ECLI:NL:RBMNE:2023:2753

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 mei 2023
Publicatiedatum
12 juni 2023
Zaaknummer
22/4176
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) wegens gebrek aan noodzaak voor 24 uur per dag zorg in nabijheid

In deze zaak heeft eiser, geboren in 1978 en bekend met psychiatrische problematiek, een aanvraag ingediend voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) op 27 september 2021. De aanvraag werd op 10 december 2021 afgewezen door verweerder, die zich baseerde op het advies van een medisch adviseur. Dit advies stelde dat eiser niet voldeed aan de voorwaarden voor Wlz-zorg, omdat er geen noodzaak was voor 24 uur per dag zorg in de nabijheid. Eiser maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar het bezwaar werd op 13 juli 2022 ongegrond verklaard. Hierop heeft eiser beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft op 17 maart 2023 de zaak behandeld. Eiser voerde aan dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was, omdat hij niet persoonlijk was onderzocht door de medisch adviseur. De rechtbank oordeelde echter dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat het advies voldoende gemotiveerd was. Eiser had niet onderbouwd waarom een persoonlijk onderzoek noodzakelijk was. Daarnaast stelde eiser dat verweerder bevooroordeeld was in zijn besluitvorming, maar de rechtbank vond geen bewijs voor deze claim.

De rechtbank concludeerde dat eiser niet voldeed aan de voorwaarden voor Wlz-zorg, omdat er geen noodzaak was voor 24 uur per dag zorg in de nabijheid. Eiser had inmiddels een maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) gekregen, wat de conclusie van de rechtbank ondersteunde. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekende dat eiser geen gelijk kreeg en geen vergoeding van griffierecht of proceskosten ontving.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/4176

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 mei 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. B.W.P.M. van Orsouw),
en

Centrum Indicatiestelling Zorg

(gemachtigde: mr. J.E. Koedood).

Inleiding

1. Eiser is geboren op [geboortedatum] 1978 en is bekend met psychiatrische problematiek. Hij woont zelfstandig en had in het verleden professionele hulp. Sinds 2020 heeft eiser geen professionele hulp, maar zijn ouders ondersteunen eiser af en toe. Zij zijn op leeftijd en overbelast. Op 27 september 2021 heeft eiser een aanvraag ingediend voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz).
2. In het besluit van 10 december 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser afgewezen. Verweerder verwijst naar het advies van de medisch adviseur waaruit blijkt dat eiser niet voldoet aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor zorg op grond van de Wlz, omdat er geen noodzaak is voor 24 uur per dag zorg in de nabijheid om ernstig nadeel te voorkomen.
3. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
4. In het besluit op het bezwaar van 13 juli 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard. Tegen dit besluit heeft eiser beroep ingesteld.
5. Verder is in deze zaak relevant dat eiser op 12 december 2022 een melding heeft gedaan in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Bij besluit van 13 maart 2023 heeft de gemeente Utrecht aan eiser de maatwerkvoorziening ‘Beschermd Thuis zeer intensief’ toegekend voor een periode van twee jaar met ingang van 13 maart 2023.
6. De rechtbank heeft het beroep op 17 maart 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

