ECLI:NL:RBMNE:2022:3437

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 augustus 2022
Publicatiedatum
25 augustus 2022
Zaaknummer
UTR 22/69
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking bijstandsuitkering wegens verblijf in het buitenland zonder dringende reden

In deze zaak beoordeelt de Rechtbank Midden-Nederland het beroep van eiseres tegen de intrekking van haar recht op bijstand over de periode van 5 augustus 2021 tot en met 7 september 2021. Eiseres verbleef in deze periode in het buitenland, waar zij met haar verstandelijk gehandicapte dochter naartoe was gereisd vanwege een noodsituatie. De rechtbank heeft op 18 augustus 2022 de mondelinge uitspraak gedaan, waarin het beroep van eiseres ongegrond werd verklaard. De rechtbank oordeelde dat eiseres langer dan vier weken buiten Nederland verbleef, wat in principe leidt tot het verlies van recht op bijstandsuitkering, tenzij er dringende redenen zijn.

Eiseres voerde aan dat haar situatie als dringende reden moest worden beschouwd, omdat zij haar dochter in een acute noodsituatie wilde helpen. De rechtbank stelde echter vast dat de noodsituatie betrekking had op de dochter en niet op eiseres zelf. De rechtbank benadrukte dat de hoofdregel is dat iemand die langer dan vier weken in het buitenland verblijft geen recht heeft op bijstand, en dat het aan eiseres was om aan te tonen dat er sprake was van dringende redenen. De rechtbank concludeerde dat de reden voor het verblijf in Tunesië niet voldeed aan de criteria voor dringende redenen, vooral omdat de gezondheidssituatie van de dochter niet leidde tot een levensbedreigende situatie voor eiseres zelf.

De rechtbank oordeelde verder dat de omstandigheden rondom de coronapandemie op zichzelf ook geen dringende reden opleverden voor het behoud van de bijstandsuitkering. Eiseres had niet tijdig kunnen terugkeren naar Nederland vanwege corona, maar dit voldeed niet aan de vereisten voor het verkrijgen van bijstand. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Almere
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/69
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 augustus 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere (verweerder)

(gemachtigde: P.J.M. Hendriks).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres van 5 januari 2022. Dit beroep richt zich tegen de intrekking van het recht op bijstand over de periode van 5 augustus 2021 tot en met 7 september 2021 en de terugvordering van een bedrag van € 892,53 aan betaalde bijstand over de periode van 5 augustus 2021 tot en met 31 augustus 2021.
In het bestreden besluit van 25 november 2021 blijft verweerder bij dat besluit.
De rechtbank heeft het beroep op 18 augustus 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, bijgestaan door [A] en de gemachtigde van verweerder.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Eiseres heeft in de periode van 8 juli 2021 tot en met 7 september 2021 in het buitenland verbleven. Eiseres heeft aangevoerd dat zij langer dan een periode van vier weken buiten Nederland heeft verbleven omdat sprake was van een bijzondere situatie. Zij wil graag dat gekeken wordt naar de reden van haar vertrek naar Tunesië en de reden waarom zij daar langer is gebleven. Zij is namelijk met haar verstandelijk gehandicapte, verslaafde dochter naar Tunesië gereisd om het leven van haar dochter te redden. Om die reden vindt eiseres dat haar uitkering niet mag worden ingetrokken en teruggevorderd.
3. Iemand die langer dan een aaneengesloten periode van vier weken buiten Nederland verblijft, heeft geen recht op een bijstandsuitkering. [1] Dat is de hoofdregel. Op die hoofdregel is een uitzondering. Als er dringende redenen bestaan, kan er toch recht zijn op een bijstandsuitkering. [2] Iemand kan alleen een bijstandsuitkering krijgen vanwege dringende redenen als aan de volgende voorwaarden is voldaan;
- er is sprake van een acute noodsituatie waardoor iemand in armoede terecht is gekomen; en
- die armoede kan alleen worden opgelost door het verlenen van een bijstandsuitkering.
De hoogste rechter in dit soort zaken heeft geoordeeld dat er alleen een acute noodsituatie is als de situatie levensbedreigend is of als iemand blijvend invalide kan raken of blijvend ernstig gewond kan raken (geestelijk of lichamelijk). [3]
4. Omdat het bij bijstandsverlening op grond van dringende redenen om een uitzonderingsbepaling gaat, is het aan eiseres om aannemelijk te maken dat hiervan sprake is. [4] Verder is van belang dat de dringende redenen betrekking moeten hebben op de persoon die bijstand wil ontvangen. [5] Als er dringende redenen zijn, kan verweerder bijstand verlenen. Het is aan verweerder om te beoordelen of sprake is van dringende redenen op grond waarvan bijstand verleend moet worden. In dat geval mag de rechter beoordelen of dat besluit niet onredelijk is.
5. Verweerder heeft uitgelegd dat er volgens hem geen acute noodsituatie voor eiseres is. Er was wel sprake van een noodsituatie, maar die had betrekking op de dochter van eiseres en niet op eiseres. Hoewel begrijpelijk is dat eiseres zich gedwongen heeft gevoeld om met haar dochter naar Tunesië te gaan, is dat geen situatie waarin het leven van eiseres zelf werd bedreigd, of een situatie waarin zij zelf blijvend invalide of ernstig gewond zou raken.
6. Daar komt bij dat de reden om naar Tunesië te gaan weliswaar de gezondheidssituatie van de dochter van eiseres was, maar eiseres is niet tijdig teruggekeerd naar Nederland omdat zij op dat moment Corona had. Daardoor mocht zij op dat moment niet terugreizen naar Nederland. In de rechtspraak is al door meerdere rechtbanken geoordeeld dat de bijzondere situatie rondom Corona op zichzelf geen dringende reden oplevert, als iemand daardoor niet mag reizen. Ook in die situatie is het aan de betrokkene om aannemelijk te maken dat wordt voldaan aan de voorwaarden die hiervoor ook genoemd zijn onder 2. [6] Daar is niet van gebleken. Verder vindt de rechtbank het ook van belang dat de uitkering van de dochter van eiseres niet is gekort, terwijl ook zij te lang in het buitenland heeft verbleven. Ter zitting heeft verweerder laten weten dat hij de uitkering van de dochter van eiseres ook niet alsnog zal intrekken of terugvorderen om deze reden. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het besluit van verweerder om geen bijstand te verlenen op grond van dringende redenen niet onredelijk is.
7. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van mr. C. ten Klooster, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 18 augustus 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit staat in artikel 13, eerste lid, aanhef en onder e, van de Participatiewet.
2.Op grond van artikel 16, eerste lid, van de Participatiewet.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 19 juli 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:1682
4.Zie de uitspraak van de CRvB van 25 januari 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:253
5.Zie de uitspraak van de CRvB 6 mei 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:1680
6.Zie bijvoorbeeld uitspraken van de rechtbank Oost-Brabant van 22 april 2022, ECLI:NL:RBOBR:2022:1562; van de rechtbank Rotterdam van 2 december 2021, ECLI:NL:RBROT:2021:12181 en van de rechtbank Limburg van 14 juli 2021, ECLI:NL:RBLIM:2021:5666.