ECLI:NL:CRVB:2021:1331

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 juni 2021
Publicatiedatum
4 juni 2021
Zaaknummer
19/3941 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor fysiotherapie op grond van de Participatiewet

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Oost-Brabant. De appellante had bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van fysiotherapie na een operatie aan haar rechterhand. Het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven had deze aanvraag afgewezen, stellende dat de Zorgverzekeringswet een toereikende voorliggende voorziening bood en dat er geen zeer dringende redenen waren om bijzondere bijstand te verlenen. De rechtbank had het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.

In hoger beroep voerde appellante aan dat er zeer dringende redenen waren voor bijstandsverlening, omdat het uitblijven van fysiotherapie zou leiden tot blijvend lichamelijk letsel. De Raad oordeelde echter dat de medische informatie die appellante had overgelegd niet voldoende was om aan te tonen dat het uitblijven van fysiotherapie zou leiden tot een acute noodsituatie of blijvend letsel. De Raad concludeerde dat de Zorgverzekeringswet inderdaad een passende voorziening was en dat er geen zeer dringende redenen waren om af te wijken van de wetgeving.

De uitspraak bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

19 3941 PW

Datum uitspraak: 1 juni 2021
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 5 augustus 2019, 19/574 (aangevallen uitspraak) en op het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven (college)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. L.L. Ross, advocaat, hoger beroep ingesteld en nadere stukken ingediend.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 april 2021. Namens appellante is mr. Ross verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A. Spaan.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellante is op 15 augustus 2018 geopereerd in verband met een peesontsteking bij twee vingers van haar rechterhand. Daaraan hield zij klachten over aan haar rechterhand. In verband hiermee heeft de behandelend plastisch-, reconstructief- en handchirurg (X), appellante geadviseerd om zich door een fysiotherapeut te laten behandelen. Op 25 september 2018 heeft appellante bijzondere bijstand ingevolge de Participatiewet (PW) aangevraagd voor de kosten van fysiotherapie.
1.2.
Bij besluit van 5 oktober 2018, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 8 januari 2019 (bestreden besluit), heeft het college de aanvraag van appellante afgewezen. Aan het bestreden besluit heeft het college, kort weergegeven, het volgende ten grondslag gelegd. De Zorgverzekeringswet (Zvw) is een toereikende en passende voorliggende voorziening voor de kosten van fysiotherapie. Op grond van artikel 15, eerste lid, van de PW is bijzondere bijstand voor die kosten daarom uitgesloten. Zeer dringende redenen als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de PW om toch bijzondere bijstand te verlenen doen zich niet voor.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep heeft appellante zich tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Appellante heeft aangevoerd dat zich in haar geval zeer dringende redenen voordoen als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de PW. Zodra zij geen fysiotherapie krijgt, is sprake van ernstig blijvend lichamelijk letsel. Dat blijkt uit het beloop van haar klachten, die steeds groter worden, en ook uit de medische informatie die zij in het kader van haar aanvraag en in bezwaar, beroep en hoger beroep heeft overgelegd. Uit deze medische informatie komt duidelijk naar voren dat uitsluitend fysiotherapie de klachten en beperkingen van appellante kan verbeteren. Zonder fysiotherapie ontaarden deze klachten en beperkingen uiteindelijk in blijvend lichamelijk letsel of invaliditeit. Met haar rechterhand – haar dominante hand – is appellante niet meer in staat om de fijne motoriek te verzorgen. Schrijven, dingen vastpakken en het verrichten van tal van andere dagelijkse handelingen gaat steeds moeilijker en is wellicht ook definitief niet meer mogelijk.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat de Zvw een toereikende en passende voorliggende voorziening is voor de kosten van fysiotherapie en dat artikel 15, eerste lid, van de PW dus in de weg staat aan de verlening van bijzondere bijstand voor die kosten. Uitsluitend is in geschil of in dit geval zich zeer dringende redenen voordoen als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de PW om toch bijzondere bijstand te verlenen voor de kosten van fysiotherapie aan de rechterhand van appellante.
4.2.
Zeer dringende redenen doen zich voor als er een acute noodsituatie is en de behoeftige omstandigheden waarin de betrokkene verkeert op geen enkele andere wijze zijn te verhelpen, zodat het verlenen van bijstand onvermijdelijk is. Dit is vaste rechtspraak. [1] Een noodsituatie is acuut als een situatie levensbedreigend is of als blijvend ernstig psychisch of lichamelijk letsel of invaliditeit daarvan het gevolg kan zijn. Dit is ook vaste rechtspraak. [2]
4.3.
In het kader van haar aanvraag en in bezwaar heeft appellante brieven overgelegd van X van 26 september 2018 en 16 oktober 2018. In de eerste brief adviseert X fysiotherapie “om patiënte goed op gang te helpen”. In de tweede brief spreekt X de verwachting uit dat met fysiotherapie bij het Handencentrum een goede verbetering haalbaar is en wijst hij erop dat indien appellante de fysiotherapie niet kan volgen, ook de pijnklachten zullen verergeren. De overige in bezwaar en beroep overgelegde medische informatie, bestaande uit brieven van de pijnspecialist en de neuroloog bij wie appellante onder behandeling is, heeft betrekking op de nekhernia waaraan appellante is geopereerd. Zoals de rechtbank heeft overwogen, blijkt uit deze in het kader van de aanvraag en in bezwaar en beroep overgelegde medische informatie niet dat als appellante geen bijzondere bijstand krijgt voor de kosten van fysiotherapie, een situatie zal ontstaan die voor haar levensbedreigend is of die zal kunnen leiden tot blijvend ernstig lichamelijk of psychisch letsel of tot invaliditeit.
4.4.
De medische informatie die appellante in hoger beroep heeft overgelegd beslaat de periode van 17 september 2019 tot en met 10 maart 2021 en bestaat uit brieven van de neurochirurg, de neuroloog, de pijnspecialist en de plastisch chirurg bij wie appellante onder behandeling is en uit een medisch advies van Oreon van 20 oktober 2020. Dit advies is uitgebracht op verzoek van het college naar aanleiding van een aanvraag van appellante om een voorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.
4.5.
Nog daargelaten dat de brieven van de behandelend artsen dateren van ruim na de aanvraag om bijzondere bijstand, bevatten deze brieven hoofdzakelijk informatie over de nekhernia waaraan appellante is geopereerd. Uit deze brieven, noch uit het medisch advies van Oreon blijkt dat het uitblijven van de geadviseerde fysiotherapiebehandeling voor appellante zal kunnen leiden tot blijvend ernstig letsel aan of tot invaliditeit van haar rechterhand. Gelet hierop heeft appellante ook met de door haar in hoger beroep overgelegde medische informatie niet aannemelijk gemaakt dat in haar geval sprake is van een acute noodsituatie in de onder 4.2 bedoelde zin. Hoewel aannemelijk is dat appellante baat heeft bij de geadviseerde behandeling, doen zich in haar geval, anders dan zij heeft aangevoerd, dus geen zeer dringende redenen voor als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de PW om bijzondere bijstand te verlenen voor de kosten van fysiotherapie.
4.6.
Uit 4.1 tot en met 4.5 volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd. Gelet op deze uitkomst bestaat voor een veroordeling tot schadevergoeding geen grond. Het verzoek daartoe zal daarom worden afgewezen.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • bevestigt de aangevallen uitspraak;
  • wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Deze uitspraak is gedaan door W.F. Claessens, in tegenwoordigheid van W.E.M. Maas als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 1 juni 2021.
(getekend) W.F. Claessens
(getekend) W.E.M. Maas

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 17 januari 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BV1028.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 27 november 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BY4808.