunnen doen van die vordering. Tenslotte meent [eiser] dat het Transaparenzgebot als neergelegd in artikel 6:238 lid 2 BW is overtreden en dat er sprake is van een oneerlijk beding.