Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 juni 2023 in de zaak tussen
[eiser], eiser,
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde D. van Garderen, een aanvraag voor bijzondere bijstand ingediend voor de kosten van fysiotherapie. Eiser heeft een zorgverzekering bij VGZ en heeft op 23 februari 2022 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de kosten van de eerste twintig behandelingen fysiotherapie, die in totaal € 671,02 bedragen. De gemeente Almere, vertegenwoordigd door J.L. van Nassou, heeft deze aanvraag afgewezen op basis van de Zorgverzekeringswet (Zvw), die als voorliggende voorziening wordt beschouwd. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar het bezwaar is ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft de zaak op 3 februari 2023 behandeld en het onderzoek geschorst om partijen de gelegenheid te geven nadere informatie te verstrekken. Eiser heeft aangevoerd dat hij fysiotherapie nodig heeft vanwege zijn gezondheid, maar dat hij zich niet aanvullend kan verzekeren vanwege financiële problemen en schulden bij zijn zorgverzekeraar. De rechtbank oordeelt dat de Zvw een passende en toereikende voorliggende voorziening is en dat er geen ruimte is voor het toekennen van bijzondere bijstand. De rechtbank stelt vast dat de keuze om de eerste twintig behandelingen niet te vergoeden een bewuste keuze is van de wetgever.
Eiser heeft niet kunnen onderbouwen dat er sprake is van een acute noodsituatie die zou rechtvaardigen dat er toch bijzondere bijstand wordt verleend. De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de aanvraag om bijzondere bijstand op goede gronden is gedaan en verklaart het beroep ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van griffierecht of proceskosten.