ECLI:NL:RBMNE:2022:382

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 januari 2022
Publicatiedatum
4 februari 2022
Zaaknummer
21/3841
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning IVA-uitkering en terugwerkende kracht bij ambtshalve vaststelling van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 27 januari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. S.J.M. Stoop, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), vertegenwoordigd door mr. M.B.A. van Grinsven. De zaak betreft de toekenning van een IVA-uitkering aan de werknemer van eiseres, die per 21 december 2009 een loongerelateerde uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) had ontvangen, met een vastgestelde arbeidsongeschiktheid van 100%. In 2018 heeft het UWV een herbeoordeling uitgevoerd, waarbij de werknemer als volledig en duurzaam arbeidsongeschikt werd aangemerkt per 20 augustus 2018. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de ingangsdatum van de IVA-uitkering, die door het UWV was vastgesteld op 20 augustus 2018, en heeft aangevoerd dat de werknemer al sinds 2014 duurzaam arbeidsongeschikt was.

De rechtbank heeft geoordeeld dat het UWV onvoldoende gemotiveerd heeft waarom de IVA-uitkering niet met terugwerkende kracht kan worden toegekend. De rechtbank heeft het UWV opgedragen om medische informatie op te vragen bij de behandelende specialisten van de werknemer en deze informatie te betrekken bij de beoordeling van de datum van volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid. In een later besluit heeft het UWV de ingangsdatum van de IVA-uitkering gewijzigd naar 14 augustus 2017, maar eiseres heeft opnieuw beroep ingesteld, omdat zij van mening is dat er sprake is van een bijzonder geval dat een eerdere ingangsdatum rechtvaardigt.

De rechtbank heeft in haar overwegingen uiteengezet dat artikel 64 van de Wet WIA ook van toepassing is in gevallen waarin het UWV ambtshalve vaststelt dat iemand volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen sprake is van een bijzonder geval dat een verdere terugwerkende kracht rechtvaardigt, en heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/3841

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 januari 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. S.J.M. Stoop),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: mr. M.B.A. van Grinsven).

Inleiding en procesverloop

1. Aan de werknemer van eiseres, [werknemer] (de werknemer), is per 21 december 2009 een loongerelateerde uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toegekend. De mate van arbeidsongeschiktheid is daarbij vastgesteld op 100%. Met ingang van 30 juni 2012 is deze uitkering omgezet naar een loonaanvullingsuitkering.
2. Eind 2018 heeft het Uwv een ambtshalve herbeoordeling uitgevoerd. De werknemer heeft daartoe in augustus 2018 een vragenformulier Sociaal Medische Zaken ingevuld. In een rapport van 3 december 2018 heeft een verzekeringsarts de belastbaarheid van de werknemer vastgesteld. Hij concludeert op basis van dossieronderzoek dat er geen benutbare mogelijkheden zijn per 20 augustus 2019. Bij besluit van 1 februari 2019 heeft het Uwv bepaald dat de werknemer vanaf 20 augustus 2018 volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is en in aanmerking komt voor een IVA-uitkering. De werknemer is hierna opgeroepen voor het spreekuur van de verzekeringsarts omdat de eerdere beoordeling volgens het Uwv niet juist was. Vervolgens heeft ook een arbeidskundige beoordeling plaatsgevonden. In een besluit van 10 september 2019 heeft het Uwv vastgesteld dat de mate van arbeidsongeschiktheid niet is gewijzigd, dat de werknemer 80 tot 100% arbeidsongeschikt is en er geen of een kleine kans is op herstel. Dit besluit komt in de plaats van het besluit van 1 februari 2019.
3. Bij besluit van 9 april 2020 heeft het UWV het bezwaar van eiseres gegrond verklaard, in die zin dat de werknemer per (eerdere) datum 14 augustus 2018 in aanmerking komt voor een IVA-uitkering.
4. Eiseres heeft tegen dat besluit beroep ingesteld. Deze rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het besluit vernietigd en het Uwv opgedragen een nieuwe beslissing te nemen. [1] Het Uwv heeft naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gemotiveerd waarom geen aanleiding bestaat om de IVA-uitkering met terugwerkende kracht toe te kennen. Het Uwv moet in het kader van de medische heroverweging in bezwaar medische informatie opvragen bij de specialist(en) bij wie de werknemer na 2014 onder behandeling is geweest. Die informatie moet het Uwv betrekken bij de beoordeling van de datum van volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid bij de werknemer.
5. Vervolgens heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep op 30 juni 2021 een rapportage opgesteld, waarin is vastgesteld dat duurzaamheid van de beperkingen van de werknemer in 2014 plausibel is. Naar aanleiding van dit rapport heeft het Uwv in het besluit van 3 augustus 2021 (het bestreden besluit) de ingangsdatum van de IVA-uitkering gewijzigd naar 14 augustus 2017. [2] Verder is er volgens het Uwv geen sprake van een bijzonder geval zoals bedoeld in artikel 64, elfde lid, tweede volzin, van de Wet WIA. Het Uwv verwijst hiervoor naar de uitspraak van deze rechtbank van 8 maart 2021 en geeft aan dat eiseres daarna geen gegevens heeft overgelegd waaruit blijkt dat wel sprake is van een bijzonder geval.
6. Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
7. De rechtbank heeft het beroep op 13 januari 2022 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

