Beoordeling door de rechtbank
Sportcomplex (UTR 21/1590)
6. Eiseres is gebruiker van [adres 3] . Het pand is eigendom van de [gemeente]
. De onroerende zaak bestaat uit een sportcomplex met bowlingcentrum en horecagelegenheid, gebouwd in 1977. Het perceeloppervlak is 4.637 m2 en het bruto vloeroppervlak is 4.137 m2.
7. Eiseres is gebruiker en eigenaar van [adres 1] . Deze onroerende zaak bestaat uit
een binnenzwembad met horecagelegenheid, gebouwd in 1974. Het perceeloppervlak is 8.780 m2 en het bruto vloeroppervlak is 1.402 m2.
8. Het beroep ziet op de WOZ-waarden van het sportcomplex en het zwembad.
De ongebouwde onroerende zaken en de woning [adres 4] zijn niet in geschil. Verder zijn partijen het er over eens dat de waarden worden bepaald op de gecorrigeerde vervangingswaarde.
9. Eiseres stelt dat de waarde van beide onroerende zaken te hoog is. Zij bepleit aan de
hand van de taxatierapporten van [D] een waarde van € 1.044.000,- voor het sportcomplex en een waarde van € 339.000,- voor het zwembad.
10. De heffingsambtenaar handhaaft in beroep de door hem vastgestelde waarden van
€ 2.394.000,- voor het sportcomplex en € 933.000,- voor het zwembad.
De heffingsambtenaar heeft de WOZ-waarde van hetsportcomplexaannemelijk gemaakt (UTR 21/1590)
11. De heffingsambtenaar moet aannemelijk maken dat hij de waarde van het sportcomplex
niet op een te hoog bedrag heeft vastgesteld. Naar het oordeel van de rechtbank is de heffingsambtenaar hierin geslaagd. De rechtbank zal uitleggen waarom zij dat vindt.
12. Eiseres stelt dat er geen sprake is van een renovatie in 2018 maar van normaal
onderhoud en het wegwerken van achterstallig onderhoud. De bedragen die hieraan zijn besteed, zijn van onvoldoende gewicht om een afwijking van de initieel ingeschatte levensduur te rechtvaardigen.
13. De heffingsambtenaar verwijst ter onderbouwing naar het taxatierapport van taxateur
[C] van 12 juli 2021. De heffingsambtenaar heeft bij de waardering betrokken dat de gemeente aan eiseres jaarlijks een bijdrage betaalt van € 85.000,- voor klein onderhoud. Voor het onderdeel ruwbouw is de levensduur met 10 jaar verlengd en voor de onderdelen afbouw en installaties met 5 jaar, in verband met de verbeteringen die in de jaren 2017-2109 zijn uitgevoerd.
14. De rechtbank stelt voorop dat bouwkundige verbeteringen of vernieuwingen aanleiding
kunnen vormen voor een verlenging van de technische levensduur en voor aanpassing van de restwaarde en het tijdstip waarop die wordt bereikt. Ook in het geval dat de aanvankelijk bepaalde technische levensduur achteraf bezien onjuist is ingeschat, zijn die aanpassingen mogelijk. Het voortdurende gebruik van de onroerende zaak door belanghebbende in dezelfde functie sluit niet uit dat de restwaarde van de onroerende zaak wordt bereikt, maar kan ook aanleiding vormen om bij het bepalen van de technische afschrijving en/of restwaarde af te wijken van de uitgangspunten in de Taxatiewijzer. De heffingsambtenaar moet dan wel aannemelijk maken dat een afwijking gerechtvaardigd is.
14. De rechtbank is van oordeel dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de levensduur van het sportcomplex met betrekking tot afbouw en installaties vanwege de renovatie in 2018 moet worden verlengd. De heffingsambtenaar heeft door middel van het overleggen van een lijst van substantiële investeringen over de jaren 2018 en 2019 en een investeringsrapportage van een bouwtechnisch medewerker voldoende inzicht gegeven in welke levensduurverlengende werkzaamheden er hebben plaats gehad. Zo is bijvoorbeeld asbest gesaneerd, houten gevels zijn vervangen en het dak is geïsoleerd. De rechtbank kan de heffingsambtenaar volgen in zijn standpunt dat deze werkzaamheden en duurzame verbeteringen het normale onderhoud overstijgen. Ook de restwaarde heeft de heffingsambtenaar voldoende onderbouwd, omdat hij binnen de bandbreedte van de (gemiddelde) restwaardes van de Taxatiewijzer is gebleven en als extra onderbouwing van de restwaarde een onderwijsgebouw als referentieobject heeft opgevoerd. Eiseres gaat bij het vaststellen van de restwaarde voor beide onroerende zaken uit van een waarde die gelijk is aan de grondwaarde vermeerderd met 10% van de bruto vervangingswaarde, maar onderbouwt dit niet met marktgegevens of andere objectieve, controleerbare gegevens. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding voor de conclusie dat van de kengetallen van de taxatiewijzer moet worden afgeweken.
De heffingsambtenaar heeft de WOZ-waarde van hetzwembadniet aannemelijk gemaakt (UTR 21/1505)
15. De heffingsambtenaar moet aannemelijk maken dat hij de waarde van het zwembad
niet op een te hoog bedrag heeft vastgesteld. Naar het oordeel van de rechtbank is de heffingsambtenaar hierin niet geslaagd. De rechtbank zal uitleggen waarom zij dat vindt.
16. Eiseres stelt dat ten onrechte is uitgegaan van een levensduurverlenging. Het zwembad
heeft recent geen ingrijpende verbouwing of renovaties ondergaan en er zijn geen vervangingsinvesteringen gedaan. Eiseres vindt dat moet worden uitgegaan van de levensduur, zoals haar taxateur heeft opgenomen op de bij het taxatierapport behorende taxatiekaart.
