Overwegingen
1. De rechtbank stelt allereerst vast dat eiser zijn verzoek om vrijstelling van het griffierecht heeft ingetrokken, zodat de rechtbank daar geen beslissing meer over zal nemen. Eiser heeft inmiddels het griffierecht voldaan.
2. De woning betreft een appartement 1964 met een inhoud van 250 m3 en een berging van 40 m3.
3. Partijen verschillen van mening over de waarde van de woning per 1 januari 2020. Eiser bepleit een lagere waarde. Verweerder handhaaft in beroep de door hem vastgestelde waarde van € 225.000,-.
Hoe wordt de waarde bepaald?
4. Op verweerder rust de bewijslast om aannemelijk te maken dat de waarde van de woning op de waardepeildatum (1 januari 2020) niet hoger is vastgesteld dan de waarde in het economisch verkeer. De WOZ-waarde van de woning is de waarde in het economisch verkeer. Dat is de prijs die bij verkoop op de voor die woning meest geschikte wijze en na de beste voorbereiding door de meest biedende kandidaat voor die woning zou zijn betaald.
5. In dit geval is verweerder uitgegaan van het eigen aankoopcijfer van de woning. Volgens jurisprudentie van de Hoge Raaddient, in een geval waarin een belastingplichtige een woning kort na de peildatum heeft gekocht, in de regel ervan worden uitgegaan dat de waarde overeenkomt met de door de belastingplichtige betaalde prijs. Dat kan anders zijn indien de partij die zich daarop beroept feiten of omstandigheden stelt en aannemelijk maakt waaruit volgt dat de verkoopprijs niet de juiste waarde weergeeft. Als uitgangspunt dient ter onderbouwing van de waarde van de woning aan de hand van verkooptransacties uit te worden gegaan van de verkoopdatum en niet van de leveringsdatum.Dat is anders indien er sprake is van bijzondere omstandigheden tussen het tijdstip van het sluiten van de koopovereenkomst en het tijdstip van de levering. In dit geval zijn dergelijke omstandigheden niet aangevoerd.
6. Het tijdstip van het sluiten van de verkoopovereenkomst, zijnde 10 februari 2020, ligt zeer dicht bij de waardepeildatum van 1 januari 2020. Eiser heeft geen omstandigheden aangevoerd die aannemelijk maken dat de verkoopprijs niet de juiste waarde aangeeft. De verkoopprijs is namelijk op een ‘normale’ manier tot stand te zijn gekomen. De stelling van eiser dat niet van het eigen verkoopcijfer kan worden uitgegaan, omdat gelet op de waanzin op de woningmarkt de aankoopprijs niet vrijwillig tot stand is gekomen kan niet slagen. Dit zijn geen ‘bijzondere omstandigheden’ zoals hiervoor is bedoeld. De rechtbank vindt steun voor dit oordeel in de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 23 augustus 2016. De beroepsgrond slaagt niet. Voorts is de WOZ-waarde lager vastgesteld dan de verkoopprijs. Gelet op het voorgaande, oordeelt de rechtbank dat verweerder aannemelijk heeft gemaakt dat de WOZ-waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld.
7. Eiser heeft verder aangevoerd dat verweerder van een verkeerd aantal m2 is uitgegaan. De rechtbank stelt vast dat eiser deze stelling niet met bewijs heeft onderbouwd. De rechtbank overweegt verder dat als hier al sprake van is, dat voor de WOZ-waarde over 2021 niet relevant is. Verweerder heeft deze waarde immers mogen vaststellen aan de hand van het eigen aankoopcijfer.
De gemeentelijke belastingen
8. Eiser heeft verder aangevoerd dat hij het niet eens is met de door verweerder gehanteerde tarieven voor afvalstofheffing en rioolheffing en de waterschapsbelasting.
9. De rechtbank overweegt als volgt. De gemeentelijke belastingen zijn vastgesteld in een verordening die is vastgesteld door de gemeenteraad. Verweerder mocht zich op deze verordening baseren. Niet is gebleken dat de verordening niet op de juiste wijze tot stand is gekomen. Tegen de vaststelling van een verordening kan geen bezwaar en beroep worden ingesteld. Dit staat in artikel 8:3, eerste lid, aanhef en onder a, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De beroepsgrond kan niet slagen.
Bijdrage Vereniging van Eigenaren (VvE)
10. Eiser voert verder aan dat hij dubbel belasting moet betalen, nu hij ook al een bijdrage aan de VvE voldoet. Die bijdrage gebruikt de VvE om het terrein te onderhouden, inclusief de lantaarnpalen die op het terrein aanwezig zijn. De gemeente gebruikt de belasting die eiser betaalt ook voor het onderhoud van dit soort voorzieningen binnen de gemeente. De VvE heeft ook een parkeerplaats moeten aanleggen, omdat parkeren op de openbare weg niet mogelijk is, terwijl dit eigenlijk de verantwoordelijkheid van verweerder is.
11. De rechtbank is van oordeel dat deze beroepsgrond niet kan slagen. In deze zaak gaat het om een besluit van verweerder over de WOZ-waarde van eisers woning. Hoe de gemeentelijke belastingen worden besteed is een politieke afweging en kan niet ter discussie worden gesteld in deze procedure.
12. Eiser voert aan dat het onzorgvuldig is dat verweerder niet op al zijn bezwaargronden is ingegaan en dat het lang heeft geduurd voordat verweerder de uitspraak op bezwaar heeft genomen.
13. De rechtbank is van oordeel dat deze beroepsgronden niet kunnen slagen. Naar het oordeel van de rechtbank is verweerder in de uitspraak op bezwaar in voldoende mate ingegaan op de bezwaargronden van eiser. De rechtbank oordeelt verder dat verweerder niet te laat op het bezwaar van eiser heeft beslist. Op grond van artikel 30, negende lid van de Wet WOZ dient verweerder immers in afwijking van artikel 7:10 van de Awb uitspraak te doen in het kalenderjaar waarin het bezwaarschrift is ontvangen.