(On)zorgvuldig onderzoek
7. Eiser voert aan dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is geweest, omdat de medisch adviseur eiser niet in persoon heeft gezien of onderzocht. Gezien de ernst van eisers klachten, had dit wel gemoeten. Beeldbellen kan niet worden gezien als persoonlijk onderzoek zoals bedoelt in artikel 3.2.2 van de Wlz. Ten onrechte heeft verweerder niet gemotiveerd waarom eiser niet persoonlijk is gezien. Ook klopt het medisch advies inhoudelijk niet, want eiser heeft wel degelijk suïcidale gedachten gehad.
8. Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op het advies van zijn medisch adviseur. De hoogste bestuursrechter in dit soort zaken [1] heeft geoordeeld dat een advies van een medisch adviseur een deskundigenadvies is en dat verweerder daar in principe van uit mag gaan als het advies aan de volgende voorwaarden voldoet:
1) het advies moet onpartijdig en objectief zijn;
2) uit het advies moet duidelijk blijken hoe de adviseur tot zijn conclusie is gekomen;
3) het advies moet zorgvuldig tot stand zijn gekomen: er moet goed onderzoek zijn gedaan (er moet bijvoorbeeld informatie worden opgevraagd bij de behandelaars van eiser over hoe het op dat moment met eiser gaat);
4) eiser moet de kans hebben gehad om het medisch advies te weerleggen (bijvoorbeeld door zelf nog medische informatie te geven). [2]
De rechtbank moet de vraag beantwoorden of aan de voorwaarden 1) tot en met 4) is voldaan. Ook moet de rechtbank beoordelen of er misschien andere redenen zijn om te twijfelen aan het medisch advies. Als is voldaan aan de voorwaarden 1) tot en met 4) zal dat niet snel zo zijn. Het ligt op de weg van de verzekerde om met medische informatie te komen (bijvoorbeeld een contra-expertise) die aan het advies doet twijfelen. [3]
9. De rechtbank oordeelt dat het medisch onderzoek zorgvuldig tot stand is gekomen en het medisch advies voldoende is gemotiveerd. Verweerder heeft zich kunnen baseren op de adviezen van de medisch adviseur van 31 mei 2022 en 4 juli 2022, die zorgvuldig onderzoek heeft gedaan naar eisers situatie. Uit deze adviezen blijkt dat de medisch adviseur de beschikbare medische informatie bij de beoordeling heeft betrokken en dat de medisch adviseur zich een duidelijk beeld heeft kunnen vormen van de medische situatie van eiser. Volgens vaste rechtspraak is het in een dergelijk geval niet noodzakelijk om persoonlijk door de medisch adviseur te worden onderzocht. [4] Eiser heeft niet concreet onderbouwd op grond van welke omstandigheden hij wel persoonlijk door de medisch adviseur moest worden onderzocht. Verder stelt de rechtbank vast dat eiser zijn beroepsgrond dat het medisch advies inhoudelijk niet klopt niet met objectieve stukken onderbouwd. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Onzorgvuldige besluitvorming
10. Verder voert eiser aan dat verweerder bevooroordeeld was in zijn besluitvorming, omdat hij nog voordat de hoorzitting in bezwaar werd gehouden al eiser te kennen had gegeven dat hij voornemens was om het bezwaarschrift ongegrond te verklaren.
11. Tijdens de zitting heeft verweerder toegelicht dat volgens zijn vaste werkwijze het voorlopige standpunt van verweerder kenbaar wordt gemaakt voordat de hoorzitting in bezwaar plaatsvindt. Op die manier is het voor iedereen duidelijk wat de stand van zaken is en kan eiser tijdens en na de hoorzitting nadere relevante informatie aanleveren.
12. De rechtbank begrijpt deze stelling van eiser maar wijst op het volgende. De medisch adviseur heeft het dossier inclusief medische stukken beoordeeld en is op 31 mei 2022 tot een voorlopig advies gekomen. Vervolgens heeft de medisch adviseur op 4 juli 2022 een aanvullend medisch advies opgesteld naar aanleiding van de hoorzitting. Hieruit blijkt naar het oordeel van de rechtbank niet dat verweerder bevooroordeeld was in zijn besluitvorming. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Inhoudelijke beoordeling
13. Tot slot voert eiser aan dat er geen sprake is van verbeteringsmogelijkheden. Kennelijk kunnen zijn behandelaars niets meer voor hem doen. Hij kan zijn zorgbehoefte niet uitstellen. Het dagpatroon van eiser is zodanig dat hij 24 uur per dag zorg en ondersteuning nodig heeft.
14. Tijdens de zitting is duidelijk geworden dat aan eiser inmiddels een maatwerkvoorziening op grond van de Wmo is toegekend maar dat zijn voorkeur uitgaat naar zorg vanuit de Wlz omdat deze toekenning niet temporeel beperkt is.
15. De rechtbank overweegt dat iemand alleen voor een indicatie op grond van de Wlz in aanmerking komt als aan alle voorwaarden is voldaan. Verweerder heeft geen mogelijkheid om van deze regels af te wijken. Kort samengevat komt het erop neer dat iemand alleen in aanmerking komt voor een Wlz-indicatie als:
- er een grondslag is; en
- er 24 uur per dag zorg in de nabijheid nodig is om ernstig nadeel te voorkomen; en
- deze zorgbehoefte blijvend is.
16. De rechtbank stelt vast dat de medisch adviseur de grondslag psychiatrische stoornis heeft vastgesteld en dat deze niet in geschil is. Partijen verschillen van mening over beantwoording van de vraag of 24 uur per dag permanent toezicht noodzakelijk is. De medisch adviseur schrijft in haar adviezen van 31 mei 2022 en 4 juli 2022 dat met zorg op geplande momenten en eventueel zorg op afroep in de zorgbehoefte van eiser kan worden voorzien. Eiser wordt in staat geacht om op relevante momenten hulp in te roepen, voldoende zijn zorgbehoefte te overzien en in te schatten en de komst van hulp te kunnen afwachten. Dit blijkt volgens de medisch adviseur onder andere uit de omstandigheid dat eiser zelfstandig woont. Sinds eiser is gestopt met middelengebruik heeft hij geen psychiatrische behandeling meer gehad, geen medicatie gebruikt, geen psychotische ontregelingen gehad of suïcidepogingen ondernomen.
17. Zoals in overweging 8 staat, is het advies van de medisch adviseur een deskundigenadvies waar verweerder in principe van uit mag gaan. Het is aan eiser om het medisch advies gemotiveerd te betwisten en dat heeft eiser niet gedaan. De rechtbank gaat dan ook uit van de juistheid van het advies van de medisch adviseur. Dat betekent dat eiser niet voldoet aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor zorg op grond van de Wlz. De rechtbank heeft hierbij betrokken dat eiser inmiddels een maatwerkvoorziening op grond van de Wmo is toegekend en dat dit het standpunt van verweerder ondersteunt dat eiser in staat is om hulp in te roepen en dat er momenteel geen noodzaak is voor 24 uur per dag zorg in de nabijheid. De rechtbank kan wel begrijpen dat eiser een voorkeur heeft voor zorg op grond van de Wlz omdat de toekenning daarvan niet tijdelijk is maar dit is niet een argument op grond waarvan hij in aanmerking kan komen voor zorg op grond van de Wlz zoals hiervoor in overweging 15 staat vermeld.
18. Eiser heeft ook aangevoerd dat zijn zorgbehoefte blijvend is. Nu niet is gebleken dat eiser 24 uur per dag zorg in de nabijheid nodig heeft om ernstig nadeel te voorkomen, komt de rechtbank niet aan de beoordeling van deze beroepsgrond toe.
19. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is.

Conclusie en gevolgen

20. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het door hem betaalde griffierecht niet vergoed. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van mr. L.L. Hol, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 2 mei 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.De Centrale Raad van Beroep (CRvB), zie bijvoorbeeld de uitspraak van 16 september 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:3266.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 16 september 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:3266.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 8 januari 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:33.
4.Zie een uitspraak van de CRvB van 6 februari 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:407.