ECLI:NL:RBMNE:2022:4023
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde van onroerende zaak; beoordeling van de waarde en de onderbouwing door de heffingsambtenaar
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen de uitspraak van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap, die de WOZ-waarde van zijn woning heeft vastgesteld op € 440.000,- per 1 januari 2020. Eiser betwist deze waarde en stelt dat de woning een lagere waarde van € 428.000,- heeft. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 16 juni 2022, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde. De heffingsambtenaar heeft een taxatiematrix overgelegd ter onderbouwing van de vastgestelde waarde, waarin de woning wordt vergeleken met drie referentiewoningen in de omgeving.
De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld. De rechtbank heeft daarbij gekeken naar de vergelijkingsmethode die de heffingsambtenaar heeft toegepast en de argumenten van eiser meegewogen. Eiser heeft aangevoerd dat de heffingsambtenaar onvoldoende inzicht heeft gegeven in de gegevens die ten grondslag liggen aan de indexering van de verkoopcijfers van de referentiewoningen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar in strijd heeft gehandeld met artikel 8:42 van de Algemene wet bestuursrecht door deze gegevens niet te verstrekken, maar heeft geconcludeerd dat dit geen gevolgen heeft voor de uitkomst van de zaak. De rechtbank heeft de waarde van de woning als niet te hoog vastgesteld beoordeeld, en het beroep van eiser ongegrond verklaard.
De uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg en is openbaar uitgesproken op 25 juli 2022. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.