Uitspraak
18 5968 PW
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft appellante op 29 augustus 2017 bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van kinesitherapie, na een operatie aan haar knieschijf. De aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Sittard-Geleen, omdat appellante een beroep kon doen op een voorliggende voorziening volgens de Participatiewet (PW) en er geen acute noodsituatie was die bijzondere bijstand rechtvaardigde. De rechtbank Limburg verklaarde het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond, met verwijzing naar de Zorgverzekeringswet (Zvw) als voorliggende voorziening voor paramedische hulp.
In hoger beroep herhaalde appellante haar argumenten, waaronder de stelling dat er geen toereikende voorliggende voorziening was en dat het uitblijven van de kinesitherapie zou leiden tot blijvend lichamelijk letsel. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat appellante geen nieuwe gronden had aangevoerd die de eerdere beslissing van de rechtbank konden weerleggen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en stelde vast dat appellante geen medische informatie had overgelegd die haar claim van een acute noodsituatie onderbouwde. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.