8.3Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd
Verdachte heeft met het destijds minderjarige slachtoffer in de slaapkamer van zijn woning ontuchtige handelingen gepleegd. Verdachte was op dat moment tussen de 46 en 49 jaren oud. Het slachtoffer was tussen de 6 en 9 jaren oud. Verdachte was zich ervan bewust dat hij te maken had met een minderjarig meisje, maar heeft zich vooral laten leiden door zijn eigen lusten. Hij heeft niet stil gestaan bij de ernstige inbreuk die hij maakte op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer. Ook heeft hij er niet bij stil gestaan welke gevolgen zijn gedrag op langere termijn voor het slachtoffer zouden hebben. Dit soort feiten doorkruist een normale seksuele ontwikkeling. Juist die gevolgen maken een feit als dit zo ernstig.
Dat het bewezenverklaarde ook daadwerkelijk invloed heeft gehad op de ontwikkeling van het slachtoffer, volgt uit de slachtofferverklaring die haar raadsvrouw namens haar ter terechtzitting heeft voorgelezen. Daarin heeft zij onder meer verwoord dat zij door het handelen van verdachte haar vertrouwen in mensen is kwijtgeraakt en dat zij psychische klachten heeft ontwikkeld waarvoor zij therapie heeft moeten volgen.
De persoonlijke omstandigheden van verdachte
Uit de justitiële documentatie van verdachte volgt dat hij in 2013 door de meervoudige strafkamer voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Deze feiten hebben plaatsgevonden in 2012, dus na het misbruik van het slachtoffer in de onderhavige zaak. Ook in de zaak uit 2012 ging het om het buiten echt plegen van ontuchtige handelingen met minderjarigen van onder de zestien jaren. Hij heeft daarvoor een gevangenisstraf opgelegd gekregen van vijftien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met als bijzondere voorwaarde - kort gezegd - hulpverlening en een proeftijd van vijf jaren.
In het reclasseringsrapport van 6 mei 2022 is te lezen dat verdachte in het kader van die bijzondere voorwaarde onder meer behandeling heeft ondergaan in een forensisch psychiatrische kliniek. Daarna heeft hij nog ambulante behandeling gehad bij dezelfde organisatie, in combinatie met reclasseringstoezicht. Verdachte heeft deze behandeling positief afgesloten. Voor zover bekend is sindsdien geen sprake meer geweest van recidive. Verdachte heeft ter terechtzitting ook verklaard dat hij nu anders dan voorheen besef heeft van de impact van zijn daden. De intensieve contacten met zijn zus en met de huidige ambulante begeleiding (Abrona), die verdachte op vrijwillige basis ontvangt, kunnen worden gezien als voldoende beschermende factoren.
De reclassering ziet op dit moment geen meerwaarde in verplichte begeleiding vanuit een strafrechtelijk kader. Wel wordt geadviseerd aan verdachte op te leggen dat hij contact met minderjarigen mijdt, waarbij een signalerende taak bij de politie moet worden gelegd.
Gelet op het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, moet de rechtbank bij haar strafoplegging rekening houden met de veroordeling uit 2013. Daarbij is het uitgangspunt dat gekeken wordt wat de juiste straf zou zijn geweest als de zaken gelijktijdig berecht zouden zijn geweest. Deze eerdere veroordeling maakt dat de rechtbank, ondanks de ernst van het feit, toch geen aanleiding ziet om opnieuw een (gedeeltelijk) onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte op te leggen. Daarbij betrekt de rechtbank het grote tijdsverloop tussen het bewezenverklaarde feit en de behandeling ter terechtzitting van de onderhavige zaak.
De aard van het feit maakt echter tegelijkertijd dat de rechtbank voor toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafecht geen ruimte ziet.
Gelet op de positieve persoonlijke ontwikkelingen van verdachte acht de rechtbank, alles overwegende, een voorwaardelijke gevangenisstraf van beperkte duur, namelijk vier maanden, passend en geboden. Daaraan zal zij, in lijn met het advies van de reclassering, als bijzondere voorwaarde verbinden dat verdachte geen minderjarigen toelaat in zijn woning, zonder begeleiding van volwassenen. De rechtbank zal aan de politie de opdracht geven toezicht te houden op de naleving van deze bijzondere voorwaarde.
De rechtbank acht deze bijzondere voorwaarde voldoende om het recidiverisico in te dammen, in combinatie met de hulp en ondersteuning die verdachte op vrijwillige basis ontvangt.
De door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarde, waarbij verdachte elk contact met minderjarigen zou moeten vermijden, acht de rechtbank niet uitvoerbaar, nu dit niet alleen het gedrag van verdachte betreft.
In een contactverbod met het slachtoffer, zoals door het slachtoffer zelf verzocht, ziet de rechtbank ook geen meerwaarde. Sinds het bewezenverklaarde feit is niet gebleken van belastend gedrag door verdachte jegens het slachtoffer, dat daartoe aanleiding geeft.
Gelet op de ernst van het feit en het beperkte cognitieve vermogen van verdachte zal de rechtbank aan de voorwaarden een proeftijd verbinden van drie jaren. Op die manier wordt gedurende langere periode extra toezicht gehouden op mogelijk ongewenst contact met minderjarigen in zijn woning en geldt extra lang de waarschuwing die uitgaat van de voorwaardelijke gevangenisstraf.