5.3.1.In de Memorie van Toelichting bij de Wet WIA (Tweede Kamer, vergaderjaar 2004‑2005, 30 064, nr. 3, p. 34), voor zover hier van belang, is vermeld dat in het nieuwe stelsel geen sprake meer is van wettelijke periodieke herbeoordelingen. Bij iedere claimbeoordeling zal bezien worden wat de datum van een volgende claimbeoordeling, een professionele herbeoordeling, is. Dit hangt af van de prognose van de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige met betrekking tot herstel van de gezondheid of van functionele mogelijkheden. Een professionele herbeoordeling is een beoordeling op aangeven van de verzekeringsarts of arbeidsdeskundige, of omdat betrokkene er zelf om verzoekt. Hieruit leidt de rechtbank af dat, hoewel op grond van de Wet WIA geen verplichting tot herbeoordeling bestaat, indien een verzekeringsarts of arbeidsdeskundige aangeeft dat op een bepaald moment een herbeoordeling dient plaats te vinden, dit daadwerkelijk dient te leiden tot een professionele herbeoordeling.
5.3.2.Het is de taak van verweerder om vast te stellen of een verzekerde recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering en zo ja, om welke uitkering het gaat. In dat kader heeft de verzekeringsarts in augustus 2009 geconcludeerd dat een medisch heronderzoek aan de orde was over één jaar. Hieruit kan worden afgeleid dat deze verzekeringsarts heeft beoogd een medisch heronderzoek te indiceren na het verstrijken van één jaar, zodat een professionele herbeoordeling was aangewezen in augustus 2010. Verweerder heeft dan ook onzorgvuldig gehandeld door niet in augustus 2010 opnieuw de belastbaarheid van de werknemer te onderzoeken, maar hiertoe pas over te gaan nadat eiseres hierom had verzocht.
5.3.3.In het kader van de op verzoek van eiseres uitgevoerde herbeoordeling in 2016 heeft verzekeringsarts bezwaar en beroep Klompjan vastgesteld dat bij de werknemer reeds per 3 augustus 2010 medisch gezien geen verbetering van de belastbaarheid was te verwachten. Dat er bij de werknemer op dat moment al sprake was van volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid wordt door verweerder thans ook niet betwist. Het standpunt van verweerder dat er geen aanleiding is om de IVA-uitkering toe te kennen met verdergaande terugwerkende kracht dan tot 3 oktober 2012, volgt de rechtbank, mede gelet op de vaststelling onder 5.3.2 dat ten onrechte een professionele herbeoordeling in augustus 2010 achterwege is gelaten, dan ook niet.
6. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit voor zover daarbij 3 oktober 2012 als ingangsdatum voor de IVA-uitkering van de werknemer is gekozen. De rechtbank ziet aanleiding zelf in de zaak te voorzien en zal de ingangsdatum van de IVA-uitkering vaststellen op 3 augustus 2010. Deze uitspraak treedt in de plaats van het vernietigde deel van het bestreden besluit. Verweerder behoeft derhalve geen nieuw besluit te nemen.
7. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
8. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.002,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 501,- en een wegingsfactor 1).
9. Voor zover eiseres tevens een verzoek tot vergoeding van de geleden schade heeft ingediend, bestaande uit de ten onrechte betaalde premie WGA-lasten van de gedifferentieerde premie Werkhervattingskas aan de Belastingdienst, overweegt de rechtbank dat dit verzoek thans onvoldoende is onderbouwd om door de rechtbank op te kunnen beslissen. Eisers heeft niet inzichtelijk gemaakt wat de hoogte is van de ten onrechte afgedragen premies. De rechtbank zal dit verzoek dan ook afwijzen. Eiseres kan zich conform het bepaalde in artikel 8:90, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht met een nader onderbouwd verzoek tot schadevergoeding wenden tot verweerder.