ECLI:NL:RBNHO:2022:8087
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bestuursrechtelijke geschil over de definitieve tegemoetkoming in loonkosten onder de NOW-regeling
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 12 september 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijk geschil tussen V.O.F. [eiseres] en de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De eiseres had bezwaar en beroep ingesteld tegen de besluiten van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) betreffende de definitieve tegemoetkoming in de loonkosten op basis van de NOW-1 regeling. De minister had in het primaire besluit van 16 december 2021 de tegemoetkoming vastgesteld op nihil en een terugvordering van € 21.258,- opgelegd. Dit besluit was gebaseerd op een lager vastgesteld omzetverlies dan eerder ingeschat door eiseres. Eiseres voerde aan dat de berekening van de minister onredelijk was, omdat de loonsom lager was door het vertrek van een werkneemster die al voor de coronapandemie uit dienst was gegaan. De rechtbank oordeelde dat de belangenafweging van de minister niet in overeenstemming was met het evenredigheidsbeginsel van artikel 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en stelde zelf de hoogte van de subsidie vast op € 4.626,60, met een terugvordering van € 16.631,40. Tevens werd de minister veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en proceskosten van eiseres.