8. Eiseres voert aan dat artikel 64 van de Wet WIA niet van toepassing is, omdat dit artikel gaat over een aanvraag van een WIA-uitkering. Eiseres voert aan dat er in dit geval geen sprake is van een aanvraag, want de werknemer krijgt al sinds 2009 een uitkering.
9. Artikel 64, elfde en twaalfde lid van de Wet WIA beperken de terugwerkende kracht bij het alsnog toekennen van een uitkering tot 52 weken, tenzij sprake is van een bijzonder geval. De rechtbank is van oordeel dat artikel 64, twaalfde lid van de Wet WIA ook van toepassing is in het geval dat het Uwv ambtshalve heeft vastgesteld dat de werknemer volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is en in aanmerking komt voor een IVA-uitkering. Uit de wetsgeschiedenis blijkt namelijk dat artikel 64, twaalfde lid van de Wet WIA opgenomen is voor de situatie dat geen sprake is van een aanvraag, maar het Uwv dit ambtshalve vaststelt. [3] Gelet op de wetsgeschiedenis is de beperking in terugwerkende kracht door overeenkomstige toepassing van artikel 64, elfde lid van de Wet WIA ook bij een (laattijdige) ambtshalve vaststelling door het Uwv dus uitdrukkelijk door de wetgever beoogd.
10. In deze procedure staat verder ter beoordeling of het Uwv zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat er geen sprake is van een bijzonder geval zoals bedoeld in artikel 64, elfde lid, tweede volzin, van de Wet WIA. Eiseres verwijst naar het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 30 juni 2021, waarin hij plausibel acht dat de werknemer al sinds 2014 duurzaam arbeidsongeschikt is. Volgens eiseres had het Uwv hierin een bijzonder geval moeten zien en de ingangsdatum moeten vervroegen naar 2014. Eiseres verwijst ter onderbouwing van haar standpunt naar de uitspraak van 11 oktober 2018 van de rechtbank Gelderland. [4]
11. Het Uwv stelt zich op het standpunt dat reeds door deze rechtbank in de uitspraak van 8 maart 2021 is geoordeeld dat er geen sprake is van een bijzonder geval en dat eiseres geen gegevens heeft overgelegd waaruit blijkt dat wél sprake is van een bijzonder geval. Volgens het Uwv had het op de weg van eiseres of de werknemer gelegen om (eerder) bij het Uwv een beoordeling van de arbeidsongeschiktheid aan te vragen.
12. In de uitspraak van 8 maart 2021 heeft de rechtbank geoordeeld dat het ontbreken van een herbeoordeling van de werknemer door het Uwv terwijl dit wel was aanbevolen, geen bijzonder geval is. In die uitspraak is dus niet beoordeeld of de inhoud van het rapport van 30 juni 2021 maakt dat toch sprake is van een bijzonder geval.
13. Er is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van een bijzonder geval als bedoeld in artikel 64, elfde lid, tweede volzin, van de Wet WIA, op grond waarvan toekenning met meer dan één jaar terugwerkende kracht mogelijk is. Uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) volgt dat het begrip ‘bijzonder geval’ naar zijn aard restrictief moet worden uitgelegd. [5] Van een bijzonder geval kan sprake zijn indien de betrokken verzekerde wat betreft de verlate aanvraag redelijkerwijs gesproken niet kan worden geacht in verzuim te zijn geweest. [6]
14. De rechtbank ziet in het oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 30 juni 2021 over de duurzaamheid geen bijzondere omstandigheid voor een verdergaande terugwerkende kracht. Uit artikel 48, eerste lid onder a, van de Wet WIA volgt weliswaar dat indien aan de voorwaarden van dit artikel is voldaan, met onmiddellijke ingang alsnog recht op een IVA-uitkering ontstaat. Desondanks wordt eventuele terugwerkende kracht echter beperkt door artikel 64, elfde en twaalfde lid, van de Wet WIA. Eiseres heeft geen aanvraag of verzoek om herbeoordeling ingediend zoals bedoeld in het elfde lid, maar heeft bezwaar gemaakt tegen het ambtshalve genomen besluit van 1 februari 2019. De rechtbank acht van belang dat eiseres eerder om een herbeoordeling had kunnen vragen. Niet is gebleken dat eiseres hiertoe niet in staat was. Gelet hierop heeft het Uwv in het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 30 juni 2021 geen bijzonder geval hoeven zien waardoor de ingangsdatum voor de IVA-uitkering naar een datum in 2014 moet worden vervroegd. De verwijzing naar de uitspraak van de rechtbank Gelderland verandert het voorgaande niet. Deze rechtbank heeft in de uitspraak van 8 maart 2021 immers, anders dan de rechtbank Gelderland, geoordeeld dat het gebrek aan ambtshalve heronderzoek door het Uwv geen bijzonder geval is. Eiseres heeft tegen deze uitspraak geen hoger beroep ingesteld.
15. Het beroep is ongegrond.
16. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, rechter, in aanwezigheid van mr. L.L. Hol, griffier. De uitspraak is uitgesproken op 27 januari 2022 en bekend gemaakt middels publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van deze rechtbank van 8 maart 2021, UTR 20/1918.
2.Op grond van artikel 64, elfde lid, eerste volzin, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, waarin staat dat het recht op een uitkering op grond van deze wet niet kan worden vastgesteld over perioden gelegen 52 weken voorafgaand aan de dag waarop de aanvraag om een uitkering werd ingediend.
3.Zie Memorie van Toelichting bij de Verzamelwet SZW-wetgeving 2009, Kamerstukken 31811, nr. 3, artikel III Wijziging Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen,
5.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 29 maart 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:1211.
6.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 8 april 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:790.