ECLI:NL:RBMNE:2022:4678
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen de definitieve vaststelling van de tegemoetkoming op grond van de NOW-1 en de terugbetaling van het betaalde voorschot
In deze zaak heeft eiseres, als gevolg van de coronamaatregelen, een aanvraag ingediend voor een tegemoetkoming op grond van de NOW-1. De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft een tegemoetkoming van € 33.933,- verleend, waarvan € 27.147,- als voorschot is betaald. Echter, na een definitieve berekening heeft de minister geconcludeerd dat eiseres geen recht heeft op de tegemoetkoming en heeft de aanvraag afgewezen, met de verplichting tot terugbetaling van het voorschot. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar de minister heeft het bezwaar ongegrond verklaard. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft op 17 november 2022 uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelt dat de minister terecht geen tegemoetkoming heeft toegekend, omdat eiseres niet voldoet aan de voorwaarde van minimaal 20% omzetverlies, wat vereist is voor de NOW-1. Eiseres heeft aangevoerd dat er bijzondere omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat van deze voorwaarde wordt afgeweken, maar de rechtbank oordeelt dat de minister bij de regeling een drempel van 20% heeft vastgesteld om de eenvoud en controleerbaarheid te waarborgen. De rechtbank wijst erop dat de NOW-1 geen hardheidsclausule kent en dat de regels duidelijk waren gepubliceerd voordat eiseres haar aanvraag indiende.
Eiseres heeft ook een beroep gedaan op het vertrouwensbeginsel, maar de rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van een toezegging die eiseres redelijkerwijs kon en mocht afleiden dat de NOW-1 zou worden aangepast. De rechtbank concludeert dat de minister de aanvraag om definitieve vaststelling van de tegemoetkoming terecht heeft afgewezen en dat eiseres het voorschot moet terugbetalen. Het beroep is ongegrond verklaard, en eiseres krijgt geen griffierecht terug en geen vergoeding van proceskosten.