17. De heffingsambtenaar stelt zich op het standpunt dat de levensduur langer is gebleken
dan oorspronkelijk is ingeschat. Het zwembad is goed onderhouden, het is nog steeds in functie en er zijn geen signalen dat het gebruik op korte termijn zal worden beëindigd.
18. De heffingsambtenaar beroept zich op het voortdurende gebruik in dezelfde
functie. Naar het oordeel van de rechtbank maakt hij daarmee niet aannemelijk dat de restwaarde later wordt bereikt. Het enkele feit dat het zwembad nog in gebruik is, is daarvoor onvoldoende. De heffingsambtenaar heeft ook verwezen naar het uitgevoerde onderhoud. Bij de oorspronkelijke inschatting van de levensduur wordt er logischerwijs al van uitgegaan dat normaal onderhoud zal plaatsvinden. De heffingsambtenaar heeft niet aannemelijk gemaakt dat het onderhoud van het zwembad het normale onderhoud overstijgt en een bouwkundige verbetering of vernieuwing vormt. Dat het zwembad voldoet aan strenge eisen op het gebied van hygiëne en veiligheid en regelmatig wordt geïnspecteerd door de Regionale Uitvoeringsdienst is evenmin een factor die de levensduurverlenging rechtvaardigt. Ieder zwembad zoals dit zal immers moeten voldoen aan deze eisen en de heffingsambtenaar heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit zwembad daarin een uitzonderlijke positie inneemt. De heffingsambtenaar heeft de resterende levensduur niet aannemelijk gemaakt. Alleen al daarom is ook de vastgestelde WOZ-waarde niet aannemelijk gemaakt.
19. Het beroep is gegrond. De andere beroepsgronden die eiseres heeft aangevoerd, hoeven
daarom niet meer besproken te worden.
Eiseres heeft de door haar gestelde waarde niet aannemelijk gemaakt
20. Omdat de heffingsambtenaar niet aan de op hem rustende bewijslast heeft voldaan,
komt de vraag aan de orde of eiseres de door haar gestelde waarde van € 339.000,- aannemelijk heeft gemaakt. De rechtbank beantwoordt ook deze vraag ontkennend.
21. Eiseres heeft een taxatierapport ingediend. Op de zitting heeft de taxateur van eiseres de
daarin getaxeerde waarde aan de hand van de gewijzigde oppervlaktematen en verhoging van de grondprijzen aangepast naar € 456.000,-. Naar het oordeel van de rechtbank is met de in het taxatierapport opgenomen informatie de nader op de zitting voorgestane waarde onvoldoende onderbouwd.
De rechtbank stelt de waarde schattenderwijs vast
22. Omdat geen van beide partijen naar het oordeel van de rechtbank er in is geslaagd het
van haar gevraagde bewijs te leveren, bepaalt de rechtbank de waarde van het zwembad op de waardepeildatum schattenderwijs op € 850.000,-. De rechtbank bepaalt verder dat de heffingsambtenaar de aanslag onroerendezaakbelastingen overeenkomstig die waarde vermindert.
Immateriële schadevergoeding en proceskosten
23. Eiseres heeft verzocht om vergoeding van immateriële schade, omdat de redelijke
termijn als bedoeld in artikel 6 van het Verdrag ter bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) is overschreden.
24. De behandeling van zaken als deze, waarin van een bezwaar- en beroepstermijn sprake
is, mag maximaal twee jaar in beslag nemen. Daarbij is een termijn van zes maanden voor de behandeling van het bezwaar en een termijn van anderhalf jaar voor de behandeling van het beroep redelijk. De te beoordelen periode vangt aan met de datum waarop het bezwaarschrift door de heffingsambtenaar is ontvangen en loopt door tot de datum waarop de rechtbank in eerste aanleg uitspraak heeft gedaan.
25. De rechtbank stelt vast dat het bezwaarschrift op 11 april 2020 door de
heffingsambtenaar is ontvangen. De rechtbank doet uitspraak op 26 augustus 2022. De totale duur is (naar boven afgerond) 29 maanden. De redelijke termijn van 24 maanden is dus met 5 maanden overschreden. Eiseres heeft daarom, uitgaande van € 500,- per overschrijding per half jaar, recht op een schadevergoeding van € 500,-. De rechtbank stelt vast dat de bezwaarfase (geëindigd met de uitspraak op bezwaar van 8 februari 2021) 10 maanden heeft geduurd en daarmee 5 maanden te lang. De volledige overschrijding komt daarom voor rekening van de heffingsambtenaar.
26. Omdat het beroep gegrond is, moet de heffingsambtenaar het griffierecht aan eiseres
vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding voor haar proceskosten.
27. De proceskostenvergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten
bestuursrecht berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt eiseres een vast bedrag per proceshandeling. Daarbij is de rechtbank, gelet op het arrest van de Hoge Raad van 27 mei 2022, in afwijking van het Besluit proceskosten bestuursrecht uitgegaan van een waarde per punt in beroep van € 759,-. De vergoeding bedraagt in totaal € 2.056,- (1 punt voor het bezwaarschrift en 1 punt voor de hoorzitting met een waarde van € 269,- per punt en 1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor de zitting met een waarde van € 759,- per punt). De overige proceskosten die worden toegekend, zijn de kosten van € 726,- voor het taxatierapport van [D] en de kosten van € 151,25 voor de aanwezigheid van de taxateur op de zitting (1 uur x €125,- + 21% BTW). De proceskosten bedragen daarmee in totaal € 2.933,25.